In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaarschrift van 25 juli 2024. Dit bezwaarschrift was gericht tegen een beslissing van de Dienst Toeslagen van 15 juli 2024, met kenmerk UHT-DCHOA, betreffende de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn in bezwaar is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 28 januari 2025 in gebreke gesteld, maar tot op heden is er geen beslissing genomen op het bezwaarschrift. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een bestuurlijke dwangsom van € 1.442 opgelegd, omdat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank heeft ook bepaald dat de Dienst Toeslagen een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53 moet door de Dienst Toeslagen worden vergoed.