ECLI:NL:RBNHO:2025:12123

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
15/239918-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ISD-maatregel en terugkeer naar Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan over de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel van een betrokkene, die momenteel gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen. De rechtbank moest beoordelen of de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) voldoende inspanningen heeft verricht voor de terugkeer van de betrokkene naar Roemenië. De rechtbank constateerde dat de PI niet had voldaan aan de instructies van het gerechtshof Amsterdam, dat eerder had bepaald dat er een tussentijdse beoordeling moest plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel niet onmiddellijk beëindigd kon worden, omdat dit zou leiden tot onveiligheid en overlast. Echter, de rechtbank concludeerde dat een beëindiging van de maatregel per 1 december 2025, rekening houdend met de tijd die DT&V nodig heeft voor het verkrijgen van een vervangend reisdocument, wel mogelijk was. De rechtbank benadrukte dat de betrokkene, die openstaat voor terugkeer, bij zijn familie in Roemenië kan verblijven en daar een kans op werk en sociale voorzieningen heeft. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK noord-holland

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/239918-24
Uitspraakdatum: 14 oktober 2025
Beslissing ex artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 maart 2025 waarin aan de betrokkene:
[betrokkene],
geboren op [geboorteplaats en -datum] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in PI Veenhuizen, Groot Bankenbosch,
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) is opgelegd voor één jaar en waarbij het gerechtshof tevens heeft bepaald dat er een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 18 oktober 2024 waarin aan de betrokkene de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd voor de duur van twee jaren;
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 maart 2025 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHAMS:2025:767), waarin aan de betrokkene de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd voor de duur van één jaar en waarbij is beslist tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel binnen zes maanden;
  • het uitgebrachte toetsingsverslag van 22 juli 2025, opgemaakt door [naam 1] , plaatsvervangend vestigingsdirecteur, en [naam 2] , senior casemanager ISD, beiden verbonden aan de PI Veenhuizen. Bij dit verslag is een informatieformulier van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) over de betrokkene van 22 juli 2025 gevoegd.
Tijdens de behandeling op de openbare terechtzitting van 30 september 2025 zijn gehoord de betrokkene, zijn raadsman mr. L.R. Rommy en de officier van justitie mr. S. van Driel.
Daarnaast is eerdergenoemde [naam 2] als deskundige ter zitting gehoord.

2.Het standpunt van de inrichting

In het toetsingsverslag en het informatieformulier van 22 juli 2025 van DT&V over de betrokkene staat meer het volgende.
Toetsingsverslag:
Bij besluit van 29 augustus 2024 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is het rechtmatig verblijf van de betrokkene beëindigd. Vanwege de VRIS-status is de betrokkene na de veroordeling tot de maatregel overgeplaatst naar de ISD voor vreemdelingen in Veenhuizen, waar hij sinds 9 mei 2025 op locatie Groot Bankenbosch verblijft. Hij zal na ommekomst van de maatregel door de DT&V uit Nederland worden verwijderd.
De betrokkene maakt gebruik van de verslavingsbegeleiding van Terwille Verslavingszorg en heeft een Roemeens sprekende maatschappelijk werker. Ook staat hij open voor de hulpverlening van de AA-medewerkers. Onlangs heeft hij aangegeven graag alvast te willen starten met het maken van een perspectiefplan via de organisatie Zinso. Hij is hiervoor aangemeld, waardoor we verwachten dat hij binnenkort met deze interventie gaat starten.
Aangezien betrokkene nog maar kort in de maatregel en in de ISD-VRIS-inrichting te Veenhuizen verblijft, veronderstellen we dat er meer tijd nodig is om de interventies effectief te laten zijn ter voorkoming van recidive. Op grond daarvan adviseren we het volledige jaar ISD daarvoor te benutten en adviseren daarom voortzetting van de maatregel.
Informatie DT&V:
Gezien de aanwezigheid van een kopie geldig identiteitskaart Roemenië en een LP (
de rechtbank begrijpt: een laissez-passer) voor Roemenië zullen de autoriteiten van Roemenië wederom verzocht worden om afgifte van een vervangend reisdocument waarmee een terugkeer kan worden bewerkstelligd. Het verzoek om een vervangend reisdocument zal worden ingediend zodra de rechtspraak of DJI aangeeft dat betrokkene gereed is voor een terugkeer naar Roemenië. Voor het verkrijgen van een vervangend reisdocument Roemenië en het realiseren van de daadwerkelijke terugkeer naar Roemenië dient rekening te worden gehouden met een tijdsduur van ongeveer vier weken. Tijdens de gesprekken met DT&V heeft betrokkene aangegeven zonder verzet en vrijwillig naar Roemenië te willen terugkeren.
De getuige, mevrouw [naam 2] , heeft ter terechtzitting het toetsingsverslag als volgt toegelicht en verduidelijkt.
Ik beschik niet over het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 11 maart 2025. De Penitentiaire Inrichting (PI) heeft de opdracht dan ook niet opgevat als een tussentijdse toets naar de noodzaak van de voortzetting van de maatregel in het licht van de terugkeer. De PI geeft gehoor aan de doelstelling van de maatregel voor de duur van één jaar en neemt de daarvoor geldende richtlijn (Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers) in acht. Uitgangspunt is dat in ieder geval een jaar nodig is om de maatregel effectief te laten zijn. Daarom gaat de PI uit van voortzetting. In het advies is een stand van zaken gegeven en het advies is in lijn met de doelstelling en de richtlijn.
DT&V is bekend met de einddatum van de maatregel en zal ruim van tevoren de papieren in orde maken. Bij EU-onderdanen wordt nooit voor het einde van het eerste jaar aan de staatssecretaris gevraagd om de maatregel te beëindigen. Dat volgt uit de richtlijn. Als de rechtbank nu beëindigt dan gaan we dat nu in gang zetten.
De betrokkene werkt mee aan interventies en zijn gedrag is goed. Hij geeft aan dat hij terug kan en wil naar Roemenië. Ik weet niet in hoeverre dat echt zo is. Hij is eerder uitgezet en teruggekeerd naar Nederland. Ik weet niet of hij nu al voldoende heeft meegekregen om niet terug te vallen in oude patronen. Het klopt dat de betrokkene in het begin verward gedrag vertoonde. Hij moest wennen. Nadere diagnostiek is niet nodig. Omdat sprake zou zijn van verslavingsproblematiek heeft hij inzichtgevende gesprekken met Terwille. Sinds kort krijgt hij ook running therapie gericht op mentale verbetering. En Zinso begeleidt hem bij het maken van een toekomstperspectiefplan. Of zo’n plan nodig is voordat een advies aan de staatssecretaris kan worden gegeven om de maatregel te beëindigen, hangt van de betrokkene af. Maar hij zal sowieso vertrekken als de maatregel na één jaar eindigt. Tot die tijd gaan de gesprekken met Terwille door. Met name bij verslavingsproblematiek is het altijd goed om daarover te blijven praten.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet en heeft dit als volgt toegelicht:
Als de maatregel nu wordt beëindigd, dan belandt de betrokkene op straat of in vreemdelingendetentie. Het is mij niet geheel duidelijk geworden of terugkeer op zo’n wijze kan worden gerealiseerd dat hij zich in Roemenië staande kan houden. Om die reden vraag ik om voortduring met – als mogelijk – een aanwijzing om terugkeer zo spoedig mogelijk in werking te stellen.

4.Het standpunt van de betrokkene en zijn raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel op korte termijn moet worden beëindigd en heeft dit als volgt toegelicht:
Juist het arrest van het gerechtshof is van belang. Het verbaast mij dat de PI daar niet over beschikt. Het hof oordeelde dat – gelet op de beoogde proportionaliteit van de maatregel – nu getoetst moet worden “
wat er zowel door DT&V als de betrokkene is ondernomen, of dat redelijkerwijs kan worden aangemerkt als voldoende inspanning, wat er nog nodig is om terugkeer van de verdachte naar Roemenië mogelijk te maken, en in het bijzonder of met inachtneming van één en ander voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel nog gerechtvaardigd is. Het hof schat in dat een periode van (minimaal) een jaar in beginsel nodig is om te voldoen aan het belangrijke doel van juist de VRIS/ISD, te weten het uitzetten van de verdachte.” De PI gaat uit van een mandaat voor een jaar, maar volgens het arrest moet cliënt terugkeren naar Roemenië, zodra repatriëring mogelijk is. DT&V heeft aangegeven vier weken nodig te hebben voor het verkrijgen van een vervangend reisdocument en dat het wachten is op instructie vanuit de rechtspraak of DJI. Dat de betrokkene nog therapie volgt neemt niet weg dat de maatregel voor personen zonder verblijfsstatus is gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Een abrupte beëindiging zal leiden tot problemen omdat de betrokkene dan op straat belandt, maar het zou mogelijk moeten zijn om te beëindigen op een termijn waarbij rekening wordt gehouden met de benodigde tijd om de repatriëring van cliënt te organiseren.

5.De beoordeling

In artikel 38m lid 2 Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beëindiging van de recidive van de betrokkene en tot beveiliging van de maatschappij in het algemeen. Bij deze tussentijdse toetsing toetst de rechtbank of beëindiging van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Als dat het geval is, moet de rechtbank beoordelen of voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de betrokkene ligt. In dat geval zal de rechtbank de maatregel in beginsel beëindigen.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Bij de PI was kennelijk niet bekend dat de oplegging van de maatregel voor de duur van één jaar door het gerechtshof, ook een tussentijdse opdracht behelsde om binnen zes maanden te toetsen of voortzetting van de maatregel nog gerechtvaardigd is. Het gerechtshof heeft uitdrukkelijk geoordeeld dat bij die tussentijdse toets onder andere beoordeeld moet worden of DT&V voldoende inspanningen heeft verricht om veroordeelde te doen terugkeren naar Roemenië en wat eventueel nog nodig is om zijn terugkeer mogelijk te maken.
In het ISD-traject van de betrokkene is met de instructies van het gerechtshof geen rekening gehouden. De PI is op grond van de richtlijn uitgegaan van een minimale duur van de ISD-maatregel van een jaar. Uit de stukken volgt verder dat DT&V nog geen vervangend reisdocument heeft aangevraagd omdat zij wachten op een signaal van de rechtspraak of DJI dat de betrokkene gereed is voor een terugkeer naar Roemenië.
In het toetsingsverslag staat dat wordt verondersteld dat er meer tijd nodig is om de interventies effectief te laten zijn ter voorkoming van recidive, simpelweg omdat er nog maar een korte tijd is verstreken sinds de start van de maatregel. Dat er doorgaans meer dan circa vijf maanden nodig is om interventies blijvend effectief te laten zijn, wordt door de rechtbank onderschreven. Voortzetting van de maatregel is in het kader van voorkoming van recidive nog zinvol te noemen, omdat de betrokkene nog hulpverlening ontvangt en daarvoor momenteel ook openstaat.
Tegelijkertijd zijn er voor DT&V geen beletsels om de terugkeer van de betrokkene daadwerkelijk te effectueren. Er moet enkel nog een vervangend reisdocument voor de betrokkene worden verkregen, wat naar verwachting vier weken duurt. De betrokkene heeft familie in Roemenië. Zijn moeder en dochter wonen daar. Hij heeft verklaard terug te willen en bij zijn moeder te kunnen verblijven. Vanwege zijn geldige verblijfsstatus aldaar zal hij bovendien kans op werk en recht op sociale voorzieningen hebben. Deze beschermende factoren ontbreken in Nederland. De betrokkene heeft hier geen netwerk en verblijft hier illegaal. Zonder vangnet is de verwachting dan ook dat de betrokkene snel genoodzaakt zal zijn om door het plegen van strafbare feiten aan geld te komen.
De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat inderdaad te verwachten is dat een beëindiging van de maatregel
op dit momentzal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Dat geldt evenwel niet voor een beëindiging op termijn, waarbij rekening wordt gehouden met de tijd die DT&V nodig heeft voor het verkrijgen van een vervangend reisdocument voor de betrokkene. In dat geval is de reële verwachting dat de betrokkene op het moment van beëindiging van de maatregel direct terugkeert naar Roemenië en wordt op de kortst mogelijke termijn voldaan aan het doel van de maatregel, zijnde in dit geval de uitzetting van de betrokkene.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de ISD-maatregel per 1 december 2025 beëindigen.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De te geven beslissing is gegrond op artikel 6:6:14 Sv.

7.De beslissing

De rechtbank:
beëindigtde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum],
met ingang van 1 december 2025.
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. H. Bakker en mr. S.J. Riem, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Bleijendaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2025.