ECLI:NL:RBNHO:2025:3005

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
24/5771 en 25/466
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Wajong-uitkering en toepassing van de hardheidsclausule in een uitzonderlijk geval

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 20 maart 2025, wordt de beëindiging van de Wajong-uitkering van eiser beoordeeld. Eiser, die sinds 2008 een Wajong-uitkering ontvangt, heeft in 2023 aangegeven naar Suriname te verhuizen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft zijn uitkering stopgezet op basis van het exportverbod van de Wajong-uitkering, maar eiser verzoekt om toepassing van de hardheidsclausule. De voorzieningenrechter oordeelt dat het Uwv ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan deze clausule. De rechter stelt vast dat er sprake is van een uitzonderlijk geval, waarbij de omstandigheden van eiser, waaronder zijn ernstige psychiatrische problemen en de verbeterde leefsituatie in Suriname, zwaarwegend zijn. De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waardoor eiser zijn Wajong-uitkering behoudt tijdens zijn verblijf in Suriname. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 24/5771 en 25/466
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 maart 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [naam 3] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Ergec),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Vromans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1.
Met het bestreden besluit van 25 juli 2024 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het Uwv heeft zowel op het beroep als ook op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.
1.5.
Op de zitting is partijen voorgehouden dat op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid bestaat om ook op het beroep te beslissen. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij in deze uitspraak ook op het beroep van eiser.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser (geboren [geboortedaum] ) ontvangt vanaf 2008 een Wajong-uitkering. In het kader van de toekenning van de Wajong-uitkering is op 9 mei 2008 een medisch onderzoeksverslag opgesteld door de verzekeringsarts. Hierin staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Het is duidelijk dat er bij belanghebbende vanaf jonge leeftijd sprake is van ernstige, structurele psychiatrische problemen die hebben geleid tot ernstige gedragsstoornissen. (...)
Prognose beperkingen: Niet te stellen. Dit soort problemen zijn in het algemeen slecht toegankelijk voor therapeutische interventies. (…) Conclusie (…): Belanghebbende heeft structurele beperkingen t.a.v. zijn arbeidsmogelijkheden. (…)”
3. In het kader van een herbeoordeling is op 14 november 2018 een rapportage door een verzekeringsarts opgesteld. Hierin staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)Er is sprake van een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis welke al op vroege leeftijd tot ernstig grensoverschrijdend gedrag heeft geleid. Dit patroon heeft zich verder voortgezet in tijd met frequente detentie perioden: in totaal meer dan 14 jaar. (…) Behandelmogelijkheden ontbreken, zeker bij het ontbreken van motivatie hiertoe. Client vorm een gevaar voor anderen en zichzelf. (…)
Client heeft geen benutbare mogelijkheden. Er is sprake van een ernstige gezondheidsproblematiek waardoor hij persoonlijk en sociaal onvoldoende functioneert. Ondanks begeleiding, behandeling en pogingen client richting participatie te begeleiden is dat helaas niet gelukt. Hierdoor kan terugziend over een periode van meer dan 10 jaar gesteld worden dat arbeidsvermogen ook in het verleden ontbrak.(…)”
4. In een wijzigingsformulier, ingevuld op 15 februari 2023, is namens eiser aan het Uwv doorgegeven dat hij met ingang van 31 januari 2023 naar Suriname verhuist voor een periode van 6 tot 12 maanden met het doel: re-integreren. Eiser wordt individueel begeleid door de organisatie Groei en Ontwikkeling B.V., door [gedragswettenschapper] . Het Uwv heeft per brief van 20 februari 2023 aan eiser bevestigd dat hij heeft laten weten dat hij van 1 februari 2023 tot en met 31 januari 2024 in het buitenland verblijft.
5. In een brief aan het Uwv van 25 oktober 2023 heeft de begeleider van eiser, [gedragswettenschapper] , het verzoek gedaan om eiser toe te staan met behoud van zijn Wajong-uitkering in Suriname te blijven. Ter toelichting is in de brief, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
Meneer verblijft al vanaf 1 februari 2023 in Suriname met behoudt van zijn uitkering. Hij zit in een begeleidingstraject met Groei en Ontwikkeling BV. onder leiding van [gedragswettenschapper] . (gedragswetenschapper) Veiligheidshuis in Alkmaar met als contactpersoon [naam 1] , het Uwv met als contactpersoon [naam 2] en [naam 3] van de gemeente Hoorn.
(...)
Meneer (…) komt al vanaf zijn vroegste jeugd (16 jaar) in aanraking met justitie en politie. Ook op school was hij altijd onhandelbaar.
(…)
De afgelopen 9 maanden is meer dan duidelijk geworden dat meneer onmogelijk in staat is om ooit te werken en daarmee zijn brood te verdienen. Zijn antisociale stoornis speelt hem om dit gebied heel veel parten, daarbij is hij ook nog verstandelijk zeer beperkt met heel weinig interesses en zonder enige bekwaamheden en of kwaliteiten. Verder is hij erg gehospitaliseerd wat hem erg afhankelijk en kwetsbaar maakt.
De andere kant is dat hij stap voor stap wel zijn weg heeft kunnen vinden in de veel minder complexe maatschappij van Suriname. Hij leert zich zo zoetjes aan te redden en leert zich in Suriname zoveel mogelijk zelfstandig te redden. Al 9 maanden is er geen enkel politie contact geweest, terwijl dat in Nederland de afgelopen 16 jaar schering en inslag was.
Dit jaar heeft hij voor het eerst sinds 16 jaar zijn verjaardag gevierd buiten de muren van de gevangenis wat een belangrijke mijlpaal is.
(...)
Zijn moeder is ook in Suriname woonachtig en is erg betrokken bij het wel en wee van haar zoon (…)”
Eiser verblijft in Suriname in een beschermd wonen project met dagbesteding en therapeutische begeleiding.
6. Op 16 januari 2024 heeft de verzekeringsarts een rapportage opgesteld in het kader van een sociaal-medische beoordeling voor beantwoording van de vraag of de hardheidsclausule van toepassing is om in Suriname te kunnen blijven wonen met behoud van de Wajong-uitkering. Na dossieronderzoek en multidisciplinair overleg heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de zwaarwegende uitzonderingscriteria van de hardheidsclausule. De verzekeringsarts heeft vermeld dat er geen sprake is van een situatie waarin het stoppen van de Wajong-uitkering eiser onevenredig raakt. Volgens de verzekeringsarts wordt eiser ten opzichte van anderen met een Wajong-uitkering die verhuizen naar het buitenland geen onevenredig nadeel gedaan. Ook is niet te stellen dat eiser door het stopzetten van de uitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden ten opzichte van anderen met de medische situatie in Suriname. Door de verzekeringsarts wordt verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 maart 2022. [1] Het Uwv heeft op grond van deze rapportage in het besluit van 31 januari 2024 de Wajong-uitkering vanaf 1 februari 2024 stopgezet, zolang eiser niet in Nederland woont.
7. Namens eiser heeft [gedragswettenschapper] bezwaar ingediend tegen laatstgenoemd besluit. In de bezwaarfase is een memo van [naam 1] van het Zorg- en veiligheidshuis aan [gedragswettenschapper] van 28 februari 2024 overgelegd waarin, voor zover relevant, het volgende staat vermeld:
“(…)
In de periode 2015 tot en met 2023 is er middels begeleiding getracht de recidive van de heer te beperken. De strafbare feiten die hij beging waren merendeels geweldsdelicten (mishandeling en ernstige bedreigingen).
Door deze geweldsdelicten is hij meermaals gedetineerd geraakt, de laatste keer heeft hij de maatregel Inrichting Stelselmatige Daders (ISD) opgelegd gekregen en kwam hij medio 2023 uit detentie.
Voorafgaand aan het beëindigen van zijn detentie is gekeken door de gemeente Hoorn, het Uwv, mevrouw [gedragswettenschapper] . [gedragswettenschapper] zijn huidige gemachtigde en zijn voormalige begeleider [naam 4] naar een traject waardoor de recidive door de heer zou stoppen. Dit ook in overleg met de heer tijdens detentie.
(…)
De heer is in januari 2023 uit detentie gekomen en direct naar Suriname gegaan. Hij heeft een begeleidingstraject gekregen gefinancierd door de gemeente Hoorn. Tevens kreeg hij een postadres in Hoorn, waardoor hij zijn uitkering in Suriname zou kunnen blijven ontvangen. Dit traject is onder hoge uitzondering gefiatteerd door de burgemeester van Hoorn.
