ECLI:NL:RBNHO:2025:12592

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
25/4293
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot woningsluiting op grond van de Opiumwet na aantreffen van lachgas

Op 3 november 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een bewoner van een woning in [plaats 1], had de voorzieningenrechter gevraagd om de beslissing van de burgemeester van de gemeente Drechterland te schorsen. De burgemeester had besloten de woning te sluiten voor de duur van één maand, nadat er een grote hoeveelheid lachgas was aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen hoeveelheid lachgas die als handelshoeveelheid kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Verzoeker betwistte de noodzaak van de sluiting, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting, ook al was er tijdsverloop sinds de overtreding. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning kon doorgaan. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester in gevallen van drugshandel en de impact daarvan op de openbare orde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/4293

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 november 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J. de Haan),
en

de burgemeester van de gemeente Drechterland, de burgemeester

(gemachtigde: I. van Galen en A. Nolten).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[woningstichting]uit [plaats 2] , de woningstichting
(gemachtigde: mr. J.J. de Boer).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de beslissing van de burgemeester om de woning van verzoeker aan [adres] in [plaats 1] te sluiten. Verzoeker stelt dat de sluiting onevenredig is. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter daarom verzocht om de beslissing van de burgemeester te schorsen.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de burgemeester bevoegd om de woning van verzoeker te sluiten en heeft hij in dit geval gebruik mogen maken van die bevoegdheid. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1.
Op 2 september 2025 heeft de burgemeester de bewoners van de woning, waaronder verzoeker, geïnformeerd over het voornemen om de woning gedurende één maand te sluiten.
2.2.
De woningstichting heeft op 4 september 2025 een zienswijze ingediend. Verzoeker heeft geen zienswijze ingediend.
2.3.
Met het bestreden besluit van 25 september 2025 heeft de burgemeester besloten de woning gedurende één maand te sluiten vanaf 9 oktober 2025
.Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen waarbij het bestreden besluit wordt geschorst.
2.5
Bij besluit van 7 oktober 2025 heeft de burgemeester het bestreden besluit gewijzigd in die zin dat de woning 14 dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter zal worden gesloten.
2.6.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. De woningstichting heeft ook schriftelijk gereageerd.
2.7.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigden van de burgemeester, [naam 1] en [naam 2] namens de woningstichting en de gemachtigde van de woningstichting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. In dat kader beoordeelt hij de gronden die verzoekster (in bezwaar) tegen het bestreden besluit heeft ingebracht. Het (inhoudelijk) oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt in zoverre bij de definitieve besluitvorming in het bodemgeding niet.
De besluitvorming
4.1.
Op 17 mei 2025 heeft de politie onderzoek verricht in de woning van verzoeker aan [adres] in [plaats 1] (hierna: de woning). In de bestuurlijke rapportage van 10 juli 2025 staat dat er een melding en aangifte werd gedaan door iemand die op [straatnaam] in zijn auto zat te ‘chillen’. De melder gaf aan dat een bekende van hem (meneer [naam 3] ) op de trap van de (buur)woning zag met een ballon in zijn mond. Meneer [naam 3] zou zonder aanleiding tegen de auto van de melder hebben getrapt en daarna met een stok op de voorruit van de auto hebben geslagen. De politie is vervolgens naar de woning gegaan en heeft de andere bewoner van de woning (tevens de neef van verzoeker) gesproken. Die gaf aan dat meneer [naam 3] inmiddels in de woning aanwezig was. De politie trof meneer [naam 3] in de woonkamer van de woning aan, waar hij ballonnen aan het vullen was vanuit een lachgas cilinder, waarna hij deze ballonnen inhaleerde. De politie trof in de woonkamer van de woning een 20-tal dozen met 60 volle cilinders lachgas aan. Verder staat in de bestuurlijke rapportage dat meneer [naam 3] tegen de politie verklaarde dat hij lachgas had besteld bij een persoon die dit bezorgde, hij 2 gasflessen had ontvangen maar deze niet wilde betalen en dat hij zonder te betalen met het lachgas naar de woning is gegaan. Vervolgens belde iemand aan en bedreigde deze persoon meneer [naam 3] , omdat meneer [naam 3] niet betaald had. In de aanvullende rapportage van 21 augustus 2025 staat dat de aangetroffen cilinders zijn gewogen en dat daarin 101,79 kilo lachgas zat.
4.2.
De burgemeester stelt zich in het besluit van 25 september 2025 -kort samengevat- op het standpunt dat hij gelet op hetgeen is aangetroffen bevoegd is om de woning van verzoeker gedurende een periode van één maand te sluiten. De burgemeester heeft gemotiveerd dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De burgemeester wijst hierbij op de grote handelshoeveelheid lachgas die is aangetroffen en het vermoeden dat de woning een zekere bekendheid heeft verworven binnen het drugscircuit. Volgens de burgemeester vormt de aanwezigheid van de grote hoeveelheid lachgas een bedreiging voor het woon- en leefklimaat in de directe omgeving, omdat de handel in drugs vaak gepaard gaat met overlast, verstoring van de openbare orde en veiligheidsrisico’s zoals geweld en vernieling. De burgemeester wijst er voorts op dat de aanwezigheid van drugs is vastgesteld naar aanleiding van een melding bij de politie over een conflict tussen meerdere personen in de nabijheid van de woning en dat uit de verklaringen van de betrokkenen volgt dat er sprake was van een druggerelateerd conflict. De sluiting is volgens de burgemeester evenwichtig omdat verzoeker als hoofdbewoner kan worden verweten dat de woning is gebruikt voor handel in drugs. De burgemeester heeft daarbij meegenomen dat een mogelijk gevolg van de sluiting ontbinding van de huurovereenkomst is en eventueel plaatsing op de ‘zwarte lijst’ van de woningcorporatie, waardoor het verkrijgen van een huurwoning in de toekomst wellicht moeilijker zal zijn.
Is de burgemeester bevoegd tot sluiting?
5. Uit de bestuurlijke rapportage van 21 augustus 2025 blijkt dat in de woning 101,79 kilo lachgas is aangetroffen die, gelet op de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) [1] en gelet op het door de burgemeester gehanteerde Damoclesbeleid Drechterland 2021 kan worden aangemerkt als een handelshoeveelheid drugs. Het gaat immers om meer dan 1200 keer de maximaal toegestane gebruikshoeveelheid. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de burgemeester gelet op hetgeen is aangetroffen, gelet op het bepaalde in artikel 13b van de Opiumwet en gelet op het bepaalde in het Damoclesbeleid bevoegd om tot sluiting over te gaan.
Is de woningsluiting noodzakelijk en geschikt?
6.1.
Verzoeker betwist dat de woningsluiting in dit geval een noodzakelijke en geschikte maatregel is. Hij betwist dat sprake is van een drugspand of loop naar de woning die een sluiting van de woning zou rechtvaardigen. De drugs die in de woning zijn aangetroffen waren volgens verzoeker slechts bedoeld voor het eigen gebruik van zijn medebewoner. Zodoende had de burgemeester ook kunnen volstaan met een waarschuwing of een last onder dwangsom om herhaling te voorkomen. Daarnaast is de overtreding op 17 mei 2025 beëindigd en zijn er volgens verzoeker sindsdien geen incidenten geweest bij de woning. Daardoor is niet meer aannemelijk dat de woning (nog steeds) onderdeel uitmaakt van het drugscircuit. Het tijdsverloop maakt volgens verzoeker dat niet langer nodig is om door middel van het sluiten van de woning een signaal af te geven naar de omgeving.
6.2.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de sluiting van de woning, ondanks het tijdsverloop, nog steeds noodzakelijk en geschikt is. De burgemeester heeft erop gewezen dat de aanleiding van het onderzoek van 17 mei 2025 is gelegen in een geweldsincident waarover één van de verdachten heeft verklaard dat dit ging om een druggerelateerd conflict. Verder volgt uit de bestuurlijke rapportage dat een zeer grote hoeveelheid drugs is aangetroffen in de woning. Dat de burgemeester gelet hierop heeft aangenomen dat de drugs bedoeld zijn voor handel, heeft aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel en heeft gesteld dat de openbare orde hierdoor in een zodanige mate is geraakt dat sluiting ook na ruim vier maanden nog noodzakelijk en geschikt is, komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor. De voorzieningenrechter weegt in dit verband mee dat de woningstichting blijkens haar brief van 16 oktober 2025 recent onderzoek heeft gedaan in de directe omgeving van de woning en dat daaruit naar voren is gekomen dat meerdere omwonenden hebben verklaard dat de woning aan [adres] voortdurend kortdurend werd bezocht, hetgeen duidt op loop naar de woning en drugshandel.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
