ECLI:NL:RBNHO:2025:15047

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2025
Publicatiedatum
22 december 2025
Zaaknummer
C/15/370954/KG RK 25/714
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in familiezaken

Op 18 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, wrakingskamer, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. E.G. van Roest. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 22 oktober 2025, maar verzoeker werd niet ontvankelijk verklaard omdat het verzoek niet door een advocaat was ondertekend, zoals vereist volgens artikel 281 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer oordeelde dat de eis tot ondertekening door een advocaat niet in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Verzoeker had tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak, waarin een omgangsregeling voor zijn minderjarige kinderen werd besproken, het gevoel dat de rechter bevooroordeeld was. Hij had het verzoek tot wraking ingediend na de zitting, maar de wrakingskamer oordeelde dat de feiten en omstandigheden die verzoeker aanvoerde geen grond vormden voor de vrees van partijdigheid. De wrakingskamer wees het verzoek tot aanhouding van de behandeling ook af, omdat de aangevoerde stukken niet relevant waren voor de beoordeling van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/370954/KG RK 25/714
Beslissing van 18 december 2025
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: verzoeker
Het verzoek is gericht tegen:
mr. E.G. van Roest,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft bij e-mailbericht van 22 oktober 2025 om 12.32 uur de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Familie en Jeugd, locatie Alkmaar aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/370323 JU RK 25-1388 hierna te noemen: de hoofdzaak. Bij e-mailbericht van 22 oktober 2025 om 16.27 uur heeft verzoeker het verzoek nader gemotiveerd. Verder heeft de wrakingskamer e-mails van verzoeker ontvangen op 23 oktober 2025 (om 9.09 uur en 11.11 uur), 24 oktober 2025 (om 01.42, 02.54 en 02.59 uur), 5, 13, 14, 20 en 28 november 2025.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft bij brief van 27 oktober 2025 op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 11 december 2025. Op die zitting is verzoeker gehoord. De rechter was - met voorafgaand bericht - niet aanwezig.
1.4
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer deze uitspraak bepaald op 18 december 2025.

2.Uitgangspunten

2.1
De hoofdzaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna: GI) strekkende tot vaststelling van een omgangsregeling tussen verzoeker en minderjarige kinderen [voornaam 1] en [voornaam 2], die onder toezicht zijn gesteld. Verzoeker heeft in de hoofdzaak een zelfstandig tegenverzoek ingediend tot vaststelling van een omgangsregeling en het benoemen van een (co-)jeugdbeschermer.
2.2
Op 22 oktober 2025 heeft een mondelinge behandeling in de hoofdzaak plaatsgevonden. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Verzoeker heeft voor het einde van de mondelinge behandeling de zittingszaal verlaten. Op 22 oktober 2025 heeft verzoeker per e-mailbericht van 12.32 uur het wrakingsverzoek ingediend.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer heeft verzoeker zijn
wrakingsverzoek en de gronden daarvan nader toegelicht. Het e-mailbericht van 22 oktober 2025, verzonden om 12.32 uur, moet volgens verzoeker als het wrakingsverzoek worden aangemerkt. Dat verzoek is gebaseerd op het volgende.
De rechter heeft naar verzoeker geglimlacht op het moment dat zij voorafgaand aan de zitting de gang opkwam. ij de mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft de rechter niet toegestaan dat hij een filmpje kon tonen. Ook werd hij - in tegenstelling tot de GI - herhaaldelijk door de rechter onderbroken en beperkt tot het geven van ja/nee antwoorden. Het geheel gaf verzoeker het gevoel dat de rechter bevooroordeeld was en hij had de indruk dat er al een conceptbeschikking klaar lag.
Verzoeker heeft verder aangevoerd dat na het indienen van het wrakingsverzoek de rechter de behandeling direct had moeten schorsen, wat de rechter heeft nagelaten. De uitspraak van de rechter in de hoofdzaak moet daarom nietig worden verklaard.
Het proces-verbaal dat van de mondelinge behandeling is opgemaakt, is onvolledig en bevat onjuistheden.
Tot slot heeft verzoeker de wrakingskamer verzocht de behandeling van het wrakingsverzoek aan te houden. Verzoeker is voornemens een herroepingsprocedure tegen de ondertoezichtstelling te starten en wil deze stukken in de onderhavige wrakingsprocedure inbrengen, zodat hij aan de hand daarvan kan aantonen dat hij geen slecht mens is.

4.Het standpunt van de rechter

4.1.
De rechter vindt dat het verzoek om de volgende redenen moet worden afgewezen.
Verzoeker heeft de zitting vroegtijdig verlaten. Hij gaf aan dat hij haar eigenlijk had willen wraken, maar ervoor koos weg te gaan. De behandeling is zonder verzoeker voortgezet. De zitting is kort onderbroken geweest voor overleg met de gerechtsjurist. Tijdens deze onderbreking kregen zij het bericht dat verzoeker had gebeld met de vraag wat de uitspraak was. De rechter heeft de griffie gevraagd aan verzoeker door te geven dat verzoeker de uitspraak via zijn advocaat zal horen. Na hervatting heeft de rechter uitspraak gedaan, waarmee zij om 12.42 uur klaar was. Om 12.44 uur ontving zij de mail van de griffie met het wrakingsverzoek. Zij is niet in de gelegenheid geweest om de behandeling te schorsen, omdat die behandeling met het doen van de uitspraak was geëindigd.

5.De beoordeling

aanhoudingsverzoek

5.1.
De wrakingskamer ziet geen aanleiding de behandeling aan te houden. De stukken die verzoeker wenst in te brengen zijn naar het oordeel van de wrakingskamer niet van belang voor de beoordeling van het onderhavige wrakingsverzoek. Het aanhoudingsverzoek wordt daarom afgewezen.
ontvankelijkheid
5.2.
Op grond van artikel 37 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geldt dat een verzoek tot wraking schriftelijk geschiedt en gemotiveerd dient te zijn. Tijdens een zitting kan de wraking ook mondeling worden gedaan. Uit vaste jurisprudentie (vgl. Hoge Raad 18 december 1998, LJN AD2977) volgt dat in zaken waarin verplichte procesvertegenwoordiging geldt, ondertekening door een advocaat bij een schriftelijk verzoek verplicht is. In de onderhavige hoofdzaak is verplichte procesvertegenwoordiging vereist.
5.3.
Aanvankelijk heeft verzoeker zich op het standpunt gesteld dat hij de rechter tijdens de mondelinge behandeling in de hoofdzaak heeft gewraakt. Tijdens de zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker een geluidsopname van de mondelinge behandeling laten horen. Daarop is te horen dat hij zegt: “Ik wil u eigenlijk wraken”. Tijdens de zitting bij de wrakingskamer heeft verzoeker bevestigd dat dit niet kan worden aangemerkt als een wrakingsverzoek. Het verzoek tot wraking is dus schriftelijk gedaan, bij e-mail van 22 oktober 2025 om 12.32 uur. Dat betekent dat ondertekening door een advocaat is vereist.
5.4.
Ondanks dat verzoeker meermalen in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, is zijn wrakingsverzoek niet door een advocaat ondertekend (zie art. 281 lid 1 Rv en Hoge Raad 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3633). Anders dan verzoeker bepleit, wordt artikel 6 EVRM door het stellen van deze eis niet geschonden (vlg. Hoge Raad 18 december 1998, LJN AD2977). De wrakingskamer ziet dan ook geen reden om aan dit vereiste voorbij te gaan.
Dit betekent dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn wrakingsverzoek.
ten overvloede
5.3
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat het verzoek - indien dit ontvankelijk was verklaard– zou zijn afgewezen. De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. Uitgangspunt is immers dat de rechter onpartijdig is, tenzij er sprake is van omstandigheden waaruit blijkt dat de rechter een vooringenomenheid jegens een partij koestert of van omstandigheden die maken dat de vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Van dergelijke omstandigheden is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken. In dit verband is van belang dat de rechter die de zaak behandelt de regie voert. Daarbij heeft de rechter een aanzienlijke vrijheid. De rechter bepaalt de rechter aan welke partij zij vragen stelt en of, zoals in dit geval, een filmpje mag worden getoond. In de gang van zaken zoals die uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling blijkt, ziet de wrakingskamer geen (schijn van) vooringenomenheid. Dat de rechter haar oordeel al klaar had, zoals verzoeker dat heeft ervaren, blijkt ook niet uit het dossier.

6.Beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst het aanhoudingsverzoek af,
6.2.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek,
6.3.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. N. Boots, voorzitter, mr. J.M. Jongkind en mr. H. Bakker, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van D.H. Geuze, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2025.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.