ECLI:NL:RBNHO:2025:12436

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
11768870 \ CV EXPL 25-4135
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van precontractuele informatieplichten en algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 oktober 2025 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een B.V. als eisende partij en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van € 139,50, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de precontractuele informatieplichten van de eisende partij getoetst, zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij heeft erkend niet aan deze informatieplicht te hebben voldaan, wat heeft geleid tot de conclusie dat er sancties moesten worden opgelegd. De kantonrechter heeft, in lijn met jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad, besloten dat de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd moest worden, met een vermindering van 40% van de hoofdsom. Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij getoetst en vastgesteld dat de relevante bedingen niet oneerlijk waren. Uiteindelijk is de vordering gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 123,70, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van precontractuele informatieplichten en de toetsing van algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr: 11768870 \ CV EXPL 25-4135
Uitspraakdatum: 22 oktober 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] B.V.
te [plaats]
de eisende partij
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 139,50, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
Uit de toelichting van de eisende partij blijkt dat zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet aan de informatieplicht(en) als bedoeld in artikel 6:230l BW heeft voldaan. Zij stelt namelijk expliciet dat zij hier niet aan heeft voldaan. Voor deze schending(en) zal een sanctie worden toegepast.
2.4.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [2] en onder meer het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 [3] moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.5.
Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en de jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de overeenkomst gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 40% van de door de gedaagde partij oorspronkelijk verschuldigde hoofdsom.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.6.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [4] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.7.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: ‘Algemene Voorwaarden voor Installatiewerk voor Consumenten van Techniek Nederland’ van 1 maart 2016 (hierna: de algemene voorwaarden).
2.8.
De bedingen uit de algemene voorwaarden die verband houden met de vordering, te weten artikel 15 lid 4, in verbinding met artikel 16, lid 1, 2 en 3, zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
2.9.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 83,70 aan hoofdsom toewijsbaar (€ 139,50 x 0.6).
2.10.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 40,00.
2.11.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
Conclusie en proceskosten
2.12.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.13.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 123,70, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 83,70 vanaf 29 juni 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 120,78;
griffierecht € 135,00;
salaris gemachtigde € 40,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
3.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
4.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia).