ECLI:NL:RBNHO:2025:12311

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
11682972 \ CV EXPL 25-1258
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot betaling op basis van precontractuele informatieplichten en toetsing van oneerlijke bedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bodemzaak tussen Level.works Employment B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door gemachtigde Flanderijn, heeft de gedaagde partij gedagvaard en verzocht om veroordeling tot betaling van € 4.651,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij heeft voldaan aan de precontractuele informatieplichten zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan deze verplichtingen is voldaan.

Daarnaast heeft de kantonrechter ook ambtshalve onderzoek gedaan naar mogelijke oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden, in lijn met het Dexia-arrest. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beding uit de algemene voorwaarden, dat betrekking heeft op de vordering, niet oneerlijk is bevonden. De vordering werd toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond werd geacht. De gedaagde partij werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 5.435,15, inclusief proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.S.J. Thijs, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11682972 \ CV EXPL 25-1258
Uitspraakdatum: 23 oktober 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Level.works Employment B.V.
te Rotterdam
de eisende partij
gemachtigde: Flanderijn
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 4.651,00, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen
2.4.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [2] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Algemene voorwaarden kunnen ook in de overeenkomst zelf zijn opgenomen. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Het beding uit de algemene voorwaarden dat verband houdt met de vordering, te weten artikel 6, is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
2.6.
De vordering wordt toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Conclusie en proceskosten
2.7.
De vordering wordt toegewezen.
2.8.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 5.435,15, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.651,00 vanaf 28 april 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 120,78;
griffierecht € 543,00;
salaris gemachtigde € 339,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia).