ECLI:NL:RBNHO:2025:2762

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
C/15/361370 / FA RK 25-420
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de vader over minderjarigen na ernstige bedreiging van hun ontwikkeling

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het gezag van de vader over zijn twee minderjarige kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de vader te beëindigen, omdat de kinderen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], ernstig in hun ontwikkeling zouden worden bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De kinderen hebben een belaste voorgeschiedenis en zijn al lange tijd niet in contact met hun vader, wat hen enige rust heeft gegeven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vader onvoorspelbaar en onbetrouwbaar gedrag vertoont, wat schadelijk is voor de kinderen. De rechtbank heeft de beëindiging van het gezag van de vader noodzakelijk geacht, zodat de moeder alleen belast is met het gezag over de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank benadrukt dat de vader altijd de vader van de kinderen zal blijven, ondanks het verlies van zijn gezag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/361370 / FA RK 25-420
Datum uitspraak: 14 maart 2025
Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming
hierna te noemen de Raad,
gevestigd in Haarlem,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B.N. Voogd te Amsterdam,
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd in Alkmaar.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de Raad, ontvangen op 24 januari 2025;
  • het verweerschrift, met bijlagen, van de vader, ontvangen op 6 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • de vader, bijgestaan door mr. B.N. Voogd;
  • de moeder;
  • [vertegenwoordiger van de GI] , [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
De rechtbank heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de zitting hun mening kenbaar te maken. Van deze gelegenheid hebben zij geen gebruik gemaakt.
1.4.
Het verzoek van de Raad is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/360411 / JU RK 24-1940. De beslissing in deze zaak is vastgelegd in een aparte beschikking.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 18 mei 2022 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (na een voorlopige ondertoezichtstelling) onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, bij beschikking van 15 mei 2024 tot 18 februari 2025.
2.4.
In de gelijktijdig met deze zaak behandelde procedure over de ondertoezichtstelling (zaaknummer C/15/360411 / JU RK 24-1940) heeft de rechtbank op de zitting van 10 februari 2025 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (mondeling) verlengd tot 18 mei 2025.
2.5.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben in de periode van 11 juni 2015 tot 16 januari 2020 ook onder toezicht gestaan.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de vader te beëindigen. De Raad is van mening dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen binnen een voor hen aanvaardbaar te achten termijn te dragen. De Raad licht dit als volgt toe.
3.2.
De kinderen kennen een belaste voorgeschiedenis. Ze zijn opgegroeid in een spanningsvolle opvoedingssituatie en getuige geweest van ruzies en spanningen tussen de ouders. Sinds 2014 groeien de kinderen op bij de moeder en zij draagt met ondersteuning van de hulpverlening alleen de zorg voor hen. Er is langere tijd met behulp van de hulpverlening geïnvesteerd in het onderhouden van contact tussen de vader en de kinderen. Sinds een incident op Koningsdag 2022 is het contact tussen de vader en de kinderen echter gestopt.
3.3.
Het is de Raad gebleken dat het op dit moment goed gaat met [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] is in september 2024 gestart op een nieuwe school en zij ontwikkelt zich hier goed. Ook met [de minderjarige 2] gaat het goed. [de minderjarige 2] is in september 2024 gestart op speciaal basisonderwijs [speciaal basisondewijs] , nadat hij vier jaar geen onderwijs heeft kunnen volgen. De Raad ziet twee kinderen waarvan de draaglast en draagkracht meer in evenwicht zijn gekomen. Er is rust gekomen omdat er geen omgang meer is met de vader en daarmee de onvoorspelbaarheid minder is geworden.
3.4.
