In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland geoordeeld over de rechtmatigheid van de algemene verhoging van verkeersboetes met 10% per 1 maart 2024. De zaak betreft een beroep tegen een opgelegde verkeersboete van € 120,00 voor een overtreding van een geslotenverklaring. Betrokkene stelde dat de verhoging in strijd was met de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en dat de boete verlaagd moest worden naar het bedrag van € 110,00, dat voor de verhoging gold. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de verhoging van de boetes niet in strijd is met de wet, omdat deze is neergelegd in een algemene maatregel van bestuur en binnen de wettelijke kaders blijft. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de verhoging van de boetes niet in strijd is met het beginsel van evenredigheid, omdat de mogelijkheid bestaat om in individuele gevallen de boete te matigen op basis van de omstandigheden van de gedraging of de betrokkene. In dit geval zijn er geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven tot matiging van de boete. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskosten toegewezen.