ECLI:NL:RBNHO:2025:12236

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
11539959
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van informatieplichten en algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 augustus 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen [eiser] B.V. en [gedaagde]. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen. De vordering van de eisende partij betreft een bedrag van € 93,22 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, gebaseerd op een overeenkomst op afstand. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de eisende partij getoetst aan de hand van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek (BW).

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de informatieplichten zoals voorgeschreven in artikel 6:230v lid 3 BW, omdat de formulering op de bestelknop niet duidelijk genoeg was. Daarnaast is er niet voldaan aan de verplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW met betrekking tot contactgegevens, wijze van betaling en herroepingsrecht. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de eisende partij een of meerdere informatieplichten heeft geschonden en dat hiervoor sancties zullen worden toegepast.

De kantonrechter heeft ook de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld en vastgesteld dat er oneerlijke bedingen in de voorwaarden zijn opgenomen, zoals een onredelijk hoge rente en incassokosten. De kantonrechter is voornemens deze bedingen te vernietigen. De eisende partij is in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de oneerlijkheid van de bedingen en het ontbreken van een rekeningnummer in de veertiendagenbrief. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11539959 \ CV EXPL 25-549
Uitspraakdatum: 6 augustus 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] B.V.
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: LAVG BV (Groningen)
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 93,22 aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van informatieplichten: de bestelknop
2.3.
Artikel 6:230v lid 3 BW bevat een bijzondere verplichting voor overeenkomsten die op elektronische wijze worden gesloten, zoals de onderhavige overeenkomst. Deze verplichting houdt in dat de handelaar het elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien de overeenkomst wordt aanvaard door gebruik van een knop of soortgelijke functie, moet die knop of soortgelijke functie worden uitgerust met een goed leesbare, ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt.
2.4.
Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop (of soortgelijke functie) waarmee de consument het bestelproces afrondt. Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces. [2]
2.5.
Uit de toelichting en stukken blijkt dat op de bestelknop die de eisende partij hanteert, “Bevestig je order” staat. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. Voor deze schending zal een sanctie worden toegepast.
Ambtshalve toetsing van de overige precontractuele informatieplichten
2.6.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafbeeldingen van haar website overgelegd, voorzien van een toelichting.
2.7.
Uit de stukken kan de kantonrechter niet opmaken dat de eisende partij de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft geïnformeerd over de contactgegevens van de handelaar (artikel 6:230m lid 1 sub c BW), de wijze van betaling (artikel 6:230m lid 1 sub g BW) en het herroepingsrecht (artikel 6:230m lid 1 sub h BW).
2.8.
Het enkele feit dat de contactgegevens ergens op de website van de eisende partij te vinden zijn, volstaat naar het oordeel van de kantonrechter niet. Het is namelijk niet de bedoeling dat de consument zelf op zoek moet gaan naar de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie. Hij moet daarop tijdens het bestelproces uitdrukkelijk en op begrijpelijke wijze worden gewezen.
2.9.
Daarnaast beroept de eisende partij zich in de bij de dagvaarding gevoegde toelichting op de uitzondering van artikel 6:230p sub d BW, die inhoudt dat een consument geen ontbindingsrecht heeft als de dienstverlener de overeenkomst volledig is nagekomen binnen de ontbindingstermijn. Daarvoor is vereist (i) dat de consument toestemming heeft gegeven voor de nakoming van de overeenkomst en (ii) dat de consument uitdrukkelijk heeft verklaard om afstand te doen van het ontbindingsrecht nadat de overeenkomst is uitgevoerd. Dat de gedaagde partij dit heeft gedaan, is niet gesteld of gebleken. Dit betekent dat de uitzondering van 6:230p sub d BW niet aan de orde is. Ook van een andere uitzondering van dit artikel is niet gebleken.
2.10.
Voor deze schendingen zal een sanctie worden toegepast.
Ambtshalve toetsing van de contractuele informatieplicht
2.11.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. Ter onderbouwing daarvan heeft zij verwezen naar het de bestelbevestiging/het huurcontract, maar dit stuk bevat niet alle in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie. Daarin ontbreekt namelijk informatie over de contactgegevens van de handelaar (artikel 6:230m lid 1 sub c BW), de totale prijs van de zaak (artikel 6:230m lid e BW), de wijze van betaling (artikel 6:230m lid 1 sub g BW) en het herroepingsrecht (artikel 6:230m lid 1 sub h BW).
