ECLI:NL:RBNHO:2025:2169

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
15.175738.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval in Haarlem met bedreiging en diefstal

Op 28 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een gewelddadige woningoverval in Haarlem, gepleegd op 16 juni 2023. De verdachte, een jongere, werd beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging. Tijdens de overval drongen meerdere mannen de woning binnen, waarbij zij de bewoners met vuurwapens en een koevoet bedreigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding en uitvoering van de overval, maar niet bij het geweld dat in de slaapkamer plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het bedreigen van de bewoners en het medeplegen van de diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod voor de woning waar de overval plaatsvond. De rechtbank kende ook schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, die aanzienlijke schade hadden geleden door de overval.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.175738.23 (P)
Uitspraakdatum: 28 februari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 en 30 januari en 14 februari 2025 (sluiting) in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Booij en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw C. Stroobach, advocaat te Diemen, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- meermalen, althans eenmaal, een (doorgeladen) vuurwapen op (zeer) korte afstand in een kleine ruimte (slaapkamer) heeft gericht op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en (vervolgens) meermalen, althans éénmaal, de trekker heeft overgehaald, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een koevoet, althans een langwerpig en/of hard voorwerp, naar/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 16 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of
- voornoemd voorwerp door te laden en/of
- voornoemd voorwerp op [slachtoffer 1] te richten en/of aan hen te tonen en/of
- ( meermalen) de trekker over te halen en/of
- een koevoet, althans een langwerpig en/of hard voorwerp, te tonen;
2
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning gelegen aan de [adres woningoverval] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
een (schouder)tasje (van het merk Gucci) en/of een geldbedrag (te weten: ongeveer € 300,00) en/of een (nep)horloge (van het merk Rolex) en/of sleutels, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de voornoemde woning binnen te dringen;
- ( een) vuurwapen(s), althans een op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te richten, althans aan hen te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (onder dreiging van voornoemd(e) vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en) dreigend de woorden toe te voegen dat [slachtoffer 1] zou worden doodgeschoten als hij geen geld en/of waardevolle spullen zou afgeven en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans meermalen de trekker van een van voornoemde vuurwapens, althans op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) over te halen en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (een) mes(sen) en/of (een) koevoet(en) te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] met een koevoet, althans met een langwerpig en/of hard voorwerp (meermaals) tegen de (onder)arm, althans het lichaam, te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen en/of met hem te worstelen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] te richten en/of
- die [slachtoffer 2] met een vuurwapen, althans met een hard en/of zwaar voorwerp tegen het (achter)hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op haar knie te richten en/of (vervolgens) de trekker over te halen en/of
- met een mes naar die [slachtoffer 2] te wijzen en/of haar te zeggen dat zij geld moest geven en (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen dat zij zou worden neergestoken en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen ‘laatste kankerkans, ik ga je vriendin verminken en doodsteken’ en/of ‘ik ga haar nu echt steken’ en/of ‘kankerlijer, ik ga je schieten’ althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een (schouder)tasje (van het merk Gucci) en/of een geldbedrag en/of een (nep)horloge (van het merk Rolex) en/of sleutels, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
immers zijn/hebben verdachte en/of zijn mededaders
- de voornoemde woning binnengedrongen;
- ( een) vuurwapen(s), althans een op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gericht, althans aan hen getoond en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (onder dreiging van voornoemd(e) vuurwapen(s), althans op(een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en) dreigend de woorden toegevoegd dat [slachtoffer 1] zou worden doodgeschoten als hij geen geld en/of waardevolle spullen zou afgeven en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans meermalen de trekker van een van voornoemde vuurwapens, althans op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) overgehaald en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (een) mes(sen) en/of (een) koevoet(en) getoond en/of
- die [slachtoffer 1] met een koevoet, althans met een langwerpig en/of hard voorwerp (meermaals) tegen de (onder)arm, althans het lichaam, geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] geslagen en/of geschopt en/of met hem geworsteld en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] gericht en/of
- die [slachtoffer 2] met een vuurwapen, althans met een hard en/of zwaar voorwerp tegen het (achter)hoofd, althans het lichaam, geslagen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op haar knie gericht en/of (vervolgens) de trekker overgehaald en/of
- met een mes naar die [slachtoffer 2] gewezen en/of haar gezegd dat zij geld moest geven en (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd dat zij zou worden neergestoken en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd ‘laatste kankerkans, ik ga je vriendin verminken en doodsteken’ en/of ‘ik ga haar nu echt steken’ en/of ‘kankerlijer, ik ga je schieten’ althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) en/of munitie van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of een of meer patronen voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair (poging tot doodslag in vereniging), 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 3 moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte alleen veroordeeld kan worden voor de diefstal uit de woning en niet voor de ten laste gelegde geweldshandelingen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
InleidingIn de vroege ochtend van 16 juni 2024 heeft een gewelddadige overval plaatsgevonden in de woning van [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2] ) aan de [adres woningoverval] in Haarlem, waarbij sleutels en een Guccitasje met een geldbedrag zijn weggenomen. De daders zijn na de overval met twee auto’s ontkomen. Tijdens de vlucht is één van de daders verderop in de straat zijn telefoon verloren. Op deze telefoon is onder meer een groeps-chat op Snapchat aangetroffen, waarin de voorbereidingen van de overval zijn besproken. De deelnemers aan deze groeps-chat hadden de volgende accountnamen: [snapchataccount 1] , [snapchataccount 2] , [snapchataccount 3] , [snapchataccount 4] en [snapchataccount 5] .