Uit het onderzoek van de Raad komt naar voren dat de vader kampt met persoonlijke problematiek en hierdoor stress en onrust ervaart. De vader kan onvoorspelbaar en onbetrouwbaar zijn in zijn gedragingen en zich dreigend uiten richting moeder en de betrokken gezinsvoogd. De vader maakt hierin een onstabiele indruk. Ook de keuzes die hij maakt en de manier waarop hij zich gedraagt ten opzichte van de kinderen getuigen in de visie van de Raad niet van verantwoord en veilig oudergedrag. Zo zoekt de vader de kinderen op als het hem uitkomt wat bij de kinderen zorgt voor onrust en angstige situaties. Ook konden gezagsbeslissingen zowel recent als in het verleden regelmatig niet tijdig genomen worden omdat hiervoor de handtekening of toestemming van de vader nodig was en deze niet (zonder vertraging) werd gegeven. Het feit dat vader geen inzicht heeft in wat de kinderen nodig hebben en daardoor ook geen initiatieven neemt die voor de kinderen van belang zijn, is schadelijk voor de kinderen. Deze situatie zorgt er bij moeder voor dat haar draagkracht en draaglast steeds meer uit balans raakt en zij (emotioneel) minder beschikbaar is voor de kinderen. Er is tweemaal sprake geweest van een langere periode waarin hulpverlening in een gedwongen kader is ingezet (ondertoezichtstelling) om tot verbetering te komen, maar dit heeft onvoldoende blijvende verandering teweeg gebracht. De GI heeft daarover aangegeven dat vader het laat afweten bij afspraken en gesprekken met de hulpverlening. De belastende situatie voor de kinderen blijft hierdoor in stand.
3.5.
De moeder en de kinderen ervaren een goede onderlinge band en de kinderen profiteren van de rust nu er geen omgang met de vader is. Gezien wordt dat sindsdien de ontwikkeling van de kinderen verbetert. Met een gezagsbeëindiging beoogt de Raad een meer bestendige en voorspelbare opvoedsituatie bij de moeder te creëren waarbij de toestemming van vader voor belangrijke zaken niet langer noodzakelijk is en de draagkracht en draaglast van de moeder meer in balans blijft. De Raad gunt [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dat zij hierdoor meer rust zullen ervaren wat hun ontwikkeling ten goede komt.

4.De standpunten van de ouders en de visie van de GI

De vader
4.1.
De vader is het niet eens met het verzoek van Raad tot beëindiging van zijn gezag. Door en namens de vader is in het verweerschrift en op de zitting -samengevat- het volgende naar voren gebracht.
4.2.
De vader licht toe dat in het verleden hard is gewerkt aan het contact tussen hem en de kinderen wat resulteerde in een positieve en bestendige omgang tussen hen. Op 11 november 2021 heeft de moeder eenzijdig besloten dat er redenen waren om de omgang niet meer na te komen, waarna er de nodige procedures bij de rechtbank nodig waren om de omgang af te dwingen. Hierdoor werd de vader, na jarenlange inzet, hard werken aan zichzelf, en veel geduld, opnieuw in een nachtmerrie gestort. Onder deze druk maakte de vader op Koningsdag 2022 een verkeerde inschatting door de kinderen onbegeleid in zijn huis achter te laten. In normale situaties zou een dergelijk incident worden besproken en zouden er veiligheidsafspraken worden gemaakt, maar in dit geval stond de moeder geen omgang meer toe. Deze situatie is voor de vader een persoonlijk drama geworden waardoor hij zich moeilijk staande kan houden. Inmiddels heeft de vader de kinderen al bijna drie jaar niet gezien (behalve een enkele toevallige ontmoeting op straat) en het is duidelijk dat de GI niet meer toewerkt naar herstel van de omgang. De vader mist zijn kinderen ontzettend en hij is wanhopig en moe gestreden.
4.3.
De vader stelt dat blijkens de jurisprudentie voor de toepassing van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een strengere maatstaf geldt als er, zoals in dit geval, geen sprake is van een uithuisplaatsing. Gezagsbeëindiging op grond van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW kan dan slechts gerechtvaardigd zijn als het gezamenlijk gezag, dan wel de uitvoering daarvan, zodanig belastende conflicten of problemen oplevert voor het kind dat deze, op zichzelf of in combinatie met andere omstandigheden, een ernstige bedreiging opleveren voor diens ontwikkeling. Indien daarbij de handelwijze van een van de ouders zo belastend is voor het kind en zo in strijd met hetgeen van een verantwoord opvoeder mag worden verwacht dat daardoor voor het kind een onveilige of beschadigende opvoedingssituatie ontstaat, en daarin niet binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van het kind aanvaardbaar te achten termijn voldoende verbetering valt te verwachten, kan onder omstandigheden ook aan de voorwaarde van artikel 1:266, eerste lid, onder b, BW zijn voldaan. Aan deze strenge criteria is volgens de vader niet voldaan.
4.4.
De vader stelt dat er geen signalen zijn die duiden op een ernstig bedreigde ontwikkeling van de kinderen. Uit de stukken en wat op de zitting is besproken maakt de vader juist op dat het goed gaat met de kinderen. De vader heeft al drie jaar geen contact met de kinderen en er wordt niet meer gewerkt aan contactherstel. Hoe pijnlijk ook, de vader accepteert dat de kinderen zullen opgroeien zonder contact met hem en hij zal altijd van hen blijven houden. Op geen enkele wijze zal de vader proberen, in of buiten rechte, omgang of contact af te dwingen. De vader ziet niet in hoe toevallige ontmoetingen zodanig belastend zijn voor de kinderen dat dit een gezagsbeëindiging rechtvaardigt. De vader heeft de kinderen bij deze ontmoetingen niet onnodig belast of opgezocht. De vader is moe gestreden en heeft op persoonlijk vlak weinig beschermende factoren. Dit treft de kinderen echter niet zodat op grond daarvan niet is voldaan aan het criterium dat zijn gezag zodanig belastende conflicten of problemen oplevert voor de kinderen dat deze een ernstige bedreiging vormen voor hun ontwikkeling. De vader betwist ook dat hij gezagsbeslissingen tegenwerkt. Volgens de vader heeft de moeder op geen enkel moment een schriftelijk verzoek om toestemming voor een gezagsbeslissing aan hem toegestuurd, heeft de GI nooit een schriftelijk aanwijzing gegeven waaruit het frustreren van gezagsbeslissingen door de vader zou blijken en ook is aan de rechtbank nooit om vervangende toestemming voor gezagsbeslissingen gevraagd.
4.5.
Evenmin is volgens de vader sprake van een situatie waarin hij gedrag vertoont dat zo belastend is voor de kinderen en in strijd is met hetgeen van een verantwoord opvoeder mag worden verwacht, dat daardoor voor hen een onveilige of beschadigende opvoedingssituatie ontstaat waar niet binnen een voor de persoon en ontwikkeling van de kinderen aanvaardbaar te achten termijn, voldoende verbetering valt te verwachten. De Raad geeft aan dat de kinderen behoefte hebben aan een opvoedsituatie waarbij rust, voorspelbaarheid en structuur heerst om zich goed te kunnen ontwikkelen. Nu er al drie jaar geen contact is met de vader, is de moeder volgens de vader geheel verantwoordelijk voor deze omstandigheden en niet hij. Uit niets blijkt dat de veilige opvoedsituatie bij de moeder thuis door enig handelen van de vader een zodanige belasting vormt voor de kinderen dat dit in strijd is met hetgeen van een verantwoord opvoeder mag worden verwacht. Het is al langer duidelijk dat de vader zich niet meer verzet tegen de situatie dat er geen omgang plaatsvindt. De vader heeft simpelweg al jarenlang geen invloed meer op de opvoedsituatie van de kinderen.
4.6.
De vader geeft aan dat het een nachtmerrie voor hem is waarbij hij als eerste toegeeft niet alles goed te hebben gedaan. Hij vindt het echter onbegrijpelijk dat de rol van de moeder bij deze trieste uitkomst volkomen onderbelicht blijft. De moeder heeft eveneens haar zorgpunten en heeft niet steeds goed met de hulpverlening samengewerkt. Het gezag van de vader over de kinderen vormt de diepste band die hij met hen heeft. De vader oefent zijn gezag op afstand uit en wenst dit graag te behouden.
De moeder
4.7.
De moeder heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij tegen problemen aanloopt in de uitoefening van het gezag met de vader. Volgens de moeder is samenwerking met de vader niet mogelijk op de momenten dat hij minder stabiel is. Gezagsbeslissingen kunnen dan niet of niet voortvarend genoeg worden genomen. De moeder begrijpt dat de Raad daarom verzoekt om het gezag van de vader te beëindigen.
De GI
4.8.
De GI heeft tijdens de zitting aangegeven achter het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de vader te staan. Volgens de GI lukt het zonder haar tussenkomst niet om toestemming van de vader te krijgen voor gezagsbeslissingen. Door de weigerachtige houding van de vader lopen gezagsbeslissingen onnodig vertraging op. De GI acht dit schadelijk voor de kinderen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het BW het gezag van een ouder beëindigd kan worden, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of,
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Voor zover de vader van mening is dat artikel 1:266, eerste lid, BW in dit geval toepassing mist aangezien geen sprake is van een uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] volgt de rechtbank hem niet. Wel is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de Raad naast voormeld artikel ook getoetst moet worden aan artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
5.3.
