ECLI:NL:RBNHO:2025:13507

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
11802170 \ CV EXPL 25-4738
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van precontractuele informatieplichten en oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 november 2025 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen Swapfiets B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Swapfiets B.V., vorderde betaling van een bedrag van € 697,74, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de precontractuele informatieplichten getoetst, zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek, en vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan deze plichten is voldaan.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van Swapfiets beoordeeld op mogelijke oneerlijke bedingen, in het bijzonder de artikelen betreffende incassokosten en prijswijzigingen. Het incassokostenbeding werd als oneerlijk beoordeeld omdat het niet begrensd was in omvang, wat in strijd is met de wettelijke regeling. Dit beding werd vernietigd, waardoor de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. Het prijswijzigingsbeding voldeed niet aan de transparantievereisten en werd eveneens vernietigd, wat leidde tot een aanpassing van de toewijsbare hoofdsom.

De kantonrechter heeft uiteindelijk de vordering gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 597,83, vermeerderd met wettelijke rente, en werd belast met de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11802170 \ CV EXPL 25-4738
Uitspraakdatum: 19 november 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Swapfiets B.V.
te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigden: [gemachtigde 1], [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3]
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 697,74, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten en te verminderen met een deelbetaling.
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [2] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: ‘Algemene Voorwaarden’ van Swapfiets van juli 2020 (hierna: de algemene voorwaarden).
2.6.
Artikel 10.3 van de algemene voorwaarden betreft een incassokostenbeding. Dat luidt als volgt:
‘Wanneer de abonnements- of overige kosten niet kunnen worden afgeschreven of onterecht worden gestorneerd, is Huurder van rechtswege in verzuim. Huurder ontvangt dan een aanmaning om het verschuldigde bedrag alsnog binnen veertien dagen te voldoen. Indien het verschuldigde niet binnen de termijn van veertien dagen is voldaan, kan Swapfiets een incassobureau inschakelen. Alle extra administratiekosten en de buitengerechtelijke incassokosten zijn voor rekening van Huurder.’
2.7.
De bedongen vergoeding als bedoeld in voornoemd artikel is niet begrensd in omvang en daarmee mogelijk hoger dan de vergoeding conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat artikel 10.3 van de algemene voorwaarden daardoor aanzienlijk ten nadele van consumenten afwijkt van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
2.8.
De eisende partij stelt dat de algemene voorwaarden geen oneerlijke bedingen bevatten. Dit standpunt volgt de kantonrechter niet gelet op wat hiervoor is overwogen en vernietigt artikel 10.3 van de algemene voorwaarden. Dat betekent dat de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
2.9.
Artikel 13.1 van de algemene voorwaarden betreft een prijswijzigingsbeding. Dat luidt als volgt:
‘Swapfiets behoudt zich het recht voor om de kosten van een Abonnement te wijzigen. Wijzigingen worden minimaal twee maanden vóór de ingangsdatum per e-mail bekend gemaakt aan Huurder.’
2.10.
Dit beding valt onder punt 1 onder j en l en punt 2 sub b en d van de bijlage bij Richtlijn 93/13/EEG. Deze bijlage bevat een indicatieve en niet uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. [3] Op grond van deze punten in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie [4] is een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar wanneer de gronden voor de prijswijziging in de overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen. Het beding moet ook voldoen aan het transparantievereiste. Dit transparantievereiste moet ruim worden uitgelegd, en impliceert dat een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument bij het sluiten van de overeenkomst in staat moet worden gesteld om de concrete werking van het beding te begrijpen, en op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de – mogelijk aanzienlijke – economische gevolgen van het beding voor zijn financiële verplichtingen te beoordelen. De bedingen dienen duidelijk en begrijpelijk te zijn opgesteld. [5] Het betrokken beding moet voor de consument niet alleen grammaticaal duidelijk en begrijpelijk zijn, maar de economische redenen voor de toepassing van het contractuele beding en het verband van dat beding met andere bedingen van de overeenkomst moeten voor die consument eveneens duidelijk en begrijpelijk zijn. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging.
2.11.
Aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet onderhavig prijswijzigingsbeding niet; het bevat in het geheel geen gronden voor de prijswijziging. Daarmee is het voor de consument niet mogelijk om de economische gevolgen van het beding in te schatten en is het beding oneerlijk.
2.12.
De eisende partij stelt dat de algemene voorwaarden geen oneerlijke bedingen bevatten. Dit standpunt volgt de kantonrechter niet gelet op wat hiervoor is overwogen en vernietigt artikel 13.1 van de algemene voorwaarden. Dit heeft tot gevolg dat alleen de oorspronkelijk overeengekomen prijs verschuldigd is (zie hierna).
2.13.
Het andere beding uit de algemene voorwaarden dat verband houdt met de vordering, te weten de artikel 6.11, is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
2.14.
De vernietiging van het prijswijzigingsbeding betekent dat € 25,94 niet toewijsbaar is (€ 2,- x 8 + € 3,- x 2 + (€ 4,64/19,90 x 16,90)). De oorspronkelijke hoofdsom zou daarom toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 671,80 (€ 697,74 - € 25,94).
2.15.
De gedaagde partij heeft een bedrag van € 73,97 voldaan. Deze betaling strekt in mindering op de resterende hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 597,83 zal worden toegewezen.
2.16.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.17.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen gelet op het voorgaande worden afgewezen.
Conclusie en proceskosten
2.18.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.19.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 597,83, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 18 juli 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 120,78;
griffierecht € 340,00;
salaris gemachtigde € 135,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia).
3.Artikel 3 lid 3 Richtlijn 93/13/EEG.
4.HvJ EU 26 april 2012, C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 en HvJ EU 21 maart 2013 (RWE Vertrieb), C-92/11, ECLI:C:EU:2013:180; zie ook het Rapport Ambtshalve Toetsing III pag. 35 en 36.
5.Artikel 5 Richtlijn 93/13/EEG.