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3.
Bewijsoverweging feit 2 primair
Op grond van de inhoud van het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben op verschillende momenten verklaringen afgelegd. Deze verklaringen bevatten op onderdelen enkele tegenstrijdigheden, maar dit doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers in het algemeen. Wel heeft dit tot gevolg dat de rechtbank slechts die onderdelen van de verklaringen voor het bewijs zal gebruiken, die in voldoende mate worden ondersteund door ander (forensisch) bewijs. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank als volgt.
Verklaringen van de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden op 17 juni 2023 om 2.55 uur wakker van mensen die de trap op renden. Overvaller 1 kwam met een bivakmuts op de slaapkamer binnen met een groot pistool. Deze man was de langste van de overvallers (1.85-1.90 meter) en was het agressiefst. Daarna kwam overvaller 2 binnen en deze richtte een revolver op de buik van [slachtoffer 1] , die in bed lag. Deze man was iets kleiner (1.80-1.85 meter) en had ook een bivakmuts op. Er kwam nog een derde overvaller met een bivakmuts op de slaapkamer in, hij was de kleinste van de drie. Deze man had een koevoet en een mes vast. Overvaller 1 zei tegen [slachtoffer 1] dat hij zijn waardevolle spullen moest geven en dat hij [slachtoffer 1] anders zou doodschieten. Toen [slachtoffer 1] zei dat hij niets zou geven, laadde overvaller 1 zijn pistool door, richtte op het hoofd van [slachtoffer 1] en haalde de trekker over. [slachtoffer 1] hoorde een klik, maar het wapen blokkeerde. Daarna richtte overvaller 1 weer op het hoofd van [slachtoffer 1] en haalde nog een keer de trekker over. Het pistool weigerde weer. Toen [slachtoffer 1] nog een keer zei dat hij niets zou geven, zei overvaller 1 tegen overvaller 3: ‘Geef me die kankerkoevoet en dan sla ik ze dood hier. Ik sla ze de schedel in.’ Overvaller 1 sloeg met de koevoet naar het hoofd van [slachtoffer 1] , maar [slachtoffer 1] kon de slag afweren met zijn arm. Daarna heeft [slachtoffer 1] overvaller 1 op zijn oog geslagen en stoten in zijn gezicht gegeven. Overvaller 2 richtte de revolver op [slachtoffer 1] en overvaller 1 riep: ‘Schiet hem kapot, schiet ‘m in zijn kop, schiet hem dood’. Vervolgens is er een gevecht ontstaan tussen [slachtoffer 1] en de drie mannen, waarbij overvaller 2 hard met zijn revolver tegen de oogkas van [slachtoffer 1] heeft geslagen. [slachtoffer 1] bloedde daardoor hevig.
Tijdens het gevecht met de drie overvallers is een emmer behanglijm omgevallen en is de revolver van overvaller 2 uit zijn handen gevlogen.
[slachtoffer 2] is op enig moment naar beneden gerend. Zij werd daar tegengehouden door overvaller 4 die met een vuurwapen in de hal stond. Overvaller 4 richtte het vuurwapen op het achterhoofd van [slachtoffer 2] en zei dat zij moest gaan zitten en dat er dan niets zou gebeuren. Ze is op de bank gaan zitten en heeft een dekentje om zich heen geslagen. Overvaller 4 richtte het wapen op haar en vroeg waar het geld was.
[slachtoffer 1] was ondertussen nog in gevecht boven, waarbij hij overvaller 3 van de trap wist te duwen. Vervolgens kwam overvaller 1 van boven naar beneden lopen. Hij zei dat [slachtoffer 2] geld moest geven, trok aan haar haren en sloeg haar met het pistool op haar achterhoofd. Overvaller 1 had ook een mes, zette dat tegen haar arm en dreigde dat hij haar neer zou steken. Hij richtte het pistool op haar knie en haalde de trekker over, maar het pistool werkte niet. Overvaller 1 vroeg toen waar de kogels waren en riep naar boven dat hij [slachtoffer 2] door haar kop heen zou schieten en steken.
Nadat [slachtoffer 1] om hulp had geroepen, zijn de overvallers weggevlucht. Zij hebben een sleutelbos en een Guccitasje met daarin 300 euro meegenomen.
Onderzoek telefoon [medeverdachte 1]
De telefoon die op straat is aangetroffen behoort toe aan de medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] maakte gebruik van het Snapchataccount [snapchataccount 1] . In zijn Snapchataccount is een groeps-chat aangetroffen, die betrekking heeft op de voorbereidingen van de woningoverval. De deelnemers aan deze groeps-chat zijn de verdachte met het Snapchataccount [snapchataccount 4] (hierna ook: [de verdachte] ), [medeverdachte 1] en de medeverdachten [medeverdachte 4] ( [snapchataccount 3] ), [medeverdachte 2] ( [snapchataccount 2] ), en [medeverdachte 3] ( [snapchataccount 5] ). De chat begint op 16 juni 2023 om 23.30 uur. [medeverdachte 1] en [de verdachte] bespreken dan op welke manier de deur van de woning geforceerd kan worden. [de verdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] of het 4 man in en uit is. [medeverdachte 1] vraagt wat het zal opleveren (
40K en een Roley toch?). [medeverdachte 3] antwoordt bevestigend. [medeverdachte 1] overlegt daarna met [medeverdachte 2] over de plek (station Halfweg Zwanenburg) waar hij en [de verdachte] zullen worden opgehaald. Om 01.09 uur laat [medeverdachte 2] weten dat ‘zijn man’ daar staat.
Verklaringen verdachten
[de verdachte] heeft verklaard dat hij tijdens de overval beneden was, de trap op is gerend en halverwege de trap zag dat er wapens in het spel waren. Hij is toen naar buiten gegaan en heeft een rondje gerend. Toen [de verdachte] terugkwam, zag hij dat [slachtoffer 2] naar buiten wilde lopen en heeft hij tegen haar gezegd dat ze rustig moest gaan zitten en dat er dan niets zou gebeuren. [slachtoffer 2] is toen gaan zitten en heeft wat over zich heen getrokken.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben ook bekend dat zij aanwezig waren bij de woningoverval en dat zij boven in de slaapkamer zijn geweest.
Geweldshandelingen
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat [de verdachte] niet wist dat er een woningoverval zou plaatsvinden. Hij dacht dat het om een inbraak ging en had daarom geen opzet op het gebruik van geweld en bedreiging met geweld.
De rechtbank acht de verklaring van [de verdachte] op dit punt ongeloofwaardig en overweegt daartoe het volgende. Uit de verklaringen van de aangevers en de verdachten volgt dat er in ieder geval vier overvallers betrokken zijn geweest bij de woningoverval in de [adres woningoverval] . Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] (overvaller 1), [medeverdachte 2] (overvaller 2) en [medeverdachte 3] (overvaller 3) boven in de slaapkamer zijn geweest. Gelet op de overeenkomsten in de verklaringen van [de verdachte] en [slachtoffer 2] ( [de verdachte] heeft tegen [slachtoffer 2] gezegd dat zij rustig op de bank moest gaan zitten en vervolgens heeft [slachtoffer 2] een dekentje om zich heen geslagen) volgt dat [de verdachte] overvaller 4 was, die beneden in de hal stond. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat [de verdachte] een wapen vast had en daarmee heeft gedreigd. [de verdachte] heeft dus ook zelf gebruik gemaakt van een wapen en heeft gezien dat zijn medeverdachten eveneens gebruik maakten van wapens. Hieruit leidt de rechtbank af dat hij opzet heeft gehad op het (bedreigen met) geweld.
Conclusie feit 2 primair (medeplegen diefstal met geweld).
[de verdachte] heeft in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, waaronder [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] een diefstal met geweld gepleegd. De verdachten hebben voorafgaand aan de overval via onder meer Snapchat overleg met elkaar gehad en hebben de nodige voorbereidingen getroffen. Er was dan ook sprake van een vooraf voor alle verdachten duidelijk plan om de woning te overvallen en van een gezamenlijke uitvoering van dat plan. [de verdachte] was één van de uitvoerders van de overval en zou meedelen in de buit. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [de verdachte] en de andere verdachten.
De rechtbank acht het medeplegen van diefstal met geweld dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3.4.
Vrijspraak feit 1 primairDe officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat [de verdachte] medepleger is geweest van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , nu hij wist dat er wapens mee waren, hij zelf bewapend was, wist dat er bewoners aanwezig waren en rekening moest houden met verzet door bewoners, zodat hij voorwaardelijk opzet heeft gehad op het gebruik van wapens.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] boven in de slaapkamer het vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gericht en twee keer de trekker heeft overgehaald, waarbij het vuurwapen weigerde. Daarna heeft [medeverdachte 1] met de koevoet naar het hoofd van [slachtoffer 1] geslagen, waarbij [slachtoffer 1] de slag met zijn arm heeft afgeweerd. Op dat moment was [de verdachte] beneden in de hal van de woning.
De betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Er dient sprake te zijn van opzet op de samenwerking en opzet op de strafbare gedraging(en). Ook als het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier kan niet afgeleid worden dat er vooraf een voornemen bij [de verdachte] heeft bestaan dodelijk geweld toe te passen op de bewoners of dat [de verdachte] op de hoogte is gebracht van een zodanig voornemen bij (een van) de medeverdachten. [de verdachte] was niet aanwezig bij het overhalen van de trekker van het pistool en het slaan met de koevoet door zijn medeverdachte in de slaapkamer. Er was dus geen sprake van een gezamenlijke uitvoering. De volgende vraag die beantwoord moet worden is of [de verdachte] een materiële of intellectuele bijdrage aan de poging tot doodslag heeft geleverd.
Uit de feitelijke gang van zaken blijkt dat [de verdachte] de wacht hield in de hal. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [de verdachte] daar zenuwachtig heen en weer bleef lopen. Toen [medeverdachte 1] beneden was, heeft [de verdachte] hem een aantal keer aangesproken dat de gewelddadige handelingen van [medeverdachte 1] , niet nodig waren. [slachtoffer 2] had het idee dat [de verdachte] er niet helemaal achter stond hoe er met haar en [slachtoffer 1] werd omgegaan.
Nu [de verdachte] niet aanwezig was bij het overhalen van de trekker en het slaan met de koevoet in de slaapkamer en hij een andere rol had bij de woningoverval dan de verdachten die boven in de slaapkamer aanwezig waren, is de rechtbank van oordeel dat de materiële en intellectuele bijdrage aan de poging tot doodslag van onvoldoende gewicht is. Dit alles betekent dat niet kan worden vastgesteld dat er ten aanzien van dit feit een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen [de verdachte] en de medeverdachten. [de verdachte] zal dan ook van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag worden vrijgesproken.
3.3.5.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair
De rechtbank heeft hiervoor onder 3.3.3. vastgesteld dat [de verdachte] wel opzet heeft gehad op het samen met zijn medeverdachten bedreigen met geweld van zich eventueel in de woning bevindende bewoners, teneinde een diefstal te plegen. [de verdachte] heeft zich met dat opzet samen met zijn medeverdachten naar de woning begeven, wist dat zijn medeverdachten met (vuur)wapens naar de bovenverdieping van de woning waren gegaan en heeft zelf op de benedenverdieping met een wapen [slachtoffer 2] bedreigd, die de slaapkamer uit was gevlucht. Ten aanzien van het dreigen met vuurwapens bestond een nauwe en bewuste samenwerking tussen [de verdachte] en zijn medeverdachten. Het richten van een vuurwapen levert op een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, nu daardoor de redelijke vrees om dood geschoten te worden kan ontstaan. De rechtbank acht het subsidiaire feit, het medeplegen van het bedreigen van [slachtoffer 1] door hem een vuurwapen te tonen en op hem te richten, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3.6.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat [de verdachte] van het onder 3 tenlastegelegde medeplegen van het bezit van wapens en munitie van categorie III moet worden vrijgesproken. Nu het vuurwapen dat [de verdachte] tijdens de overval voorhanden had niet is aangetroffen, kan niet worden vastgesteld dat dit een wapen van categorie III betrof. Verder kan niet bewezen worden dat [de verdachte] beschikkingsmacht heeft gehad over het wapen met munitie dat [medeverdachte 2] in zijn bezit had tijdens de woningoverval. [de verdachte] zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
subsidiair:
hij op 16 juni 2023 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
- een vuurwapen, te tonen en
- voornoemd voorwerp op [slachtoffer 1] te richten;
2
primair:
hij op 16 juni 2023 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning gelegen aan de [adres woningoverval] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
een tasje (van het merk Gucci) en een geldbedrag (te weten: ongeveer € 300,00) en sleutels,
die aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door
- de voornoemde woning binnen te dringen;
- vuurwapens op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te richten en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] onder dreiging van voornoemde vuurwapens dreigend de woorden toe te voegen dat [slachtoffer 1] zou worden doodgeschoten als hij geen geld en/of waardevolle spullen zou afgeven en
- meermalen de trekker van een van voornoemde vuurwapens over te halen en
- aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] (een) mes(sen) en een koevoet te tonen en
- die [slachtoffer 1] met een koevoet tegen de onderarm te slaan en
- die [slachtoffer 1] te slaan en met hem te worstelen en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] te richten en
- die [slachtoffer 2] met een vuurwapen, althans met een hard en/of zwaar voorwerp tegen het achterhoofd te slaan en
- een vuurwapen op haar knie te richten en (vervolgens) de trekker over te halen en
- met een mes naar die [slachtoffer 2] te wijzen en haar te zeggen dat zij geld moest geven en (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen dat zij zou worden neergestoken en
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen ‘laatste kankerkans, ik ga je vriendin verminken en doodsteken’ en ‘ik ga haar nu echt steken’ en ‘kankerlijer, ik ga je schieten’ althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Wat aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2 primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie zet – gelet op onder meer de proceshouding van de verdachte en het feit dat hij een eigen bedrijf heeft – vraagtekens bij het advies van de reclassering om het adolescentenstrafrecht toe te passen en wijst erop dat de hoofdregel is dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. De officier van justitie gaat desondanks uit van adolescentenstrafrecht en heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering gevorderd, en een contactverbod met de medeverdachten. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor een gebied rondom de woning aan de [adres woningoverval] in Haarlem, wordt opgelegd voor de duur van vijf jaren. De officier van justitie heeft dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd van de vrijheidsbeperkende maatregel. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om – conform het advies van de reclassering – het adolescentenstrafrecht toe te passen op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de verdachte – gelet op het relatief geringe aandeel dat hij heeft gehad, zijn oprechte berouw en zijn persoonlijke omstandigheden – geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die de periode van het voorarrest overstijgt. De verdediging merkt daarbij op dat de verdachte ook al bijna een jaar onder elektronisch toezicht heeft gestaan, hetgeen hij als een flinke beperking van zijn vrijheid heeft ervaren. Mocht de rechtbank een hogere straf passend vinden, dan verzoekt de verdediging de verdachte een werkstraf, eventueel voor ieder bewezen verklaard feit afzonderlijk, op te leggen, met daarnaast eventueel een voorwaardelijke jeugddetentie, eventueel met een langere proeftijd.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de voorlopige hechtenis, die is geschorst, op te heffen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, waarbij sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 Sr, en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval. De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn midden in de nacht overvallen door vier mannen met bivakmutsen, kennelijk omdat zij een tip hadden gekregen dat er een groot contant geldbedrag en een of twee Rolex-horloges in de woning aanwezig zouden zijn. Drie van de overvallers hebben [slachtoffer 1] voor de ogen van [slachtoffer 2] in de slaapkamer met vuurwapens, een koevoet en een mes bedreigd. Daarbij heeft een medeverdachte zijn vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 1] gericht en meerdere malen de trekker overgehaald. Er volgde geen schot, omdat het wapen haperde. Deze medeverdachte heeft [slachtoffer 1] met een koevoet tegen zijn arm geslagen. Een andere medeverdachte heeft [slachtoffer 1] met een vuurwapen tegen zijn gezicht geslagen. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] in het donker, naakt, moeten vechten met drie overvallers. [slachtoffer 2] kon op enig moment naar beneden vluchten, maar werd door de verdachte onder dreiging van een vuurwapen tegengehouden toen zij de woning wilde verlaten. De verdachte zei dat zij op de bank moest gaan zitten en werd daar door een medeverdachte met een vuurwapen tegen haar achterhoofd geslagen. [slachtoffer 2] werd bedreigd met een vuurwapen en een mes. Het vuurwapen werd afgedrukt op haar knie, maar ook hier volgde geen schot. Het mes werd tegen haar arm gezet en dat voelde zij prikken. Beide slachtoffers hebben moeten vrezen voor het leven van henzelf, elkaar en hun ongeboren kind. Zij hebben letsel opgelopen. Uit de toelichtingen op de vorderingen tot schadevergoeding en het uitgeoefende spreekrecht blijkt hoe groot de impact van dit alles op de slachtoffers is geweest en nog altijd is.
Gezien de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend is.
Naar het oordeel van de rechtbank weegt bij de hoogte van de straf ook strafverzwarend mee dat de woningoverval midden in de nacht is gepleegd. Dit soort feiten zorgt voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen, en voor de slachtoffers in het bijzonder. De slachtoffers zijn ruw uit hun slaap gewekt en in hun eigen slaapkamer overvallen, op een moment waarop zij kwetsbaar waren. De slachtoffers kampen nog altijd met slaapproblemen en gevoelens van angst en onveiligheid in hun eigen woning. Een woning zou altijd de plek moeten zijn om je veilig en geborgen te voelen. Dit is de slachtoffers op brute wijze ontnomen.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich van dit alles geen enkele rekenschap gegeven en hebben gehandeld zonder enig respect voor de lichamelijke integriteit, het welzijn en het eigendomsrecht van anderen. Zij hadden kennelijk alleen oog voor eigen gewin.
Hoewel bij de feiten sprake is van medeplegen, houdt de rechtbank er bij de bepaling van de straf rekening mee dat de verdachte niet heeft deelgenomen aan het geweld boven in de woning. Daar staat tegenover dat hij zelf ook een vuurwapen had en medeverantwoordelijk is voor het geweld dat zich in de woning heeft afgespeeld, en dat hij door het tegenhouden van [slachtoffer 2] een belangrijke rol heeft gespeeld bij het laten voortduren van de woningoverval. De rechtbank overweegt verder dat de verdachte maar beperkt openheid van zaken heeft willen geven en weinig verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn acties.
Persoon van de verdachteMet betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 11 december 2024. Daaruit maakt de rechtbank op dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank zal dit dan ook niet ten nadele van de verdachte meewegen bij de strafoplegging.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 13 januari 2025 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen en het toezicht door de volwassenenreclassering (adolescenten-aanpak) te laten uitvoeren. De reclassering ziet meerdere indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht; de verdachte komt impulsief en beïnvloedbaar over, mede doordat hij een grote behoefte heeft om aansluiting te vinden. Daarbij toont hij onvoldoende inzicht in de gevolgen van zijn handelen. De reclassering ziet voldoende mogelijkheden voor een pedagogische aanpak. De verdachte is thuiswonend en is ontvankelijk voor de beïnvloeding door zijn ouders. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De reclassering vindt een contactverbod met de medeverdachten niet meer nodig, daar zij geen aanwijzingen heeft dat er nog risico’s zijn op dat gebied. De reclassering ziet contra-indicaties voor het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie die langer is dan de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, nu de verdachte in dat geval zijn onderneming kan verliezen en de ingezette behandeling bij De Waag zou worden onderbroken.
Jeugdstrafrecht of volwassenenstrafrecht
Krachtens artikel 77c Sr, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, het jeugdstrafrecht, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht. Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank vindt in de persoonlijkheid van de verdachte voldoende grond om het jeugdstrafrecht toe te passen, zoals is geadviseerd door de reclassering. Volgens de reclassering komt de verdachte impulsief en beïnvloedbaar over. Weliswaar werkt hij sinds enige tijd als zelfstandige in de bouw en gaat hij niet meer naar school, maar daar staat tegenover dat hij nog thuis woont en ontvankelijk is voor beïnvloeding door zijn ouders. De rechtbank acht doorslaggevend dat de reclassering voldoende mogelijkheden ziet voor een pedagogische aanpak. De indruk die de verdachte op de zitting heeft gemaakt geeft ook geen aanleiding om daar anders over te oordelen. De rechtbank zal de verdachte dus berechten volgens het jeugdstrafrecht.
De strafopleggingDe rechtbank realiseert zich dat het voor de ontwikkeling van de verdachte niet gunstig is om terug in detentie te moeten. Hij zal dan immers tijdelijk geen werkzaamheden met zijn bedrijf kunnen uitvoeren voor zijn vaste opdrachtgever en zijn behandeling bij De Waag zal mogelijk moeten worden onderbroken. De rechtbank moet echter ook andere factoren meewegen in haar beslissing, zoals de ernst van de feiten. Afgezet tegen het leed dat de slachtoffers is aangedaan en de schok die de woningoverval in de maatschappij teweeg heeft gebracht, kan de rechtbank niet volstaan met een onvoorwaardelijk gedeelte jeugddetentie dat de periode van het voorarrest niet overstijgt.
Op grond van al het bovenstaande acht de rechtbank het passend en noodzakelijk om aan de verdachte jeugddetentie op te leggen voor de duur van vijftien (15) maanden, met aftrek van de periode die de verdachte al heeft doorgebracht in voorarrest.
De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten vijf (5) maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie (3) jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland en verplichte ambulante behandeling door de Forensische Polikliniek De Waag, zoals door de reclassering geadviseerd, noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen. De grond 12-jaars feit en ernstig geschokte rechtsorde is nog van toepassing gelet op de ernst van het bewezenverklaarde dat bij uitstek een feit is dat maatschappelijke onrust veroorzaakt bij voortduren van een invrijheidstelling na een veroordelend vonnis en de rechtbank is van oordeel dat de belangen van strafvordering zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de verdachte.

7.Vrijheidsbeperkende maatregelen

Gebiedsverbod
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel dat de verdachte voor de duur van vijf jaren zich niet zal ophouden in de [adres woningoverval] in Haarlem, dient te worden opgelegd.
Contactverbod
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel dat de verdachte voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , dient te worden opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid maatregelen
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid Sr, dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De vordering
Mr. S.M. Diekstra, advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft namens de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade (€ 13.729,94) en immateriële schade (€ 9.500,00) die de benadeelde partij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
Dagwaarde televisie € 1.758,20
Herstel woning € 9.970,74
Gestolen Guccitas met daarin € 300,00 € 1.250,00
Aanschaf beveiligingscamera’s € 751,00
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met hoofdelijke veroordeling van de verdachte en zijn mededaders en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt – gelet op de bepleite (partiële) vrijspraak – de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen voor zover het schade betreft die is ontstaan door het gepleegde geweld (televisie, herstel woning en immateriële schade). De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte niet bovenin de woning is geweest en dat de daar aangerichte schade niet aan hem kan worden toegerekend. Volgens de verdediging ontbreekt het rechtstreekse verband tussen het handelen van de verdachte (volgens de verdediging: medeplegen diefstal) en de betreffende schadeposten. Ten aanzien van de gestolen Guccitas stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze onvoldoende is onderbouwd, nu een aankoopbon en een datum van aankoop en daarmee informatie over eventuele afschrijving ontbreken. Ten aanzien van deze post dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, dan wel dient de rechtbank de schade te matigen wegens afschrijving en de schade te schatten. Ten aanzien van de post aanschaf beveiligingscamera’s verzoekt de verdediging de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van voldoende rechtstreeks verband. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat er, hoewel het goed voorstelbaar is dat de benadeelde partij angstig is geworden, geen reden is om aan te nemen dat de verdachte (dan wel medeverdachten) zich opnieuw naar de woning van de benadeelde partij zal begeven. Tot slot verzoekt de verdediging een eventuele veroordeling niet-hoofdelijk op te leggen, gelet op het relatief geringe aandeel dat de verdachte heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade van € 13.729,94 rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2023 (datum van het schadetoebrengende feit) respectievelijk vanaf de datum dat de aanschafkosten zijn gemaakt (3 juli 2023) tot aan de dag der algehele voldoening. Hieronder volgt per gevorderde schadepost een toelichting.
a. Dagwaarde televisie
Het staat vast dat de televisie van de benadeelde partij door de overvallers kapot is gemaakt. De benadeelde partij heeft de aankoop factuur uit 2018 van € 5.089,00 overgelegd en de dagwaarde van € 1.758,20 berekend volgens de Afschrijvingslijst ANWB inboedelverzekering en reisverzekering. De rechtbank acht dit bedrag toewijsbaar.
b. Herstel woning
Onder verwijzing naar foto’s in het dossier, heeft de benadeelde partij gesteld dat de woning na de overval moest worden schoongemaakt en dat er schade aan de trap en de deuren moest worden hersteld en dat er meerdere stuc- en sauswerkzaamheden moesten worden verricht. De benadeelde partij heeft een gespecificeerde factuur van [bedrijf] overgelegd en op de zitting toegelicht dat deze werkzaamheden ongeveer drie weken na de overval hebben plaatsgevonden en dat hij de factuur contant heeft betaald. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 9.970,74 met de factuur voldoende is onderbouwd en dat de schade als gevolg van het bewezen verklaarde feit aan de woning is ontstaan. De rechtbank acht dit bedrag daarom toewijsbaar.
c. Gestolen Guccitas met daarin € 300,00
De benadeelde partij heeft aangegeven geen aankoop factuur van de tas meer in zijn bezit te hebben en heeft een internet aanbieding van een gelijkwaardige vintage tas voor € 933,00 overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat dit bedrag toewijsbaar is als zijnde de dagwaarde, aangezien het gaat om een vintage (tweedehands) tas. Anders dan de verdediging heeft betoogd, zal de rechtbank het gevorderde bedrag dus niet matigen wegens afschrijving.
d. Aanschaf beveiligingscamera’s
De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij en zijn partner na de overval vanwege ernstige angstgevoelens een camerasysteem hebben aangeschaft. Blijkens een overgelegde bankafschrijving was dit op 3 juli 2023, dus 2,5 week na de overval. Op de zitting heeft de benadeelde partij toegelicht dat op dat moment nog niet duidelijk was uit welke hoek de overvallers kwamen. Er waren op dat moment nog geen aanhoudingen verricht. Gelet op de onderbouwing van de vordering en de daarop gegeven toelichting op de zitting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de beveiligingscamera’s heeft aangeschaft als gevolg van het bewezen verklaarde feit en de daaruit voortvloeiende gevoelens van angst en onveiligheid. Onder deze omstandigheden is het vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer ECLI:NL:HR:2021:840) dat deze schade kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade en daardoor voor vergoeding in aanmerking komt.
Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze.
Er is in deze zaak sprake van een gewapende overval die in de nacht plaatsvond, waarbij gemaskerde mannen de woning van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en zijn partner zijn binnengedrongen. Drie mannen hebben hem in de slaapkamer met vuurwapens, een koevoet en een mes bedreigd, waarbij één van de vuurwapens meerdere malen is afgedrukt zonder dat er een schot volgde. [slachtoffer 1] is met een vuurwapen tegen zijn gezicht geslagen. Ook is hij met de koevoet geslagen. Hij heeft in het donker, naakt, gevochten met drie overvallers. Verder heeft hij gehoord dat de overvallers dreigden om zijn zwangere partner, die naar beneden was gevlucht, te doden. [slachtoffer 1] heeft moeten vrezen voor het leven van hemzelf, zijn partner en hun ongeboren kind. Uit de stukken en de toelichting op de vordering blijkt dat [slachtoffer 1] onder meer zwellingen en bloeduitstortingen in zijn gezicht, aan zijn linker arm en oksel heeft opgelopen. Op dit moment heeft hij nog een litteken onder zijn rechter oog en een pijnlijke verdikking op zijn linker bovenarm.
Nu in onderhavige zaak sprake is geweest van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, is er een wettelijke grondslag voor de vordering van de benadeelde partij en mogen ook andere – niet als lichamelijk letsel te kwalificeren – gevolgen, worden meegewogen in de vaststelling van de omvang van de schade naar billijkheid.
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de overval grote impact heeft gehad op [slachtoffer 1] . Sindsdien is hij snel geprikkeld en vertoont vaker agressief gedrag. Verder heeft hij slaapproblemen, waaronder nachtmerries waarin het geweld terugkomt. Hij ervaart nog steeds angst en boosheid.
De rechtbank komt gelet op de aard en ernst van de woningoverval, de onderbouwing van de vordering, alsmede de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 8.000,00 billijk voor. De vordering ter zake van immateriële schade zal tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvangen in de vordering ter zake immateriële schade.
Kosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Nu de geleden schade mede het gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding hem slechts tot betaling van een gedeelte van de schade – corresponderend met zijn aandeel – te veroordelen. Op grond van artikel 6:166 BW is de verdachte hoofdelijk verbonden tot vergoeding van de schade die hij en zijn mededaders als groep hebben toegebracht, ongeacht het aandeel dat elk van hen daarin precies heeft gehad.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van bedreiging en diefstal met geweld en braak, in vereniging gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft, door tussenkomst van mr. S.M. Diekstra, advocaat te Leiden, als haar gemachtigde, een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade (€ 8.000,00) die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Namens de benadeelde partij is de vordering ter terechtzitting toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met hoofdelijke veroordeling van de verdachte en zijn mededaders en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt – gelet op de bepleite (partiële) vrijspraak – de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, nu de immateriële schade is ontstaan door het gepleegde geweld en de verdachte daarvan in de ogen van de verdediging dient te worden vrijgesproken. Volgens de verdediging ontbreekt het rechtstreekse verband tussen het handelen van de verdachte (volgens de verdediging: medeplegen diefstal) en de schade. Subsidiair verzoekt de verdediging de rechtbank om de gevorderde immateriële schade te matigen. Tot slot verzoekt de verdediging een eventuele veroordeling niet-hoofdelijk op te leggen, gelet op het relatief geringe aandeel dat de verdachte heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze.
Er is in deze zaak sprake van een gewapende overval die in de nacht plaatsvond, waarbij gemaskerde mannen de woning van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en haar partner [slachtoffer 1] zijn binnengedrongen. Drie mannen hebben [slachtoffer 1] voor de ogen van [slachtoffer 2] in de slaapkamer met vuurwapens, een koevoet en een mes bedreigd, waarbij één van de vuurwapens meerdere malen is afgedrukt zonder dat er een schot volgde. [slachtoffer 2] kon op enig moment naar beneden vluchten, maar werd onder dreiging van een vuurwapen tegengehouden toen zij de woning wilde verlaten. Zij is bij haar pols gepakt. Zij moest op de bank gaan zitten en werd daar met een vuurwapen tegen haar achterhoofd geslagen. Zij werd bedreigd met een vuurwapen en een mes. Het vuurwapen werd afgedrukt op haar knie, maar er volgde geen schot. Het mes werd tegen haar arm gezet en dat voelde zij prikken. Zij hoorde haar partner boven met de overvallers vechten. [slachtoffer 2] heeft moeten vrezen voor het leven van haarzelf, haar partner en hun ongeboren kind. Uit de stukken en de toelichting op de vordering blijkt dat [slachtoffer 2] na de overval duizelig en misselijk was en onder meer een bult op haar achterhoofd, een pijnlijke pols en knie en een blauwe plek op haar arm heeft opgelopen.
Nu in onderhavige zaak sprake is geweest van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, is er een wettelijke grondslag voor de vordering van de benadeelde partij en mogen ook andere – niet als lichamelijk letsel te kwalificeren – gevolgen, worden meegewogen in de vaststelling van de omvang van de schade naar billijkheid.
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de overval grote impact heeft gehad op [slachtoffer 2] . Zij heeft enige tijd niet in de woning durven slapen, en voelt zich daar nog steeds onveilig. Zij heeft veel stress en zorgen gehad over de vraag of het ongeboren kind schade zou hebben opgelopen door de overval. Zij heeft slaapproblemen en flashbacks en ervaart voortdurend angstgevoelens.
De rechtbank komt gelet op de aard en ernst van de woningoverval, de onderbouwing van de vordering, alsmede de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 7.000,00 billijk voor. De vordering ter zake van immateriële schade zal tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvangen in de vordering ter zake immateriële schade.
Kosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Nu de geleden schade mede het gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding hem slechts tot betaling van een gedeelte van de schade – corresponderend met zijn aandeel – te veroordelen. Op grond van artikel 6:166 BW is de verdachte hoofdelijk verbonden tot vergoeding van de schade die hij en zijn mededaders als groep hebben toegebracht, ongeacht het aandeel dat elk van hen daarin precies heeft gehad.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van bedreiging en diefstal met geweld en braak, in vereniging gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 38v, 55, 77c, 77g, 77i, 77we, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 subsidiair en 2 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
VIJFTIEN MAANDEN.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot vijf maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden gedurende de proeftijd:
Meldplicht bij reclassering
De veroordeelde blijft zich volgens afspraak melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Oostvest 60 te Haarlem, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Ambulante behandeling
De veroordeelde blijft zijn medewerking verlenen aan de ambulante behandeling, uitgevoerd door de Forensische Polikliniek De Waag. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Locatieverbod ex artikel 38v Sr
Legt op de maatregel dat de verdachte voor de duur van vijf jaren zich niet zal ophouden in de [adres woningoverval] te Haarlem.
Contactverbod ex artikel 38v Sr
Legt op de maatregel dat de verdachte voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
• [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] ; en
• [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan deze maatregelen wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken met een maximum van zes maanden, voor iedere keer dat niet aan één van de maatregelen wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregelen, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 21.729,94, bestaande uit € 13.729,94 als vergoeding voor de materiële en € 8.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
  • € 20.978,94 vanaf 16 juni 2023; en
  • € 751,00 vanaf 3 juli 2023;
tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 21.729,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 20.978,94 vanaf 16 juni 2023 en over een bedrag van € 751,00 vanaf 3 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 143 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 7.000,00, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 70 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. E.L. Hoogstraate, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2025.
Mr. Rogmans is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.