ECLI:NL:RBNHO:2025:3353

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
11134339
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurachterstand en matiging van boete in huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap United NL 2020 PROPCO III B.V. en een gedaagde partij over een huurachterstand en de daaruit voortvloeiende boetes. United NL vorderde betaling van een bedrag van € 1.064,17, bestaande uit hoofdsom, boeterente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat er geen huurachterstand was en dat de boete gematigd moest worden. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een dagvaarding en conclusies van antwoord en repliek. De kantonrechter oordeelde dat United NL onvoldoende had onderbouwd wanneer de huurachterstand was ontstaan, waardoor de vordering tot betaling van de huurachterstand werd afgewezen. Wat betreft de boeterente oordeelde de kantonrechter dat de boete gematigd moest worden, omdat de onverkorte toepassing van het boetebeding tot een buitensporig resultaat zou leiden. De kantonrechter matigde de boete tot € 300,00 en kende ook buitengerechtelijke incassokosten toe tot het wettelijke tarief. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 380,15 aan boeterente en incassokosten, evenals de proceskosten van € 823,44.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11134339 \ CV EXPL 24-1652
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid UNITED NL 2020 PROPCO III B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: United NL,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. I.C. Andréa.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 mei 2024
- de conclusie van antwoord van 30 juli 2024
- de conclusie van repliek en akte wijzing van eis van 11 september 2024
- de brief van 8 oktober 2024 met aanvullende productie 4
- het tussenvonnis van 11 december 2024
- de akte van United NL
- de akte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
United NL verhuurt sinds 1 januari 2018 de bedrijfsruimte aan het adres [adres] in Alkmaar (hierna: de bedrijfsruimte) aan [gedaagde] . Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Kantoorruimte (ROZ 2003) van toepassing (hierna: Algemene Bepalingen).
2.2.
In artikel 4.10 van de huurovereenkomst staat: “
De uit hoofde van deze huurovereenkomst door huurder aan verhuurder te verrichten periodieke betalingen als weergegeven in 4.8 zijn in één bedrag bij vooruitbetaling verschuldigd in euro’s en moeten vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betalingen betrekking hebben volledig zijn voldaan.”
2.3.
In artikel 18 lid 2 van de Algemene Bepalingen staat: “
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,00 per maand.”