(…)
De heer heeft in de periode dat hij in Suriname verbleef geen delicten gepleegd. Het is hem in het verleden nog niet eerder gelukt een zo lange periode delict vrij te blijven. Ook heeft hij nooit eerder hulp aanvaard voor zijn psychische problemen. Daarnaast is het ook niet eerder gelukt hem te motiveren om ergens te gaan werken, wat nu wel is gedaan.
Indien de uitkering van de heer gestopt blijft, zal het traject stagneren en zal de heer (noodgedwongen) terug moeten keren naar Nederland.
Hij komt dan zonder woning en zonder geld terug. Het is zeer aannemelijk dat de heer dan wederom zich schuldig gaat maken aan strafbare feiten.
(…)”
8. In de rapportage van 16 juli 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onder meer vermeld dat er niet-medische argumenten zijn aangevoerd om de hardheidsclausule van toepassing te laten zijn. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is ook vermeld:
“(…)
De primaire rapportage behoeft een nuancering. De verzekeringsarts (B&B) gaat niet over de vraag of de hardheidsclausule aan de orde is of niet. Wel kunnen er medische aspecten zijn, die de primaire verzekeringsarts juist heeft beoordeeld. Er kunnen ook niet medische redenen zijn (zoals het aanvaarden van arbeid met enig re-integratieperspectief, zoals vermeld in de beleidsregels) maar de opsomming van deze drie punten is niet limitatief. Er kunnen mogelijk ook andere overwegingen zijn. Met andere woorden het is aan de medewerker bezwaar om een besluit te nemen.
Duidelijk is uit de hele context dat er sociaal maatschappelijke argumenten zijn / aangevoerd worden om de hardheidsclausule van toepassing te laten zijn. (…)
Dit zijn echter niet medische argumenten en het is niet aan de verzekeringsarts B&B om daar een oordeel over te geven.(…)
De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat een verblijf in het buitenland op medische gronden niet noodzakelijk is.
9. In het bestreden besluit van 25 juli 2024 is de beëindigingsdatum van de Wajong-uitkering gewijzigd naar 8 april 2024. Daarbij is eveneens vermeld dat het beroep dat eiser doet op de hardheidsclausule, niet slaagt. Verder is in het bestreden besluit vermeld dat een beroep op de hardheidsclausule volgens vaste jurisprudentie slechts in uitzonderlijke situaties slaagt. Volgens het Uwv kan niet worden gesproken van een onbillijkheid van overwegende aard. De gegevens in het dossier bieden daarvoor geen enkel aanknopingspunt. Ook is in het bestreden besluit vermeld dat de redenen voor eisers verblijf in Suriname begrijpelijk zijn, maar niet weg nemen dat de verhuizing in overwegende mate op zijn eigen keuze is gebaseerd zonder dat van een objectieve en dwingende noodzaak daartoe is gebleken. De wens van partijen die maatschappelijk met eiser betrokken zijn om hem met behoud van zijn uitkering in Suriname te laten verblijven is begrijpelijk, maar maakt de beoordeling niet anders en daarmee kan het Uwv geen rekening houden. Ook is vermeld dat het feit dat eiser een betere kwaliteit van leven ervaart sinds hij in Suriname woont, niet betekent dat er een (medische) noodzaak was voor eiser om naar Suriname te gaan. Dat geldt ook voor het toekomstperspectief dat eiser in Suriname heeft. De omstandigheid dat hij in Suriname minder of niet in aanraking komt met justitie en het sociale vangnet waarop hij een beroep kan doen, heeft geen invloed hierop, aldus het Uwv.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

10. De voorzieningenrechter beoordeelt de beëindiging van de Wajong-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
11. De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten partijen
12. Eiser stelt zich op het standpunt dat de overwegingen van het Uwv niet congruent zijn. Ook heeft het Uwv ten onrechte geen belangenafweging verricht, zodat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Daarvoor wijst eiser erop dat de contacten met justitie in het verleden voortvloeien uit de medische problematiek van eiser. Door de wijziging van de woonomgeving is deze problematiek onder controle. Daarom is wel degelijk sprake van een medische noodzaak tot verhuizing naar het buitenland, aldus eiser. Ter onderbouwing heeft eiser een brief overgelegd van 30 november 2024 van [gedragswettenschapper] aan de raadsman van eiser, waarin zij nader toelicht dat het van belang is dat eiser met behoud van zijn uitkering in Suriname kan blijven. Eiser heeft eveneens een brief overgelegd van de burgemeester van de gemeente Hoorn van 3 december 2024 waarin is vermeld dat het cruciaal is dat de uitkering wordt hervat om ervoor te zorgen dat eiser in Suriname blijft en hij daar door kan gaan met het werken aan zijn toekomst.