7.1.
Verzoeker voert aan dat dat de sluiting van de woning voor één maand niet evenwichtig is. Verzoeker woont al lange tijd probleemloos in de woning, werkt hard als [functie] en is verder niemand tot last. Volgens verzoeker kan hem niet worden verweten dat er lachgas aanwezig was is zijn woning. Het lachgas stond in de slaapkamer van zijn medebewoner. Bovendien was verzoeker niet in de woning aanwezig ten tijde het onderzoek van de politie. Hij was enkele dagen elders in verband met een operatie in [plaats 3] . Daarnaast heeft verzoeker twee minderjarige kinderen die weliswaar niet bij hem in huis wonen maar voor wie hij wel zorg draagt. Verzoeker hecht er veel waarde aan dicht bij zijn kinderen te kunnen blijven wonen en zorg voor hen te dragen. Tot slot voert verzoeker aan dat hij vreest dat de sluiting tot gevolg zal hebben dat zijn huurcontract zal worden ontbonden. Verzoeker acht de kans dat hij de buitengerechtelijke ontbinding met succes kan aanvechten zeer klein als de woningsluiting wordt doorgezet. Hetzelfde geldt voor zijn kans om voor een andere sociale huurwoning in aanmerking te komen.
7.2.
Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn. De burgemeester moet bijvoorbeeld de mate van verwijtbaarheid van degenen die door de sluiting worden getroffen beoordelen en beoordelen in hoeverre aan hen kan worden tegengeworpen dat zij zelf het risico op ingrijpende gevolgen van hun handelen of nalaten hebben genomen. [2]
7.3.
De voorzieningenrechter gaat er, mede gelet op de door verzoeker overgelegde stukken, van uit dat verzoeker niet aanwezig was in de woning op de dag van en enkele dagen voorafgaande aan de constatering van de overtreding op 17 mei 2025. Dit betekent echter niet dat verzoeker helemaal niet op de hoogte kon of behoorde te zijn van de aanwezigheid van de drugs in zijn woning. Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen lachgas in de woonkamer acht de voorzieningenrechter het onaannemelijk dat alle aangetroffen cilinders lachgas pas naar de woning van verzoeker zijn gebracht na het moment dat verzoeker voor een operatie in [plaats 3] is vertrokken. De voorzieningenrechter heeft hierbij nog in aanmerking genomen dat uit het hiervoor genoemde buurtonderzoek, uitgevoerd door de woningstichting, ook volgt dat gedurende langere tijd, en dus ook al voor het vertrek van verzoeker naar [plaats 3] , sprake was van voortdurende korte bezoekjes aan de woning, hetgeen duidt op loop naar de woning en drugshandel. De stelling van verzoeker dat hem geen enkel verwijt te maken valt met betrekking tot de aangetroffen situatie volgt de voorzieningenrechter daarom niet.
7.4
De op 16 oktober 2025 overgelegde verklaring van de medebewoner van verzoeker maakt dit niet anders, omdat deze onvoldoende duidelijk is en uit de verklaring in ieder geval niet ondubbelzinnig volgt dat verzoeker niet op de hoogte was of had kunnen zijn van de aanwezigheid van de drugs in de woning.
7.5
De overige door verzoeker aangevoerde omstandigheden maken ook niet dat hij onevenredig worden getroffen door de sluiting. De mogelijkheid dat het huurcontract van verzoeker buitenrechtelijk kan worden ontbonden en dat verzoeker mogelijk geen andere sociale huurwoning zal kunnen vinden als gevolg een mogelijke plaatsing op een zwarte lijst (die het verkrijgen van een nieuwe sociale huurwoning ernstig bemoeilijkt), is op zichzelf geen reden om af te zien van de sluiting. [3] Daar komt bij dat de woningstichting ter zitting heeft toegelicht dat het huurcontract van verzoeker hoe dan ook zal worden ontbonden en dat dit niet enkel een gevolg is van de woningsluiting. De omstandigheid dat verzoeker in de buurt van zijn kinderen wil blijven wonen maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet dat hij een zodanig bijzondere binding heeft met de woning dat sluiting van de woning achterwege dient te blijven.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het besluit van 25 september 2025 niet wordt geschorst. De burgemeester mag de woning van verzoeker daarom 14 dagen na deze uitspraak gedurende één maand sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. de Regt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie rechtsoverweging 4.2. van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:371.
2.Zie rechtsoverweging 11.2 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.
3.Zie rechtsoverweging 4.5. van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4008.