9.2.De vraag of vooruitlopend op de beoordeling van het beroep een voorlopige voorziening moet worden getroffen zal beantwoord worden aan de hand van een belangenafweging. Daarbij weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college en vergunninghouder die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoekers.
Gaan enkele woningen gebruikt worden door twee huishoudens?
9.3.1.Verzoekers voeren aan dat het bouwproject in strijd is met het Parapluplan wonen, omdat een aantal woningen gebruikt kunnen worden door twee huishoudens en het college in de beoordeling van de parkeerbehoefte geen rekening heeft gehouden met het gebruik van woningen door twee huishoudens.
9.3.2.De voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat deze gronden niet slagen. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat op basis van de indeling van de woningen niet op voorhand kan worden vastgesteld dat de woningen in strijd met artikel 3.3, aanhef en onder a, van het Parapluplan wonen door twee huishoudens gebruikt gaan worden. De voorzieningenrechter kan het college hierin volgen. Daarbij wordt van belang geacht dat het volgens vergunninghouder gaat om zogenaamde friends-woningen waarbij het niet de bedoeling is dat deze woningen door twee huishoudens worden bewoond. Bovendien bepaalt artikel 3.3, aanhef en onder a, van het Parapluplan wonen dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de woning voor de huisvesting van meer dan één huidhouden. Dat betekent dat als de woningen toch gebruikt worden door twee huishoudens het college in beginsel handhavend zal moeten optreden. Gelet hierop heeft het college in de beoordeling van de parkeerbehoefte ook geen rekening hoeven te houden met het gebruik van de woningen door twee huishoudens.
Zijn er bijzondere omstandigheden om af te wijken van parkeren op eigen terrein?
9.4.1.Verzoekers voeren aan dat de vereiste parkeerplaatsen niet op eigen terrein worden gerealiseerd en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om af te wijken van de verplichting om op eigen terrein te voorzien in voldoende parkeerplaatsen.
9.4.2.De voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat ook deze gronden niet slagen. Voorafgaand aan de aanbesteding van het bouwproject is door de gemeente geconcludeerd dat het financieel en ruimtelijk niet mogelijk is om parkeren op eigen terrein te realiseren. In de aanbesteding is daarom aangegeven dat de parkeeroplossing elders in de directe omgeving opgelost moet worden. Deze parkeeroplossing is gevonden in de bestaande parkeerkelder van het Ymere-gebouw (hierna; de Ymere-garage). Daar is nog parkeercapaciteit aanwezig, omdat de Ymere-garage al jaren kampt met structurele leegstand door onder andere gratis parkeren op maaiveldniveau in de omgeving. Mede om deze reden is besloten de parkeerplaatsen te koppelen aan de nieuwe woningen van het bouwproject. Zo wordt afgedwongen dat als je een appartement koopt/huurt er een parkeerplaats bijzit. Deze parkeerplaatsen zijn op acceptabele loopafstanden. Voor bezoekers van de woningen, de bibliotheek en de horeca zijn er in de openbare ruimte voldoende parkeerplaatsen en er zullen ook extra parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Verder is het vanwege het stedenbouwkundig uitgangspunt voor De Nieuwe Kom om het Harmonieplein van gevel tot gevel als plein in te richten niet wenselijk om hier een verkeersontsluiting voor een parkeervoorziening te realiseren. Gelet op de financiële, ruimtelijk en stedenbouwkundige bezwaren heeft het college zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er bijzondere omstandigheden zijn om af te wijken van de verplichting om op eigen terrein te voorzien in voldoende parkeerplaatsen.
Zijn er voldoende parkeerplaatsen in de Ymere-garage en moeten er nadere eisen worden gesteld aan de ruimte en inrichting voor het parkeren?
9.5.1.Verzoekers voeren aan dat het niet duidelijk is dat de parkeerplaatsen te allen tijde beschikbaar en ingericht blijven voor het bouwproject. Volgens verzoekers zouden de parkeerplaatsen ook door andere gebruikers gebruikt kunnen worden en is de parkeergarage meer dan vol door meerdere verleende omgevingsvergunningen. Daarnaast is het volgens verzoekers niet duidelijk waarom het college geen nadere eisen heeft gesteld aan de ruimte en inrichting voor het parkeren.
