ECLI:NL:RBNHO:2025:12044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
HAA 25/3853 en HAA 25/4164
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in omgevingsvergunningzaak

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 22 oktober 2025, wordt het beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaarschrift door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen behandeld. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor het uitbreiden en veranderen van een schoolgebouw aan de Willem de Zwijgerlaan 110 in Santpoort-Zuid. Eisers, bestaande uit meerdere personen uit Santpoort-Zuid, hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning, maar het college heeft hun bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 14 oktober 2025, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat het college voldoende heeft aangetoond dat het elektronisch bezwaarformulier op de website van de gemeente beschikbaar was en dat er geen storingen waren op de dag dat eisers probeerden bezwaar te maken. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 25/3853 (voorlopige voorziening) en HAA 25/4164 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 oktober 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser 1] ,

[eiser 2] ,

[eiser 3] ,
[eiser 4] ,
[eiser 5] ,
[eiser 6] ,
allen uit Santpoort-Zuid, eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen

(gemachtigde: mr. R.A.J. de Jong).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: de stichting
Stichting IJmareuit Zwolle (derde-partij)
(gemachtigde: M.J.M. Blankvoort).

Procesverloop

1.1.
Deze uitspraak gaat over de aan derde-partij verleende omgevingsvergunning voor het uitbreiden en veranderen van het schoolgebouw aan de Willem de Zwijgerlaan 110 in Santpoort-Zuid. Eisers zijn het hiermee niet eens.
1.2.
Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Bij het besluit van 11 september 2025 (het bestreden besluit) heeft het college het door eisers gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen [eiser 1] namens eisers. Het college is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde. Namens derde-partij heeft deelgenomen [naam] , bijgestaan door voornoemde gemachtigde.
1.5.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eisers daartegen. [1]