12.1.
Ter onderbouwing van het spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening heeft eiser een brief overgelegd van de gemeente Hoorn van 11 februari 2025 waarin is vermeld dat per 1 april 2025 de financiële bijdrage van € 1.300,-, die eiser in verband met het eindigen van zijn Wajong-uitkering van de gemeente ontvangt, zal worden stopgezet. Daardoor zal eiser geen financiële middelen meer ontvangen om in zijn levensonderhoud te voorzien en zal hij naar Nederland terug moeten keren. Daarnaast heeft eiser een memo van [naam 1] van het Zorg- en veiligheidshuis aan [gedragswettenschapper] van 10 februari 2025 overgelegd, waarin staat dat het per direct stoppen van de financiering maakt dat eiser daarmee geen mogelijkheden meer heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien en terug zal moeten keren naar Nederland. Ook heeft eiser een bestuurlijke rapportage overgelegd van 2 december 2024, opgesteld door een teamchef van de politie Noord-Holland, met als onderwerp “
Mogelijke terugkeer overlast gevend persoon”. In deze rapportage is een antecedentenoverzicht opgenomen over de periode 1998–2020 en een overzicht meldingen en incidenten over de periode 2019-2024. In de rapportage staat, voor zover van belang, het volgende vermeld onder het kopje Maatschappelijke urgentie:
“Betrokkene zal voor het behouden van zijn uitkering terugkeren naar Nederland. Het is, gelet op zijn gedragingen in het verleden zeer aannemelijk dat betrokkene in Nederland de maatschappij zal belasten en willekeurige slachtoffers zal maken, in die zin dat hij (snel) weer in beeld komt bij politie, justitie en/of hulpverlening in verband met overlast en/of criminele activiteiten.”
13. Het Uwv betwist dat het besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel is genomen en handhaaft het besluit. Ter onderbouwing wijst het Uwv erop dat in de beslissing op bezwaar is getoetst of de situatie van eiser een uitzonderingssituatie rechtvaardigt. Hierbij is volgens het Uwv ook rekening gehouden met de situatie van eiser na terugkeer naar Suriname. In de beslissing op bezwaar worden de omstandigheden benoemd (zoals ervaren betere kwaliteit van leven in Suriname en minder of niet in aanmerking gekomen met justitie). Verder is in de laatste alinea van het besluit volgens het Uwv expliciet getoetst aan het evenredigheidsbeginsel.
Beoordelingskader
14.1.
Bij de beoordeling gaat het om artikel 3:19, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong, waarin is bepaald dat het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen. Het Uwv kan dit zogeheten exportverbod van een Wajong-uitkering op grond van het tiende lid van dat artikel (de hardheidsclausule) buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
14.2.
In artikel 2 van het Besluit Beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland (Beleidsregels) [2] staat dat van een onbillijkheid van overwegende aard sprake is indien de jonggehandicapte zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het beëindigen van het recht op arbeidsondersteuning of arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig re-integratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.
14.3.
In de toelichting bij de Beleidsregels is vermeld dat de hardheidsclausule steeds aan de hand van de omstandigheden van het individuele geval moet worden toegepast en dat er ook in andere dan de drie genoemde situaties grond kan zijn voor toepassing van de hardheidsclausule. Daarom moet in alle gevallen beoordeeld worden of sprake is van zwaarwegende redenen en of het beëindigen van de uitkering een aanmerkelijk nadeel betekent.
14.4.
Volgens de wetsgeschiedenis leent de aard en doelstelling van de Wajong zich niet voor export [3] omdat de Wajong een uit algemene middelen gefinancierde arbeidsongeschiktheidsvoorziening is die beoogt in Nederland wonende jonggehandicapten een uitkering te geven waardoor ze in staat zijn tot zelfontplooiing te komen. De hardheidsclausule kan slechts in uitzonderlijke situaties toepassing vinden, die door het Uwv deels expliciet zijn genoemd in de Beleidsregels en voor het overige moeten voldoen aan de voorwaarde dat een noodzaak bestaat voor het wonen buiten Nederland op gronden die objectief en dwingend van aard zijn.
