In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 november 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen A B Autoverhuur B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij heeft de gedaagde gedagvaard en vordert betaling van een bedrag van € 6.213,38, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de precontractuele informatieplichten getoetst, zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek, en geoordeeld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan deze plichten is voldaan.
Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld op mogelijke oneerlijke bedingen, in het bijzonder de bedingen met betrekking tot incassokosten en administratiekosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beding over incassokosten onduidelijk en onbegrijpelijk is, en daarom vermoedelijk oneerlijk. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten. Ook het beding dat administratieve kosten in rekening brengt voor verkeersboetes is als vermoedelijk oneerlijk beoordeeld, omdat het de eisende partij de mogelijkheid biedt om eenzijdig kosten te bepalen zonder objectief maximum. De overige bedingen zijn niet oneerlijk bevonden. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling op 3 december 2025.