ECLI:NL:RBNHO:2025:2851

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/15/360411 / JU RK 24-1940
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in het kader van gezagskwesties

Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De rechtbank heeft besloten de ondertoezichtstelling met drie maanden te verlengen, in afwachting van een beslissing op een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot beëindiging van het gezag van de vader. De rechtbank oordeelt dat er nog steeds voldaan is aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling, zoals vastgelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De minderjarigen hebben een belaste voorgeschiedenis en zijn blootgesteld aan de problemen tussen hun ouders, wat hun ontwikkeling ernstig bedreigt. De rechtbank constateert dat de kinderen behoefte hebben aan een opvoedsituatie met rust en structuur, en dat de huidige situatie nog kwetsbaar is. De vader van de kinderen heeft al bijna drie jaar geen contact meer met hen en de kinderen geven aan geen omgang met hem te willen. De rechtbank benadrukt dat de vader, ondanks zijn liefde voor de kinderen, niet in staat is om hun belangen voorop te stellen en dat zijn persoonlijke problematiek een negatieve invloed heeft op de stabiliteit in het leven van de kinderen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/360411 / JU RK 24-1940
Datum uitspraak: 10 februari 2025
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd in Alkmaar,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B.N. Voogd te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de GI, ontvangen op 24 december 2024;
  • het verweerschrift, met bijlagen, van de vader, ontvangen op 6 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [vertegenwoordiger van de GI] , [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
  • de vader, bijgestaan door mr. B.N. Voogd;
  • de moeder;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. Van deze gelegenheid hebben zij geen gebruik gemaakt.
1.4.
Het verzoek van de GI is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de vader, in welk kader de Raad ook op de zitting aanwezig was. Dit verzoek is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/361370 / FA RK 25-420. De beslissing in deze zaak is neergelegd in een aparte beschikking.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 18 mei 2022 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (na een voorlopige ondertoezichtstelling) onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 15 mei 2024 tot 18 februari 2025. De kinderen hebben in de periode van 11 juni 2015 tot 16 januari 2020 ook onder toezicht gestaan.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van drie maanden. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht.
3.2.
De GI ziet op dit moment nog ontwikkelingsbedreigingen voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Er zijn inmiddels wel stappen gezet, maar deze positieve verandering is pril en kwetsbaar. [de minderjarige 1] is in september 2024 gestart op een nieuwe school en zij ontwikkelt zich hier goed. [de minderjarige 1] heeft geruime tijd een coach gehad vanuit [zorgaanbieder] en deze hulpverlening is positief afgesloten. De spanningen rondom het contact met haar vader blijven en dit blijft volgens de GI een zorg. [de minderjarige 2] is in september 2024 gestart op speciaal basisonderwijs [speciaal basisonderwijk] nadat hij vier jaar geen onderwijs heeft kunnen volgen. Het gaat goed met [de minderjarige 2] op school en in zijn gedrag zijn inmiddels grote positieve veranderingen zichtbaar. Ook voor [de minderjarige 2] is alle betrokken hulpverlening afgesloten. Voor nu worden er geen redenen voor behandeling gezien door de speltherapeut, omdat [de minderjarige 2] geen last ervaart.
3.3.
In de omgang tussen de vader en de kinderen is niets veranderd. Beide kinderen willen op dit moment geen omgang met hun vader en beweging hierin lijkt niet van de grond te komen. De GI ziet geen mogelijkheden meer om nog omgang tussen de vader en de kinderen op te starten en vorm te geven. Verder laat de vader volgens de GI onvoldoende stabiliteit zien en hier maakt de GI zich zorgen over. De vader kampt met persoonlijke problematiek en het lukt hem niet om, met de ondersteuning die voor handen is, zijn situatie stabiel te houden. Ook lukt het de vader niet om zonder sturing van de GI toestemming te geven en beslissingen te nemen die in het belang van de kinderen zijn. De kinderen hebben last van de onstabiele situatie van de vader en de gebrekkige communicatie tussen de ouders. De moeder heeft hulpverlening voor zichzelf ontvangen en dit heeft een positief effect op haar draagkracht.
3.4.
De Raad heeft inmiddels een verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader bij de rechtbank ingediend. De GI verzoekt de ondertoezichtstelling met drie maanden te verlengen om de beslissing op dit verzoek af te wachten en vervolgens de stappen te kunnen zetten om de ondertoezichtstelling af te kunnen sluiten.