Uit de wetsgeschiedenis volgt ook dat bij de toepassing van de hardheidsclausule uitgangspunt is dat de jonggehandicapte ten behoeve van een verbetering in zijn individuele werk- of leefomstandigheden genoodzaakt is om naar het buitenland te verhuizen. Het Uwv zal bij toepassing van de hardheidsclausule alle feiten en omstandigheden met betrekking tot de individuele situatie van de uitkeringsgerechtigde in beschouwing nemen, waarbij met name verbetering van de werksituatie en de re-integratiemogelijkheden centraal zullen staan. [4]
14.5.
Zoals volgt uit eerdere rechtspraak acht de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de invulling die het Uwv in de Beleidsregels aan de toepassing van de hardheidsclausule heeft gegeven niet onjuist of onredelijk. [5]
15. De vraag die partijen verdeeld houdt is of in het geval van eiser sprake is van overige omstandigheden die een grondslag vormen voor toepassing van de hardheidsclausule. Daarbij stelt de voorzieningenrechter vast dat de medische situatie van eiser niet in geschil is tussen partijen. Ook is niet in geschil dat re-integreren naar arbeid in de situatie van eiser niet aan de orde is, zoals ook valt te lezen in de rapportage van de verzekeringsarts van 14 november 2018.
16. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het Uwv in het geval van eiser ten onrechte geen toepassing gegeven aan de hardheidsclausule. Zoals uit de hiervoor vermelde wetsgeschiedenis volgt, betreffen de in de beleidsregels opgesomde zwaarwegende redenen een niet-limitatieve opsomming. Er kunnen dus ook andere redenen zijn die maken dat toepassing wordt gegeven aan de hardheidsclausule. In het bestreden besluit is het Uwv ingegaan op de al dan niet aanwezige medische noodzaak van de verhuizing van eiser naar Suriname. De hiervoor vermelde stukken die in de beroeps- en voorlopige voorzieningenprocedure zijn overgelegd zijn van recente datum en bevatten ook informatie over de huidige situatie nu eiser al vanaf februari 2023 in Suriname verblijft. Ter zitting is het Uwv expliciet gevraagd of deze informatie aanleiding zou geven het bestreden besluit te wijzigen. Door de gemachtigde van het Uwv is geantwoord dat dit niet het geval is, en dat een eventuele toekenning van de hardheidsclausule moet worden getoetst door artsen. Dit kan de voorzieningenrechter niet volgen. Eiser voert sociaal-maatschappelijke argumenten aan om de hardheidsclausule toe te passen en de aanvullende informatie is niet van medische aard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep signaleert dat in zijn rapportage zelf ook en concludeert op grond daarvan dat het dus niet aan een verzekeringsarts (bezwaar en beroep) is om over de niet-medische argumenten een oordeel te geven. In de stukken namens de burgemeester van de gemeente Hoorn staan maatschappelijke omstandigheden genoemd. Dat de burgemeester geen medicus is, zoals ter zitting door de gemachtigde van het Uwv is benadrukt, kan niet ertoe leiden dat die informatie bij de besluitvorming niet behoeft te worden meegewogen. Ook het inschakelen van een medisch deskundige kan niet bijdragen aan een beoordeling van de zaak, nu de medische situatie niet in geschil is.
17. In het bestreden besluit is te summier ingegaan op de omstandigheden van dit individuele geval. Er heeft geen afweging plaatsgevonden van alle argumenten die door eiser zijn genoemd. Uit de overgelegde stukken komt genoegzaam naar voren dat eiser in zijn verleden betrokken is geweest bij een veelvoud aan (gewelds)delicten. Hij heeft ook gedurende meerdere periodes in detentie gezeten, waarbij hij de laatste keer de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen. Voordat hij uit detentie zou komen, is gekeken naar een manier waarop hij dit patroon zou kunnen doorbreken, en is de mogelijkheid van vertrek naar en begeleiding in Suriname op tafel gekomen. Daarbij kan volgens de voorzieningenrechter niet zonder meer worden gesproken van een eigen keuze van eiser om naar Suriname te vertrekken, zoals door het Uwv in het bestreden besluit is benoemd. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat het Uwv eiser begin 2023 toestemming heeft gegeven voor verblijf in het buitenland met behoud van uitkering, zonder toepassing van de hardheidsclausule omdat het ging om “verblijf in het buitenland”. Nu eiser in zijn verzoek heeft aangegeven in Suriname te willen wonen, acht het Uwv toepassing van de hardheidsclausule noodzakelijk voor behoud van de uitkering. Het Uwv heeft aan het gemaakte onderscheid tussen “verblijven” en “wonen” in de besluitvorming ten onrechte geen aandacht besteed. Bovendien is ongewis hoe lang eiser in Suriname zal blijven en valt vooralsnog niet uit te sluiten dat hij ooit terugkeert.
