ECLI:NL:RBNHO:2025:2538

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
11386781 MB VERZ 24-886 ZK
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot instelling van mentorschap en benoeming van mentor in een civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van een mentorschap. De verzoeker, de partner van de betrokkene, heeft verzocht om benoeming tot mentor, terwijl de dochter van de betrokkene verweer heeft gevoerd. De dochter betwist de diagnose van dementie van de betrokkene en is het niet eens met de benoeming van de partner tot mentor, gezien de leeftijd van de verzoeker. De kantonrechter heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder medische verklaringen en heeft op 28 januari 2025 een mondelinge behandeling gehouden. Tijdens deze zitting is de betrokkene gehoord, die zelf ook betwist dat hij lijdt aan dementie. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de betrokkene symptomen vertoont die passen bij de diagnose dementie en dat hij niet in staat is om zijn eigen belangen te behartigen. De kantonrechter heeft overwogen dat de verzoeker, die al bijna veertig jaar samenwoont met de betrokkene, de meest geschikte kandidaat is voor de rol van mentor. De kantonrechter heeft uiteindelijk het verzoek toegewezen en de verzoeker benoemd tot mentor, waarbij de voorkeur van de betrokkene is gerespecteerd. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.T. Goossens.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer: 11386781 MB VERZ 24-886 ZK
Uitspraakdatum: 20 februari 2025

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoeker,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ter griffie ingekomen op 4 november 2024;
  • het verweerschrift van verweerder, ter griffie ingekomen op 11 november 2024;
  • de email van verweerder, ter griffie ingekomen op 21 november 2024;
  • de reactie van verzoeker op het verweer, ter griffie ingekomen op 3 januari 2025;
  • een aanvullende reactie van verweerder, ter griffie ingekomen op 17 januari 2025;
  • een verklaring van de belanghebbende, ter griffie ingekomen op 20 januari 2025;
  • een bereidverklaring van verzoeker, ter griffie ingekomen op 20 januari 2025;
  • de email van verweerder, ter griffie ingekomen op 22 januari 2025;
  • een verklaring van betrokkene, ter griffie ingekomen op 28 januari 2025;
  • aanvullende medische verklaringen, ter griffie ingekomen op 30 januari 2025.
Op 28 januari 2025 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
Daarbij waren onder meer aanwezig verzoeker en de dochter van betrokkene, [dochter], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] (hierna ook te noemen: verweerder). Op 30 januari 2025 is betrokkene gehoord door de kantonrechter op zijn verblijfadres, in aanwezigheid van verzoeker.

beoordeling

Het verzoek strekt tot instelling van een mentorschap ten behoeve van betrokkene, met benoeming van verzoeker tot mentor van betrokkene.
Verweerder stelt, zakelijk weergegeven, dat geen mentorschap nodig is omdat betrokkene niet aan dementie lijdt en hij in staat is zijn eigen belangen te behartigen.
Met betrekking tot de stelling van verweerder overweegt de kantonrechter als volgt.
Verweerder heeft een stuk ingebracht van de [deskundige arts], werkzaam bij de afdeling bij Parnassia waar betrokkene was opgenomen met de diagnose dementie waarin hij verklaart dat betrokkene wilsonbekwaam is ten aanzien van besluitvorming inzake zijn gezondheidssituatie. Ter zitting heeft de kantonrechter aanvullende medische stukken opgevraagd bij verzoeker. Hierop is de WLZ-indicatie ontvangen waaruit blijkt dat betrokkene wonen met intensieve dementiezorg behoeft. Ook is een CIZ-verklaring ontvangen waaruit blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening.
Ter zitting heeft verweerder gesteld niet in te stemmen met deze diagnoses. Zij vindt dat een second-opinion nodig is voordat de rechtbank tot de conclusie kan komen dat mentorschap nodig is omdat betrokkene niet in staat is zelfstandig zijn niet vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Verweerder meldt voorts dat betrokkene een goed geheugen heeft en dat hij gebeurtenissen van vroeger goed heeft onthouden, en dat hij ook precies weet wie zij is, wanneer zij voor het laatst langs is geweest en dat hij ook prima in staat is namen te onthouden.
Betrokkene zelf bestrijdt ook dat er sprake is van dementie. Betrokkene is het er wel mee eens dat hij niet langer bij zijn vrouw kan wonen zonder daarbij aan te kunnen geven waarom dat het geval is. Zijn vrouw komt dagelijks langs en zij houden veel van elkaar.
Bij het bezoek van de kantonrechter aan betrokkene op diens verblijfadres valt het inderdaad op dat betrokkene op de hoogte is van de komst van de kantonrechter, dat hij de naam van de kantonrechter weet te reproduceren en dat hij er erg op gebrand is om zijn feitenkennis te etaleren. Naar het oordeel van de kantonrechter valt evenwel ook op dat betrokkene lijdt aan gebrek aan realiteitszin en decorumverlies en dat hij zijn agressie niet kan reguleren. Dit zijn allemaal symptomen die passen binnen de gestelde diagnoses, en die maken dat betrokkene kennelijk niet in staat is om zelf beslissingen te nemen die in zijn belang zijn, zoals ook door de ter zake [deskundige arts] is gedocumenteerd.
De kantonrechter overweegt voorts dat betrokkene zich ook niet verzet tegen een mentorschap, mits verzoeker mentor wordt. Betrokkene en verzoeker voeren sinds bijna veertig jaar een gemeenschappelijk huishouden, zij kennen elkaar door en door en zijn zeer bij elkaar betrokken. Betrokkene verzet zich uitdrukkelijk tegen benoeming van zijn dochter als mentor, zoals door haar is verzocht.
Artikel 1:452 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat als een mentor wordt benoemd de uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbende wordt gevolgd en wanneer deze niet duidelijk is of niet aanwezig is spreekt de wet de voorkeur uit voor de echtgenote, geregistreerde partner of de levensgezel. Er zijn, ondanks het feit dat verweerder verzoeker te oud vindt en daarmee niet geschikt, geen bezwaren gebleken tegen benoeming van verzoeker tot mentor. Het feit dat betrokkene nu op een minder geschikte plek zit is hierbij niet maatgevend. Plekken in de ouderenzorg zijn schaars, zeker met de problematiek van betrokkene. Het is van belang van betrokkene dat hij in de buurt van de woonplaats van verzoeker opgenomen wordt in een geschikt verzorgingshuis, ook al duurt dit langer dan gewenst. In het gesprek met betrokkene is duidelijk geworden dat er zicht is op een passender plek.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat de stelling van verweerder dat zij, als zij mentor zou worden, meer onderzoek kan laten doen bij betrokkene om te bezien of de vorm van dementie die hij zou hebben erfelijk is, niet in het belang van betrokkene is, maar van haarzelf.
Gelet op de stukken en de afgelegde verklaringen acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat betrokkene als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt ten volle zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf waar te nemen.
De kantonrechter zal verzoeker benoemen tot mentor nu dit zijn uitdrukkelijke voorkeur is en de door verweerder ingebrachte bezwaren tegen de voorgestelde mentor worden verworpen.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter het verzoek toewijzen.

beslissing

De kantonrechter:
- stelt een mentorschap in ten behoeve van eerder genoemde [betrokkene];
- benoemt tot mentor: [verzoeker].
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter