Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
€ 2.510,90 aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 november 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een eisende partij, aangeduid als [eiser] B.V., en een gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde]. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar de gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert betaling van € 2.510,90 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de (pre)contractuele informatieplichten van de eisende partij getoetst, die voortvloeien uit de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij heeft echter onvoldoende onderbouwd dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan, waardoor de kantonrechter niet kan vaststellen of de gedaagde partij de essentiële informatie heeft ontvangen. De eisende partij is in de gelegenheid gesteld om bij akte nader toe te lichten hoe zij aan deze verplichtingen heeft voldaan.
Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van toepassing op de overeenkomst getoetst. De bedingen uit de algemene voorwaarden zijn niet oneerlijk bevonden. De kantonrechter heeft de eisende partij erop gewezen dat het ontbreken van een duidelijke onderbouwing in eventuele vervolgprocedures kan leiden tot afwijzing van de vordering. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en de eisende partij moet zich uiterlijk op 4 december 2025 uitlaten over de wijze waarop zij aan de informatieverplichtingen heeft voldaan.