De voorzieningenrechter volgt het Uwv niet in het betoog zoals door gemachtigde van het Uwv ter zitting gevoerd, dat het na te streven doel voor eiser ook kan worden bereikt met begeleid wonen in Nederland. Uit de overgelegde stukken valt af te leiden dat eiser gebaat is bij de prikkelarme omgeving in Suriname. Daarbij is van belang dat eiser tot op heden in Suriname niet in aanraking is gekomen met politie en justitie, en dat zijn leefsituatie in Suriname is verbeterd. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat [gedragswettenschapper] eiser in Suriname regelmatig bezoekt om zijn begeleiding voort te zetten. In het licht van het verleden van eiser is gezocht naar een oplossing voor eiser die een verbetering van de situatie zou kunnen opleveren, waarbij het doel is de re-integratie van eiser in functioneren in de maatschappij. Dat kan niet los worden gezien van de omstandigheid, zoals uit de overgelegde documenten naar voren komt, dat eiser in Nederland een gevaar voor de openbare orde vormt. Zoals ook blijkt uit de bestuurlijke rapportage en de betrokkenheid van de burgemeester van de gemeente Hoorn. Vaststaat dat de gemeente Hoorn, tezamen met het Zorg- en Veiligheidshuis, na het beëindigen van de Wajong-uitkering per 1 februari 2024 eiser een oneigenlijke financiering verstrekken zodat hij in zijn levensonderhoud kan voorzien, wat als een uitzonderlijke situatie geldt.
18. Toepassing van de hardheidsclausule is naar zijn aard bedoeld voor uitzonderlijke gevallen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit geval sprake van een uitzonderlijk geval. Alle omstandigheden van dit geval leiden naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot toepassing van de hardheidsclausule.
Het gaat in deze uitzonderlijke situatie niet alleen om het belang van eiser om in een andere omgeving te wonen die zijn leefsituatie en functioneren in de maatschappij verbetert, maar ook om het maatschappelijke belang van handhaving van de openbare orde dat ermee is gediend als eiser in Suriname kan blijven. Daarbij komt ook nog dat de kosten van de export van de Wajong-uitkering in dit specifieke geval niet op wegen tegen de maatschappelijke kosten die (mogelijk) gemaakt worden als eiser weer in Nederland komt wonen en (mogelijkerwijs) in aanraking komt met bijvoorbeeld justitie en hulpinstanties. Kosten die evengoed uit algemene middelen gefinancierd worden. Tot slot acht de voorzieningenrechter van belang dat vaststaat dat als eiser (weer) in Nederland woont, zijn recht op Wajong-uitkering herleeft.
19. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat een noodzaak voor het wonen buiten Nederland op gronden die objectief en dwingend van aard zijn en zijn de aangevoerde redenen dusdanig zwaarwegend dat sprake is van aanmerkelijk nadeel als de Wajong-uitkering van eiser beëindigd blijft.
Conclusie en gevolgen
20. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit te worden vernietigd.
20.1.
Om de procedure niet langer te laten duren dan nodig is, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat eiser recht houdt op een Wajong-uitkering tijdens zijn verblijf in Suriname.
20.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.721,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Nu er meteen op het beroep is beslist, zal het verzoek om voorlopige voorziening worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat eiser zijn Wajong-uitkering behoudt tijdens zijn verblijf in Suriname en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

2.Stcrt. 2 mei 2003, nr. 84, blz. 17 en gewijzigd bij Stcrt. 18 augustus 2010, nr. 12828, blz. 1.
3.TK 2001-2002, 27 895, nr. 5, p. 2.
4.TK 2001-2002, 27 895, nr. 5, p. 5.
5.Zie bijv. de uitspraak van de CRvB van 15 november 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:2156).