Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.Feiten
- Primair: de vader het recht op omgang met [de minderjarige] te ontzeggen, dan wel te bepalen dat geen omgang tussen de vader en [de minderjarige] zal plaatsvinden;
- Subsidiair: te bepalen dat één keer in de week voor de duur van (primair) twee uren dan wel (subsidiair) vier uren omgang zal plaatsvinden tussen de vader en [de minderjarige] onder begeleiding van een daartoe bevoegde instantie.
4.Verweer
5.Beoordeling
niet bewezenwordt verklaard, bindt de civiele rechter namelijk niet. Dit volgt (a contrario) uit het bepaalde in artikel 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de rechtspraak van de Hoge Raad op dit punt. De civiele rechter zou dus de verklaringen van de stiefdochter, die door het gerechtshof authentiek werden geacht, eveneens authentiek kunnen achten en daaraan gevolgtrekkingen kunnen verbinden. Hetzelfde geldt voor de aangifte die is gedaan door de 15-jarige dochter van vrienden, waarover de vader als verdachte door de politie is gehoord. Ook indien deze strafzaak, zoals de vader verwacht, geseponeerd zal worden bij gebrek aan bewijs, betekent dit nog niet dat de civiele rechter op die aangifte geen acht mag slaan. Voor nu zal de rechtbank volstaan met de conclusie dat de beide aangiftes tenminste signalen opleveren van mogelijk seksueel misbruik van minderjarige meisjes door de vader in het verleden. Het is aan de bodemrechter die definitief over de zorgregeling en het gezag moet beslissen, te oordelen of en op welke wijze deze signalen moeten doorwerken in de vast te stellen zorgregeling en de beslissing over het gezag. Aan de Raad voor de Kinderbescherming zal gevraagd worden hieraan in het hierna op te dragen onderzoek mede aandacht te besteden. Voor de voorlopige beslissing over de omgang die de rechtbank nu heeft te nemen, acht de rechtbank van belang dat de moeder ter zitting heeft gezegd dat zij tot nu toe geen aanleiding heeft gehad zich op dit punt zorgen te maken over het contact tussen de vader en [de minderjarige] . Haar zorgen zien meer op de toekomst, als [de minderjarige] wat ouder wordt.
6.Beslissing
in de bodemprocedure met zaaknummer: C/15/359064 FA / RK 24-5842te adviseren;