ECLI:NL:RBNHO:2025:12441

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
11190461 \ CV EXPL 24-1849
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot betaling op basis van precontractuele informatieplichten en toetsing van algemene voorwaarden in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 oktober 2025 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Logicx Mobiliteit B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Logicx Mobiliteit B.V., heeft de gedaagde gedagvaard en vordert betaling van € 996,44, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij heeft voldaan aan de precontractuele informatieplichten zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan deze verplichtingen is voldaan.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij en de BOVAG-voorwaarden getoetst op oneerlijke bedingen, zoals vereist door de Richtlijn 93/13/EEG. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de relevante bedingen uit de algemene voorwaarden van Logicx en de BOVAG-voorwaarden niet oneerlijk zijn. De vordering van Logicx Mobiliteit B.V. wordt toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is. De gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van € 1.145,91, inclusief proceskosten, en de veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.S.J. Thijs in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11190461 \ CV EXPL 24-1849
Uitspraakdatum: 23 oktober 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Logicx Mobiliteit B.V.
te Apeldoorn
de eisende partij
gemachtigden: [gemachtigde] en mr. E. Krom
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 996,44, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [2] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: de ‘Algemene Voorwaarden Logicx Mobiliteit BV’ (hierna: de algemene voorwaarden van Logicx) en de ‘Algemene Voorwaarden BOVAG Verhuurbedrijven’ van november 2012 (hierna: de BOVAG-voorwaarden).
2.6.
De bedingen uit de algemene voorwaarden van Logicx die verband houden met de vordering, te weten artikel 5.2 en artikel 10, zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden. Het beding uit de BOVAG-voorwaarden dat verband houdt met de vordering, te weten artikel 7 lid 4, is eveneens door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.7.
Daarnaast zijn in de huurovereenkomst bepalingen opgenomen die kwalificeren als een algemene voorwaarde. Voor zover deze bepalingen verband houden met de vordering, zijn zij door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
2.8.
De vordering wordt toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Conclusie en proceskosten
2.9.
De vordering wordt toegewezen.
2.10.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.145,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 996,44 vanaf de vervaldag van de ingebrekestelling tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 113,54;
griffierecht € 328,00;
salaris gemachtigde € 135,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia).