ECLI:NL:RBNHO:2025:4070

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
11155624 \ CV EXPL 24-1629
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van contractuele informatieplicht en oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Huis & Comfort B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van € 152,99, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten, gebaseerd op een overeenkomst op afstand. De kantonrechter heeft ambtshalve de naleving van de precontractuele informatieplichten getoetst, zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechter oordeelt dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan de precontractuele informatieplichten is voldaan, maar dat de contractuele informatieplicht niet is nageleefd omdat een vereiste bestelbevestiging ontbreekt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW heeft geschonden. Dit leidt tot de conclusie dat de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd moet worden, namelijk voor 20% van de oorspronkelijk verschuldigde hoofdsom. Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij onderzocht op mogelijke oneerlijke bedingen, in het bijzonder een rente- en incassokostenbeding dat in strijd is met de wettelijke bepalingen. De kantonrechter is voornemens om dit beding te vernietigen en heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich hierover uit te laten. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 24 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11155624 \ CV EXPL 24-1629
Uitspraakdatum: 27 maart 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Huis & Comfort B.V.
te Maastricht
de eisende partij
gemachtigde: R. Slagman
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
De procedure
1.1. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 152,99, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.3.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [2]
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de contractuele informatieplicht
2.5.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een bestelbevestiging worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. Daarom is niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW voldaan. Voor deze schending zal een sanctie worden toegepast.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.6.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [3] en onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 [4] moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.7.
De eisende partij heeft de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en de jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de overeenkomst gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 20% van de door de gedaagde partij oorspronkelijk verschuldigde hoofdsom.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.8.
De kantonrechter moet, gelet op het Dexia-arrest [5] , onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.9.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: ‘Algemene Voorwaarden Walz B.V.’ (hierna: de algemene voorwaarden).
2.10.
Artikel 14 van de algemene voorwaarden betreft een rente- en incassokostenbeding. Dat luidt als volgt:
‘Mocht de Consument na een schriftelijke aanmaning door Walz, niet of niet volledig betalen, dan wordt het verschuldigde bedrag met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verhoogd overeenkomstig het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.’
2.11.
In voornoemd beding wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De tekst van het beding biedt de eisende partij namelijk de mogelijkheid om na elke aanmaning zonder verdere termijn al incassokosten in rekening te brengen, terwijl de wettekst voorschrijft dat de incassokosten pas ná het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn verschuldigd zijn. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023, onredelijk bezwarend in de zin van art. 6:233, aanhef en onder a, BW en daarmee oneerlijk in de zin van de richtlijn.
2.12.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voornemens om artikel 14 van de algemene voorwaarden te vernietigen voor zover dit betrekking heeft op de buitengerechtelijke kosten. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
Conclusie
2.13.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van het hiervoor genoemde beding.
2.14.
Als aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
2.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 24 april 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
3.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
4.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
5.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).