2.12.
De eisende partij heeft ook een factuur overgelegd (productie 6). Deze factuur kan ook als een duurzame gegevensdrager (in de zin van artikel 6:230g onder h BW) worden aangemerkt, maar daarin ontbreekt informatie over het wettelijke herroepingsrecht van artikel 6:230m lid 1 sub h BW. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de eisende partij niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW heeft voldaan en zal daarvoor een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.13.
Gelet op het bovenstaande is de conclusie dat de eisende partij een of meerdere informatieplichten heeft geschonden. Voor deze schendingen zal een sanctie worden toegepast.
2.14.
De schending met betrekking tot het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, maar ten hoogste met twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Omdat deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst binnen die termijn heeft willen herroepen, zal aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie worden verbonden.
2.15.
De kantonrechter moet aan de schending van de informatieplichten, inclusief artikel 6:230v lid 3 BW, gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. [3] De kantonrechter zal daarom op grond van de hiervoor vastgestelde schendingen de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn [4] gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd met 60%.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.16.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [5] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.17.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard:
Algemene Voorwaarden van [eiser] B.V. versie december 2013(hierna: de algemene voorwaarden) en de Verzekeringsvoorwaarden [eiser] B.V (hierna: de verzekeringsvoorwaarden).
2.18.
De bedingen uit de Verzekeringsvoorwaarden houden geen verband met de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter deze bedingen niet toetsen op (on)eerlijkheid.
2.19.
Artikel 6.05.3 van de algemene voorwaarden bevat een rentebeding. Dat luidt als volgt:
‘Bij overschrijding van de betalingstermijn is de Huurder een rente verschuldigd van 1% per maand, dan wel de wettelijke handelsrente indien deze hoger is, te rekenen vanaf de vervaldag. Een gedeelte van een maand wordt als een hele maand gerekend.’
2.20.
De bedongen rente bedraagt in dit geval 1% per maand of, indien de wettelijke handelsrente hoger is, de wettelijke handelsrente. Een rente van 1% per maand is meer dan de wettelijke handelsrente op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Hierdoor wordt het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter is dan ook voornemens het rentebeding te vernietigen.
2.21.
Artikel 6.05.4 van de algemene voorwaarden bevat een incassokostenbeding. Dat luidt als volgt:
‘Wanneer [eiser] zich om welke reden dan ook genoodzaakt ziet zich te voorzien van juridische bijstand, dan komen de daaraan verbonden kosten ten laste van de Huurder. Ook wanneer [eiser] zich genoodzaakt ziet een eventuele vordering wegens wanbetaling ter incasso in handen te stellen van een derde, zullen de daaraan verbonden buitengerechtelijke (incasso)kosten ten laste van de Huurder komen.’
2.22.
De bedongen vergoeding als bedoeld in voornoemd artikel is niet begrensd in omvang en daarmee mogelijk hoger dan de vergoeding conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Bovendien zijn volgens de tekst van het beding de incassokosten al verschuldigd zodra de consument in verzuim is, terwijl de wettekst voorschrijft dat de incassokosten pas ná het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn verschuldigd worden. De kantonrechter is dan ook van oordeel het incassokostenbeding van de algemene voorwaarden daardoor aanzienlijk ten nadele van consumenten afwijkt van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is dan ook voornemens het incassokostenbeding eveneens te vernietigen.
2.19.
Daarbij wijst de kantonrechter erop dat in de overgelegde veertiendagenbrief geen rekeningnummer is opgenomen. Er wordt verwezen naar de linkerzijde van de brief, maar hier is geen rekeningnummer te vinden.
Conclusie
2.20.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van de hiervoor genoemde bedingen en het gevolg van het ontbreken van het rekeningnummer in de veertiendagenbrief.
2.21.
Als aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
2.22.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 3 september 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269 (Fuhrmann), punt 28.
3.Hoge Raad 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1366 en Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
4.Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten (https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/richtlijn-sanctiemodel-informatieplichten.pdf), te vinden op rechtspraak.nl.
5.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).