Gezagsbeeïndiging is een verstrekkende en ingrijpende maatregel waardoor inmenging plaatsvindt in het gezinsleven van ouder en kind. Op deze inmenging is artikel 8 EVRM van toepassing. Blijkens de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kan van beëindiging van het ouderlijk gezag slechts sprake zijn op het moment dat is gebleken dat voortzetting van de familieband schadelijk is voor het kind (EHRM 6 oktober 2015 N.P./Moldavië, 58455/13, rechtsoverweging 65 en 66, bevestigd in EHRM 30 november 2017, Strand Lobben/Noorwegen nr. 37283/13). De rechtbank dient daarom ook te beoordelen of voortduring van het gezag van de vader schadelijk is voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
5.4.
Het is de rechtbank gebleken dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog steeds ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling. De kinderen hebben een belaste voorgeschiedenis, waarin zij al vanaf jonge leeftijd zijn blootgesteld aan de problemen tussen en van de ouders. De eerste ondertoezichtstelling van de kinderen dateert van 11 juni 2015. Duidelijk is dat de kinderen vanwege hun verleden extra behoefte hebben aan een opvoedsituatie waarbij sprake is van rust, structuur en duidelijkheid om zich goed te kunnen ontwikkelen. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben inmiddels al bijna drie jaar geen omgang meer met hun vader. De kinderen geven aan geen omgang meer met hem te willen en door de GI worden hiervoor ook geen mogelijkheden meer gezien. De vader legt zich op dit moment neer bij de wens van de kinderen om geen contact met hem te hebben. Door de afwezigheid van omgang hebben [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] de afgelopen periode relatieve rust ervaren waardoor zij positieve ontwikkelingen hebben laten zien. Deze positieve ontwikkeling is echter pril en er is nog altijd sprake van een zorgelijke en kwetsbare situatie.
5.5.
De rechtbank acht gezien hetgeen uit het dossier en op de zitting naar voren is gekomen de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te dragen binnen een voor hen aanvaardbare termijn. Duidelijk is dat de vader veel van de kinderen houdt, maar dat hij hun belangen niet structureel voorop weet te stellen. De vader kampt met persoonlijke problematiek en is hierdoor al jarenlang geen stabiele factor in het leven van de kinderen. Ondanks de aanwezige ondersteuning laat de vader onvoorspelbaar en onbetrouwbaar gedrag zien wat leidt tot spanningen bij de kinderen. Ook is het de rechtbank duidelijk geworden dat gezagsbeslissingen voor de kinderen niet voortvarend genomen kunnen worden omdat de vader hieraan niet, of niet tijdig, zijn medewerking verleent. Hierdoor heeft het inzetten van de benodigde hulpverlening en de inschrijving op scholen langer op zich laten wachten dan in het belang was van de kinderen. De vader heeft hierover op de zitting verklaard dat hij onvoldoende wordt geïnformeerd door de moeder en de GI om snel een juiste beslissing te kunnen nemen. De rechtbank constateert echter dat dit het gevolg is van de eigen keus van de vader om niet meer aanwezig te zijn bij overleggen met de GI ter bespreking van de problemen rondom de kinderen en de in te zetten hulpverlening. De vader is hierdoor niet op de hoogte van hetgeen zich afspeelt in het leven van de kinderen en wat zij nodig hebben. Voortduring van het gezag van de vader acht de rechtbank schadelijk voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Als de toestemming van de vader niet langer noodzakelijk is voor belangrijke zaken zal dit leiden tot een meer bestendige, voorspelbare en veilige opvoedsituatie bij de moeder. De rechtbank acht dit voor een goede ontwikkeling van de kinderen van groot belang.
5.6.
De rechtbank is aldus van oordeel dat voldaan is aan de criteria van zowel artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW als van artikel 8 EVRM.
5.7.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank een beëindiging van het gezag van de vader noodzakelijk acht. Dit betekent dat de moeder voortaan alleen belast is met het gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
5.8.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.9.
Dat de vader veel moeite heeft met het verlies van het gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] acht de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt het belangrijk om te benadrukken dat hij altijd de vader van de kinderen zal blijven, en dat deze beslissing daar niets aan verandert.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [de vader] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , over de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beslissing is gegeven door mr. N. Cuvelier, voorzitter en tevens kinderrechter, W.C. Oostenbroek en H.E.L. Grooten, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. S.C. Horio als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.