In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van een mentorschap. De verzoeker, de partner van de betrokkene, heeft verzocht om benoeming tot mentor, terwijl de dochter van de betrokkene verweer heeft gevoerd. De dochter betwist de diagnose van dementie van de betrokkene en is het niet eens met de benoeming van de partner tot mentor, gezien de leeftijd van de verzoeker. De kantonrechter heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder medische verklaringen en heeft op 28 januari 2025 een mondelinge behandeling gehouden. Tijdens deze zitting is de betrokkene gehoord, die zelf ook betwist dat hij lijdt aan dementie. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de betrokkene symptomen vertoont die passen bij de diagnose dementie en dat hij niet in staat is om zijn eigen belangen te behartigen. De kantonrechter heeft overwogen dat de verzoeker, die al bijna veertig jaar samenwoont met de betrokkene, de meest geschikte kandidaat is voor de rol van mentor. De kantonrechter heeft uiteindelijk het verzoek toegewezen en de verzoeker benoemd tot mentor, waarbij de voorkeur van de betrokkene is gerespecteerd. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.T. Goossens.