9.5.2.Ook deze gronden kunnen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet slagen. De voorzieningenrechter stelt vast dat vergunninghouder 50 parkeerplaatsen in de Ymere-garage heeft gekocht en dat aan de koop/huur van een woning de verplichting is verbonden een parkeerplaats te kopen/huren in de Ymere-garage. Door deze verplichting is gegarandeerd dat de eigenaar/huurder van een woning permanent de exclusieve beschikking (eigendom) heeft over één eigen parkeerplaats. De koppeling tussen woning en parkeerplaats is gewaarborgd door het kettingbeding dat in de koop-/huurovereenkomst van de woning is opgenomen. Omdat de parkeergarage niet openbaar is en een parkeerplaats niet verkocht of verhuurd wordt aan meer dan één gebruiker, is dubbelgebruik niet mogelijk. Dat de parkeergarage meer dan vol zou zijn door meerdere verleende omgevingsvergunningen, is geen omstandigheid dat aan de verlening van de gevraagde omgevingsvergunning in de weg staat. Zoals het college heeft toegelicht bestond er bij de eerder verleende omgevingsvergunningen geen verplichting voor het kopen/huren van een parkeerplaats en gebleken is dat er daardoor ook bijna geen gebruik gemaakt wordt van de Ymere-garage. De voorzieningenrechter ziet verder net als het college geen aanleiding om nadere eisen te stellen voor de parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen zijn immers gelegen in een bestaande parkeergarage en bij de bouw van de parkeergarage zijn deze parkeerplaatsen al getoetst.
Wordt er voorzien in voldoende parkeergelegenheid?
9.6.1.Verzoekers voeren aan dat in de parkeerbalans geen rekening is gehouden met de parkeerbehoefte van horeca en bibliotheek en volgens verzoekers is een parkeernorm van 1,1 parkeerplaatsen voor woningen is onjuist.
9.6.2.Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kunnen deze gronden niet slagen. Het college heeft in het bestreden besluit de parkeerbehoefte van het bouwproject bepaald aan de hand van het Handboek parkeernormen. Hierin wordt de parkeerbehoefte van de woningen bepaald aan de hand van de oppervlakte van de woningen. Uit bijlage 1 horende bij het bestreden besluit blijkt dat het college ook niet is uitgegaan van een parkeernorm van 1,1 per woning maar van te onderscheiden parkeernormen. Bovendien blijkt daar ook uit dat bij de bepaling van de parkeerbehoefte het college wel rekening heeft gehouden met bezoekers van de bibliotheek en de horeca. Daarbij acht de voorzieningenrechter overigens van belang dat uit vaste rechtspraak volgt dat bij de beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening moet worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de voorgenomen activiteit ten opzichte van de al bestaande parkeerbehoefte. Een eventueel bestaand tekort kan als regel buiten beschouwing worden gelaten.
Heeft de supervisor getoetst aan het verkeerde Beeldkwaliteitsplan?
9.7.1.Verzoekers voeren aan dat de supervisor heeft getoetst aan het verkeerde Beeldkwaliteitsplan, dat het bouwproject niet past binnen het Beeldkwaliteitsplan en dat er daardoor geen deugdelijk welstandsadvies ligt.
9.7.2.Ook deze gronden slagen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet. Zoals het college in het verweerschrift heeft toegelicht heeft de supervisor wel aan laatstgenoemd Beeldkwaliteitsplan getoetst maar is dat abusievelijk niet juist in de omgevingsvergunning vermeld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan te nemen dat dit niet het geval is en ziet daarom ook geen aanleiding om te concluderen dat het bouwproject niet past binnen het Beeldkwaliteitsplan en dat er geen deugdelijk welstandsadvies ligt.
Is horeca zonder categorie in strijd met de bestemming in het tijdelijk deel van het omgevingsplan?
9.8.1.Verzoekers voeren aan dat bij de aanvraag niet is gespecificeerd welke categorie horeca-activiteiten in het project gevestigd wordt. Zonder deze specificatie kan niet worden uitgesloten dat categorie 4 van de Staat van horeca-activiteiten in het bouwproject gevestigd wordt.
9.8.2.Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter slaagt deze grond niet. Volgens het bestemmingsplan geldt op het perceel de bestemming ‘Centrum-1. Op grond van artikel 6.1, aanhef en onder d, van het bestemmingplan zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor horeca tot en met categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten en tot de tweede verdieping. Hierdoor is in het bestemmingsplan al uitgesloten dat categorie 4 van de Staat van horeca-activiteiten in het bouwproject gevestigd wordt. Overigens heeft het college inmiddels in het bestreden besluit een vergunningsvoorschrift aan de verleende omgevingsvergunning toegevoegd dat de vestiging van horeca van maximaal categorie 3 van de Staat van horeca-activiteiten is toegestaan.
Is de hoogte van de woontoren in strijd met de maximaal toegestane bouwhoogte?
9.9.1.Verzoekers voeren aan dat de hoogte van de woontoren strijdig is met de maximaal toegestane hoogte volgens het bestemmingsplan.
9.9.2.Ook deze grond slaagt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet. In het bestreden besluit heeft het college aanvullend gemotiveerd dat het bouwproject in strijd is met artikel 6.2.1, aanhef en onder c, van het bestemmingsplan, omdat de maximale bouwhoogte van de woontoren wordt overschreden met 40 cm. Volgens het college voldoet het bouwproject aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, omdat de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte zeer marginaal is en niet leidt tot een onevenredige aantasting van de beeldkwaliteit of het uitzicht van de omgeving. Daarom kan volgens het college worden meegewerkt aan de afwijking van het bestemmingplan. Hetgeen verzoekers hebben aangevoerd, leidt op dit moment niet tot het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen.