Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige douanekamer van 7 april 2025 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Douane, verweerder.
Procesverloop
Feiten
Geschil en standpunten partijen
Overwegingen
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het besluit van 17 maart 2023 gegrond;
- vernietigt het besluit van 17 maart 2023 voor zover daarbij geen vergoeding voor de kosten van de bankgarantie is toegekend;
- draagt verweerder op aan eiseres met inachtneming van deze uitspraak de kosten van de bankgarantie ten bedrage van € 2.913,57 te vergoeden;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn toe;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de aan de bezwaarfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 300;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding aan eiseres van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 700;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.267,50; en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden.
mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 april 2025.