Samenvatting

2. De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het college heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift aan eisers kan worden toegerekend, zodat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond.
Omdat de voorzieningenrechter uitspraak doet op het beroep, wijst zij het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het bestreden besluit
3. In het bestreden besluit heeft het college het door eisers gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ingediend. Het college acht de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Eisers hebben aangevoerd dat het elektronisch formulier waarmee volgens de publicatie bezwaar kan worden gemaakt, niet vindbaar was op de website van de gemeente (www.velsen.nl). Navraag bij de afdeling automatisering en controle van de gemeentelijke website leert dat de geboden mogelijkheid om via een elektronisch formulier via de website van de gemeente een bezwaarschrift in te dienen open staat en stond. Er zijn geen storingen van het systeem bekend, ook niet op maandag 1 september 2025. Verder stond ook de mogelijkheid open om op andere wijze bezwaar te maken, te weten door verzending per post of afgifte bij het gemeentehuis. Dat kon ook op maandag 1 september 2025.
Te laat bezwaar
4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat ter zitting is bevestigd dat tussen partijen niet in geschil is dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het besluit waarbij de omgevingsvergunning is verleend is op 21 juli 2025 aan derde-partij bekendgemaakt door verzending. De termijn voor het indienen van bezwaar is derhalve aangevangen op 22 juli 2025 en geëindigd op 1 september 2025. Het bezwaarschrift is gedateerd 2 september 2025 en ook op die datum per e-mailbericht bij het college ingediend.
4.2.
Partijen worden verdeeld gehouden door de vraag of de termijnoverschrijding al dan niet verschoonbaar is.
Formulier onvindbaar
5.1.
Eisers voeren aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Eisers hebben op maandag 1 september 2025 tot ’s avonds laat geprobeerd op de website van de gemeente Velsen het elektronisch bezwaarformulier te vinden, maar het bleef onvindbaar. Bij de zoekterm ‘bezwaar’ werd steeds alleen het bezwaar tegen het maken van een uitkering inzake een bijstandsuitkering vermeld. Op woensdag 4 september 2025 heeft een ambtenaar van de Afdeling Stedenbouw ook bevestigd dat het formulier onvindbaar was. Uit het bestreden besluit blijkt dat het college de Afdeling Automatisering heeft moeten raadplegen om te controleren of het formulier vindbaar was. Burgers hebben tot die Afdeling geen toegang. De tekortkoming in de opzet van het ICT-systeem maakt de termijnoverschrijding verschoonbaar als bedoeld in artikel 6:11 Awb, aldus eisers. Verder is het redelijk om hier een vergelijkbare afweging te maken als in artikel 8 van het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht, waarin is opgenomen dat bij een verstoring van de toegang tot een digitaal systeem voor gegevensverwerking van de rechterlijke instanties een daardoor veroorzaakte overschrijding verschoonbaar is.
5.2.1.
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.3. van de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) van 30 januari 2024 [2] , overweegt de voorzieningenrechter dat het niet tijdig indienen van een bezwaar- of beroepschrift niet aan de indiener kan worden toegerekend als deze daarvan geen verwijt kan worden gemaakt. Dat is in elk geval zo als moet worden vastgesteld dat er een duidelijke verhindering voor de indiener was om tijdig bezwaar te maken.
5.2.2.
Van die situatie is hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Het college heeft afdoende gemotiveerd dat uit intern onderzoek dat naar aanleiding van het betoog van eisers over de onvindbaarheid van het formulier is uitgevoerd, is gebleken dat het elektronisch formulier op 1 september 2025 vindbaar én beschikbaar was. Het college heeft aannemelijk gemaakt dat van een storing in het systeem op maandag 1 september 2025 – de dag waarvan eisers hebben aangegeven dat het de dag is waarop zij hebben geprobeerd het formulier te vinden – geen sprake was. Daarom is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een duidelijke verhindering voor eisers om tijdig bezwaar te maken. Het college heeft in het betoog van eisers derhalve geen aanleiding hoeven zien de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Bovendien staat vast dat voor eisers ook andere manieren hebben opengestaan om (tijdig) hun bezwaren tegen de verleende omgevingsvergunning kenbaar te maken, bijvoorbeeld door het sturen van een mail, een bezwaarschrift per post of het afgeven van een bezwaarschrift bij de balie op het gemeentehuis.
Eén dag
6.1.
Eisers betogen verder dat onbegrijpelijk is dat het college in de omstandigheid dat de termijn met slechts één dag is overschreden geen aanleiding heeft gezien de overschrijding verschoonbaar te achten.
6.2.1.
Onder verdere verwijzing naar rechtsoverweging 3.3. van de hiervoor aangehaalde uitspraak van het CBB overweegt de voorzieningenrechter dat de term “redelijkerwijs” in artikel 6:11 Awb het bestuursorgaan en de bestuursrechter enige ruimte biedt om ook in gevallen waarin sprake is van een slechts geringe verwijtbaarheid met betrekking tot de termijnoverschrijding, deze niet aan de indiener toe te rekenen. Of sprake is van een geringe verwijtbaarheid is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Een belangrijke factor is de hoedanigheid van de indiener. De mate van deskundigheid en professionaliteit van de burger, de onderneming, de belangenorganisatie of een andere betrokken entiteit weegt eveneens mee. Bij de beoordeling of van een geringe verwijtbaarheid sprake is, is ook de omvang van de termijnoverschrijding een belangrijke factor. Aan andere factoren kan onder omstandigheden eveneens betekenis toekomen.
Indien het bestuursorgaan of de bestuursrechter tot het oordeel komt dat sprake is van een geringe verwijtbaarheid is vervolgens de partijconstellatie van belang. Bij een besluit waarbij de rechtszekerheid van actuele of potentiële derden met een tegengesteld belang niet of nauwelijks in het geding is, zal er doorgaans meer ruimte zijn om verschoonbaarheid aan te nemen. De positie van het bestuursorgaan is in dit kader eveneens relevant. Mede afhankelijk van de aard van de aan het bestuursorgaan toevertrouwde (algemene) belangen die met het besluit zijn gemoeid, kan het bestuursorgaan een groot belang hebben bij het verkrijgen van zekerheid over de vraag of dat besluit wel of niet (al) in rechte onaantastbaar is geworden.
6.2.2.
De voorzieningenrechter stelt vast, hetgeen door het college ter zitting ook is bevestigd, dat het college eisers van de termijnoverschrijding een gering verwijt maakt. Het college is er daarbij volgens de voorzieningenrechter terecht vanuit gegaan dat sprake is van een geringe termijnoverschrijding en dat de eisers en namens hen, de indiener, allen burgers zijn. Het woord in deze procedure wordt namens eisers gevoerd door de in de aanhef van deze uitspraak eerstgenoemde persoon, een (voormalig want gepensioneerd) raadsheer van het gerechtshof Amsterdam. Derde-partij betoogt dat daarom de lat voor de beoordeling van de verwijtbaarheid hoger ligt, maar daar volgt de voorzieningenrechter derde-partij niet. Bedoelde persoon is weliswaar (zeer) juridisch onderlegd, maar hij is niet aan te merken als een professioneel rechtshulpverlener als bedoeld in rechtsoverweging 5.1 van de hiervoor aangehaalde uitspraak van het CBB, te weten: de derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en voor wiens werkzaamheden dus een kostenveroordeling op grond van het Bpb kan worden uitgesproken. Omdat geen sprake is van een professioneel rechtshulpverlener, ligt de lag bij het beoordelen van de verschoonbaarheid niet hoger en geldt de op het individueel geval gerichte contextuele benadering voor het handelen of nalaten van de betrokkene zelf, zoals die beoordeling door het college ook is uitgevoerd.
6.2.3.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het college, ondanks de geringe verwijtbaarheid van de indiener(s) van het bezwaarschrift, de geringe termijnoverschrijding van één dag niet verschoonbaar heeft hoeven achten. De partijconstellatie staat daar aan in de weg. Het gaat hier immers om een besluit waarbij de rechtszekerheid van derde-partij als vergunninghouder en in het verlengde daarvan de gebruikers van het schoolgebouw in het geding is. De omstandigheid dat – zoals eisers betogen – bij het verlenen van de omgevingsvergunning met de belangen van de vergunninghouder (en potentiële gebruikers van het schoolgebouw) reeds rekening is gehouden, doet daaraan niet af. Het argument van de partijconstellatie ziet immers op de rechtszekerheid, een belang dat niet eerder is meegewogen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.