3.Het geschil

3.1.
United NL vordert – na wijziging van eis - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.064,17, bestaande uit € 534,34 aan hoofdsom, € 300,00 aan boeterente en € 229,72 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de boeterente van € 300,00 per maand vanaf 1 mei 2024 en de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] voert aan dat geen sprake is van een huurachterstand en dat de contractuele boete moet worden gematigd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De huurachterstand
4.1.
In de dagvaarding heeft United NL € 1.542,74 aan huurachterstand gevorderd bestaande uit een restant van de huur van februari 2024 en de gehele huur van maart 2024. Bij conclusie van repliek tevens akte wijziging en vermindering van eis van 11 september 2024 vordert United NL nog slechts € 534,45 aan huurachterstand van de maand september 2024, omdat de rest van de achterstand na dagvaarding inmiddels door [gedaagde] was betaald. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat er geen huurachterstand is. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [gedaagde] bankafschriften overgelegd waarop te zien is dat de huur van september 2024 volledig is betaald. Bij tussenvonnis van 11 december 2024 is United NL in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit standpunt van [gedaagde] .
4.2.
United NL heeft in de akte toegelicht dat [gedaagde] de huur van september 2024 inderdaad volledig heeft betaald (op € 1,08 na) maar dat er een nog openstaand saldo van € 534,45 is, ontstaan voor 20 augustus 2024. De kantonrechter maakt hieruit op dat de vordering van United NL niet ziet op een huurachterstand van september 2024, zoals gevorderd, maar op een achterstand die is ontstaan voor 20 augustus 2024. De kantonrechter is van oordeel dat United NL onvoldoende heeft onderbouwd wanneer deze huurachterstand is ontstaan waardoor de kantonrechter de juistheid van deze achterstand niet kan achterhalen. Overigens vordert United NL ook het restant van de huur voor september 2024 en niet van ‘voor 20 augustus 2024’. Dit alles komt voor rekening en risico van United NL. De vordering tot betaling van de huurachterstand wordt daarom afgewezen.
De boeterente
4.3.
United NL vordert op grond van artikel 18 lid 2 van de Algemene Bepalingen boeterente ter hoogte van € 300,00 voor de te late betaling van de huur van maart 2024 en € 300,00 per maand voor te late betalingen vanaf 1 mei 2024. In artikel 18 lid 2 van de Algemene Bepalingen staat dat als de huurder op de vervaldag de huur niet heeft voldaan hij een direct opeisbare boete verbeurt. In de artikel 4.10 van de huurovereenkomst staat dat de periodieke betalingen in één bedrag bij vooruitbetaling voor of op de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking hebben volledig zijn voldaan. Tegen de gevorderde boeterente heeft [gedaagde] verweer gevoerd. [gedaagde] heeft gesteld dat de boete gematigd moet worden omdat hij de huur slechts een aantal dagen te laat heeft overgemaakt en omdat de boete buitensporig hoog is omdat United NL geen werkelijke schade heeft geleden. Daarnaast heeft [gedaagde] gesteld dat het boetebeding in strijd is met de Richtlijn oneerlijke bedingen omdat geen maximum is bepaald en niet kan worden onderhandeld over de bepaling. [1] Het boetebeding is daarom oneerlijk en moet worden vernietigd. In beginsel is de Richtlijn oneerlijke bedingen alleen van toepassing op consumenten, maar omdat het bedrijf van [gedaagde] een kleine onderneming is moet hij volgens [gedaagde] materieel gelijk worden gesteld met een consument waardoor hij vergelijkbare rechtsbescherming krijgt.
4.4.
Voordat de kantonrechter beoordeeld of de boete moet worden gematigd zal eerst het beroep van [gedaagde] op de Richtlijn oneerlijke bedingen worden besproken. Vast staat dat de Richtlijn oneerlijke bedingen niet rechtstreeks van toepassing is. [gedaagde] heeft de huurovereenkomst namelijk gesloten als ondernemer, niet als consument. Een consument wordt in het Europese consumentenrecht in het algemeen omschreven als een natuurlijk persoon die niet binnen zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit handelt; het Nederlandse recht sluit daarbij aan. Niet in geschil is dat [gedaagde] de onderhavige overeenkomst in de uitoefening van zijn bedrijf heeft gesloten. [gedaagde] stelt dat hij een kleine onderneming heeft en daarom moet worden vergeleken met een consument. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] een kleine onderneming heeft, is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde] te vergelijken is met een consument, dit verweer slaagt daarom niet.
4.5.
Bij de beoordeling van de vraag of de boete moet worden gematigd, stelt de kantonrechter het volgende voorop. De kantonrechter moet terughoudend zijn met het matigen van de boete in de zin van artikel 6:94 BW. Volgens vaste rechtspraak is matiging alleen aan de orde als onverkorte toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daardoor onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal niet alleen moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. [2] De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding om de boete te matigen en overweegt daartoe het volgende. De boete op niet-tijdige betaling strekt mede tot vergoeding van de schade van de verhuurder. Op grond van de wet moet de schade wegens vertraging in de voldoening van een geldsom in dit geval worden gesteld op de wettelijke handelsrente. Die over de huurachterstand verschuldigde wettelijke handelsrente bedraagt ten tijde van de dagvaarding € 28,32 over de maand maart 2024. United NL heeft niet gesteld dat zij daarnaast nog andere schade heeft geleden. Omdat de huur van de maand maart 2024 te laat is voldaan, evenals de huur over de maanden mei, juni, juli, augustus, september en oktober 2024 volgens de door [gedaagde] ingebrachte producties, zou de verschuldigde boeterente in totaal € 2.100,00 zijn wat 74 keer zo hoog is als de schade ten tijde van de dagvaarding. De kantonrechter ziet aanleiding voor matiging van de boete omdat onverkorte toepassing daarvan tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat zou leiden. De kantonrechter matigt de boete tot € 300,00.
Nevenvorderingen
4.6.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaald tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 80,15.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- boeterente € 300,00
- buitengerechtelijke incassokosten
€ 80,15 +
totaal € 380,15
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van United NL worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,94
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
823,44

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan United NL te betalen een bedrag van € 380,15,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 823,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.

Voetnoten

1.Europese Richtlijn Oneerlijke Bedingen (nr. 93/13/EEG).
2.HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638.