4.De standpunten van de ouders en de visie van de Raad

De vader
4.1.
Door en namens de vader is in het verweerschrift en op de zitting het volgende naar voren gebracht. De vader is het niet eens met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader licht toe dat in het verleden hard is gewerkt aan het contact tussen hem en de kinderen en dat dit resulteerde in een positieve en bestendige omgang tussen hen. Op 11 november 2021 heeft de moeder echter eenzijdig besloten dat er redenen waren om de omgang niet meer na te komen, waarna er de nodige procedures bij de rechtbank nodig waren om de omgang af te dwingen. Hierdoor werd de vader, na jarenlange inzet, hard werken aan zichzelf en veel geduld, opnieuw in een nachtmerrie gestort. Onder deze druk maakte de vader op Koningsdag 2022 een verkeerde inschatting door de kinderen onbegeleid in zijn huis achter te laten. In normale situaties zou een dergelijk incident worden besproken en zouden er veiligheidsafspraken worden gemaakt, maar in dit geval stond de moeder geen omgang meer toe. Deze situatie is voor de vader een persoonlijk drama geworden waardoor hij zich moeilijk staande kan houden. Inmiddels heeft de vader de kinderen al bijna drie jaar niet meer gezien (behalve een enkele toevallige ontmoeting op straat) en het is duidelijk dat de GI niet meer toewerkt naar herstel van de omgang. De vader mist zijn kinderen ontzettend en hij is wanhopig en moegestreden. Een jaar geleden heeft de vader de rechtbank en de GI al laten weten het niet meer te kunnen opbrengen om zonder perspectief op contactherstel aanwezig te zijn bij de vele hulpverleningsgesprekken. Hoe pijnlijk ook, de vader accepteert dat de kinderen zullen opgroeien zonder contact met hem en hij zal altijd van hen blijven houden. De vader zal op geen enkele wijze proberen, in of buiten rechte, omgang of contact af te dwingen. De vader betwist dat hij gezagsbeslissingen tegenwerkt. De vader is van mening dat niet wordt voldaan aan de wettelijke criteria voor de ondertoezichtstelling nu niet blijkt dat de ontwikkeling van de kinderen op dit moment ernstig wordt bedreigd. Het gaat goed met de kinderen, er wordt niet meer gewerkt aan contactherstel en de vader werkt gezagsbeslissingen niet tegen.
Volgens de vader is een verlenging van de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk en kan verdere hulpverlening in het vrijwillig kader plaatsvinden.
De moeder
4.2.
De moeder heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat zij aan de ene kant van mening is dat de ondertoezichtstelling kan worden beëindigd. Als het nodig is dan weet de moeder zelf de weg naar de hulpverlening te vinden. Anderzijds vindt de moeder het fijn dat de GI nu betrokken is omdat het haar op dit moment niet lukt om zonder tussenkomst van de GI met de vader te praten en afspraken te maken. Als de ondertoezichtstelling wordt afgesloten dan vindt de moeder het belangrijk dat er een borgingsplan komt met daarin duidelijke afspraken voor de toekomst.
De Raad
4.3.
De Raad staat achter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling in afwachting van de beslissing van de rechtbank op het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader. Het gaat op dit moment goed met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , maar het is volgens de Raad te vroeg om te zeggen dat er geen ontwikkelingsbedreigingen meer zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Het is de rechtbank gebleken dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog steeds ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling. De kinderen hebben een belaste voorgeschiedenis, waarin zij al vanaf jonge leeftijd zijn blootgesteld aan de problemen tussen en van de ouders. Duidelijk is dat de kinderen vanwege dit verleden behoefte hebben aan een opvoedsituatie waarbij sprake is van rust, structuur en duidelijkheid om zich goed te kunnen ontwikkelen. De afgelopen periode hebben [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] relatieve rust ervaren en hierdoor hebben zij een positieve ontwikkeling laten zien. Deze positieve ontwikkeling is echter nog pril en er is nog altijd sprake van een zorgelijke en kwetsbare situatie.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] inmiddels al bijna drie jaar geen omgang meer hebben met hun vader. De kinderen geven aan geen omgang meer met hem te willen en door de GI worden hiervoor ook geen mogelijkheden meer gezien. De vader legt zich op dit moment neer bij de wens van de kinderen om geen contact met hem te hebben. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de vader veel van de kinderen houdt, maar dat hij de belangen van de kinderen niet structureel voorop weet te stellen. De vader kampt met persoonlijke problematiek en is hierdoor al jarenlang geen stabiele factor in het leven van de kinderen. Ondanks de aanwezige ondersteuning laat de vader onvoorspelbaar en onbetrouwbaar gedrag zien en dit leidt tot spanningen bij de kinderen. Ook is het de rechtbank duidelijk geworden dat gezagsbeslissingen voor de kinderen niet voortvarend genomen kunnen worden omdat de vader hieraan niet of niet tijdig zijn medewerking verleent. Hierdoor heeft het inzetten van de benodigde hulpverlening en de inschrijving op scholen langer op zich laten wachten dan het belang van de kinderen vereiste. De vader heeft hierover ter zitting verklaard dat hij onvoldoende wordt geïnformeerd door de moeder en de GI om snel een juiste beslissing te kunnen nemen. Echter constateert de rechtbank dat het de eigen keuze van de vader is geweest om niet meer aanwezig te zijn bij overleggen met de GI om de problemen rondom de kinderen en de in te zetten hulpverlening te bespreken. De rechtbank constateert verder dat de communicatie tussen de ouders niet tot stand komt en dat de GI hierin als tussenpersoon fungeert.
5.4.
Gelijktijdig met het onderhavige verzoek is het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de vader behandeld. Op het verzoek van de Raad zal uiterlijk op 14 maart 2025 bij beschikking worden beslist. In afwachting van deze beschikking en gelet op het voorgaande zal de rechtbank de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen voor de verzochte duur van drie maanden, te weten tot 18 mei 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW). Indien de rechtbank het verzoek van de Raad toewijst en daarmee het gezag van de vader wordt beëindigd, zal de komende periode door de GI benut moeten worden om een borgingsplan met de ouders op te stellen en de ondertoezichtstelling af te sluiten met een goede overdracht naar het vrijwillig kader. In het borgingsplan zullen veiligheidsafspraken gemaakt moeten worden om een terugval te voorkomen. Indien de rechtbank het verzoek van de Raad afwijst en daarmee het gezag van de vader in stand blijft, is het aan de GI om te beoordelen of er een nieuw verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling moet worden ingediend dan wel of de hulpverlening in het vrijwillig kader kan worden voortgezet.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
tot 18 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2025 door
mr. N. Cuvelier, voorzitter en tevens kinderrechter, W.C. Oostenbroek en H.E.L. Grooten, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. S.C. Horio als griffier, en op schrift gesteld op 18 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.