ECLI:NL:RBNHO:2025:4066

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
11391716 \ CV EXPL 24-2991
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. O.J. Boeder, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eiser vordert betaling van € 2.240,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de handelaar moet voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft ambtshalve de naleving van deze informatieplichten getoetst en vastgesteld dat de eiser voldoende heeft aangetoond dat aan deze plichten is voldaan.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eiser beoordeeld, met name het incassokostenbeding in artikel 10. Dit beding wijkt ten nadele van de consument af van de wettelijke bepalingen, omdat het geen maximum aan de incassokosten stelt en de kosten al verschuldigd zijn bij het inschakelen van een incassobureau, zonder dat eerst een veertiendagenbrief is verstuurd. De kantonrechter is voornemens om dit beding te vernietigen en de buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen. De eiser krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten. De zaak is aangehouden voor verdere beslissing op 3 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11391716 \ CV EXPL 24-2991
Uitspraakdatum: 6 maart 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], handelende onder de naam
[bedrijf]
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen
De procedure
1.1. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 2.240,00, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [2] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Op de overeenkomst(en) zijn de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing verklaard: “Terms & Conditions [bedrijf]” (hierna: de algemene voorwaarden).
2.6.
Artikel 10 van de algemene voorwaarden betreft een incassokostenbeding. Dat luidt – voor zover relevant – als volgt:
‘(…) In the event of an unpaid balance after the specified payment period, Photographer reserves the right to engage a debt collection lawyer or debt collection company. Prior to such action, the Photographer will make reasonable efforts to communicate and send reminders regarding the outstanding balance. Any costs associated with debt collection, including legal fees and collecting agency fees, will be the responsibility of the client (…)’
2.7.
In dit beding wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is ook geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Tot slot volgt uit de tekst van het beding dat de incassokosten al verschuldigd zijn zodra de vordering uit handen wordt gegeven, terwijl de wettekst voorschrijft dat éérst nog een zogenoemde veertiendagenbrief moet worden verstuurd. De conclusie is dat sprake lijkt te zijn van een oneerlijk beding.
Conclusie
2.8.
De kantonrechter is daarom voornemens om het beding in artikel 10 van de algemene voorwaarden te vernietigen en de buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
2.9.
Als aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
2.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 3 april 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).