ECLI:NL:RBNHO:2025:3231

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
11553696 \ CV EXPL 25-1226
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing informatieplichten en algemene voorwaarden NS in een verstekzaak over abonnementsgelden en reiskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 april 2025 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 279,13 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten, wegens onbetaald gelaten abonnementsgelden en reiskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de abonnementsovereenkomst op afstand is gesloten en dat de eisende partij moet voldoen aan de precontractuele informatieplichten van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan, maar dat zij niet voldoende heeft onderbouwd dat de contractuele informatieplicht is nagekomen. Dit leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst, waarbij 20% van de verschuldigde abonnementsgelden werd vernietigd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vordering tot betaling van reiskosten toewijsbaar was, omdat deze onder een geautomatiseerde handelsruimte viel en dus was uitgezonderd van de informatieplichten. Daarnaast heeft de kantonrechter ambtshalve de algemene voorwaarden van de eisende partij getoetst op oneerlijke bedingen, waarbij een beding over incassokosten werd vernietigd. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 267,08, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11553696 \ CV EXPL 25-1226
Uitspraakdatum: 2 april 2025
Verstekvonnis in de zaak van:
NS Reizigers B.V.
te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: LAVG BV (Groningen)
tegen
[gedaagde]
te gemeente [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 279,13 aan hoofdsom, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De vordering ziet op abonnementsgelden en reiskosten in het kader van een NS- product en een NS-abonnement. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij een of meerdere facturen, ondanks aanmaningen, onbetaald gelaten.

3.De beoordeling

De abonnementsovereenkomst
3.1.
Vast staat dat de abonnementsovereenkomst op afstand is gesloten. Daarom moet bij het aangaan van deze overeenkomst zijn voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
3.2.
De eisende partij vindt dat zij voor wat betreft de abonnementsovereenkomst heeft voldaan aan de precontractuele informatieplichten ex artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafdrukken van het bestelproces overgelegd, voorzien van een toelichting.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij hiermee voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW.
3.4.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW heeft de eisende partij niet (voldoende) gesteld en onderbouwd dat deze is nagekomen. De overgelegde bestelbevestiging bevat namelijk geen informatie over de wijze van betaling zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder g BW. De eisende partij stelt weliswaar dat de gedaagde partij een machtiging heeft gegeven aan de eisende partij om de abonnementsgelden, reiskosten en gebruikskosten automatisch af te schrijven, maar dat blijkt niet uit de bestelbevestiging.
3.5.
De kantonrechter zal voor deze schending een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
3.6.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [1] en onder meer het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 [2] moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
3.7.
De overeenkomst zal gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 20% van de door de gedaagde partij verschuldigde abonnementsgelden. De sanctie wordt toegepast op het oorspronkelijk door de gedaagde partij verschuldigde bedrag, zodat daarvan resteert een bedrag van € 8,16 (€ 10,20 x 0,80) aan abonnementsgelden. Een bedrag van € 3,13 is door de eisende partij gecrediteerd/gerestitueerd. Dit bedrag strekt in mindering op de toewijsbare abonnementsgelden, zodat een bedrag van € 5,03 toewijsbaar is.
De reiskosten
3.8.
Anders dan in eerdere zaken, is de kantonrechter van oordeel dat ten aanzien van de gevorderde reiskosten sprake is van een reisovereenkomst die wordt gesloten door middel van een geautomatiseerde handelsruimte als bedoeld in artikel 6:230h lid 2 sub l BW. Gelet op de wijze waarop de overeenkomst tot stand komt (in- en uitchecken met een pasje), ligt het zwaartepunt hiervan naar het oordeel van de kantonrechter op het sluiten van de overeenkomst middels een geautomatiseerde handelsruimte. Dit leidt ertoe dat de overeenkomst is uitgezonderd van de informatieplichten als bedoeld in Afdeling 2B, Titel 5, BW. Dit deel van de vordering (€ 272,06) is dan ook toewijsbaar.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
3.9.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [3] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Concrete ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
3.10.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard:
- Productvoorwaarden NS Flex geldig vanaf mei 2021 (hierna: de Productvoorwaarden);
- Algemene Voorwaarden stads- en streekvervoer 2015;
- Algemene Voorwaarden voor het vervoer van Reizigers en Handbagage van de Nederlandse Spoorwegen (AVR-NS) geldig vanaf 1 augustus 2022 (hierna: de Algemene Voorwaarden).
Incassobeding(en)
3.11.
In de Productvoorwaarden staat een beding over incassokosten (artikel 12.6). In een eerdere zaak van de eisende partij heeft de kantonrechter dit, althans een gelijkluidend, beding oneerlijk bevonden en vernietigd en de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten daarom afgewezen. [4] De kantonrechter ziet, gelet op het gestelde in de dagvaarding en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om daar anders over te denken. Daarom vernietigt de kantonrechter dit beding.
3.12.
Gelet hierop worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
De Algemene Voorwaarden en de Algemene Voorwaarden stads- en streekvervoer
3.13.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat in de Algemene Voorwaarden en de Algemene Voorwaarden stads- en streekvervoer geen bedingen staan die verband houden met de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter deze bedingen niet toetsen op (on)eerlijkheid.
Conclusie en kosten
3.14.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 277,09 aan hoofdsom toewijsbaar. De gedaagde partij heeft reeds een bedrag van € 10,01 voldaan. Deze deelbetaling strekt, gelet op wat hiervoor is overwogen, in mindering op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 267,08 zal worden toegewezen. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen zoals gevorderd.
3.15.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 267,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 januari 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 120,78;
griffierecht € 135,00;
salaris gemachtigde € 82,00;
4.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
2.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, te vinden op rechtspraak.nl.
3.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).
4.ECLI:NL:RBNHO:2023:12873 (tussenvonnis) en ECLI:NL:RBNHO:2023:11969 (eindvonnis), te vinden op rechtspraak.nl.