ECLI:NL:RBNHO:2025:4649

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
C/363655/HA RK-25-50
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de rechter in belastingzaken

Op 24 april 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking afgewezen. De verzoeker had op 1 april 2025 aangegeven dat hij elke rechter zou hebben gewraakt, omdat hij ontevreden was over de afwijzing van zijn uitstelverzoek op 10 maart 2025. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het niet gericht kon zijn tegen de gehele rechtbank of andere medewerkers dan rechters. De verzoeker had geen feiten of omstandigheden aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat procesbeslissingen, zoals de afwijzing van een uitstelverzoek, in beginsel geen grond voor wraking opleveren. De verzoeker had ook geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer besloot dat de procedure in de hoofdzaken voortgezet zou worden zoals deze was voor het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK

/
Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/15/363655 HA RK 25-50
Beslissing van 24 april 2025
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. J. Snitker,
hierna te noemen: de rechter
alsmede tegen:
de Rechtbank Noord Holland, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de rechtbank.

1.Het procesverloop

1.1
Verzoeker heeft in zijn schrijven van 12 maart 2025 de wraking verzocht van de rechtbank, team Belastingrecht, locatie Haarlem, in de aanhangige zaken met als zaaknummers HAA 23/78, HAA 23/6882 en HAA 24/4849, hierna te noemen: de hoofdzaken. De wederpartij in de hoofdzaken (verweerder) is de inspecteur van de Belastingdienst Den Haag. Voorafgaand aan de behandeling van de zaken ter zitting op 1 april 2025 heeft verzoeker het wrakingsverzoek herhaald en daarbij de rechter gewraakt.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op 2 april 2025 schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
De wrakingskamer beschouwt de verzoeken van 12 maart 2025 en 1 april 2025 als één wrakingsverzoek nu ze op dezelfde gronden berusten. Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de wrakingskamer op 15 april 2025. Verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaken zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
1.4
De rechter is verschenen. Verzoeker heeft voorafgaand aan de zitting verzocht om zijn wrakingsverzoek digitaal te behandelen vanwege, zakelijk weergegeven, zijn verminderde gezondheidstoestand. Aangezien het niet lukte om een beeld- en geluidsverbinding tot stand te brengen, heeft verzoeker met zijn instemming telefonisch deelgenomen aan de zitting. De wederpartij in de hoofdzaken is, zonder bericht van afwezigheid, niet verschenen.

2.De standpunten

2.1
Verzoeker geeft aan dat hij de rechtbank wraakt omdat hij vindt dat hij geen eerlijk proces krijgt. De redenen die verzoeker hiertoe aanvoert zijn dat hij geen antwoord kreeg op zijn vraag of hij het gehele dossier naar de rechtbank diende door te sturen en omdat het uitstelverzoek van verzoeker van 6 maart 2025 is afgewezen. Verzoeker heeft aangegeven dat zijn medische omstandigheden zodanig zijn dat het voor hem ondoenlijk is om het proces goed te volgen en te begrijpen.
2.2.
De rechter heeft schriftelijk aangegeven dat het verzoek niet hem persoonlijk maar de rechtbank betreft. Hij leest geen feiten en omstandigheden in het verzoek die de rechterlijke onpartijdigheid zouden kunnen schaden, of die de schijn van rechterlijke partijdigheid kunnen wekken. De nieuwe datum die hij heeft laten vaststellen na de uitgestelde zitting van 4 maart 2025 betreft een procesbeslissing en kan geen grond voor wraking opleveren.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet Bestuursrecht (hierna: Awb) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Alleen de rechter die de zaak behandelt, waarin de verzoeker tot wraking partij is, kan worden gewraakt. Uitgangspunt bij de beoordeling is voorts dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Wraking van een rechter is daarom slechts aan de orde indien, kort samengevat, de rechter (i) jegens een partij een vooringenomenheid koestert of (ii) wanneer de schijn van partijdigheid gewekt is.
3.2
Verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat hij elke rechter zou hebben gewraakt op 1 april 2025, omdat het hem ging om het op 10 maart 2025 afgewezen uitstelverzoek van 6 maart 2025. Voor zover verzoeker daarmee bedoelt alle belastingrechters van de rechtbank te wraken dan wel de gehele rechtbank te wraken, verklaart de wrakingskamer het verzoek niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:15 van de Awb en artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het Wrakingsprotocol. Gelet op deze artikelen moet een wrakingsverzoek betrekking hebben op de met de behandeling van de zaak belaste rechter(s). Het verzoek kan niet tegen het hele college gericht zijn. Voorts kunnen andere medewerkers van de rechtbank dan rechters niet worden gewraakt. Verzoeker zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn wrakingsverzoek.
3.3
Voor zover verzoeker zich op het standpunt stelt dat er sprake is van schijn van partijdigheid of de rechter vooringenomenheid koestert jegens een partij, omdat de rechter het uitstelverzoek van verzoeker heeft afgewezen, oordeelt de wrakingskamer als volgt. De beslissing van de rechter om het uitstelverzoek af te wijzen, dient te worden aangemerkt als een procesbeslissing. Het is vaste rechtspraak dat dergelijke beslissingen in beginsel geen grond voor wraking opleveren. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk al dan niet juist moet worden geacht, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer en kan slechts in eventueel hoger beroep worden getoetst (in de onderhavige zaken door het Gerechtshof te Amsterdam). Voorts heeft verzoeker geen omstandigheden gesteld waaruit kan blijken dat de procesbeslissing (uitsluitend) is ingegeven door vooringenomenheid. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. De wrakingskamer zal het verzoek, voor zover deze is gericht tegen de rechter, afwijzen.
3.4
Wat betreft de grond van verzoeker dat hij voorafgaand aan de zitting van 1 april 2025 geen reactie heeft gehad op zijn vraag of hij zijn gehele dossier naar de rechtbank diende te sturen, oordeelt de wrakingskamer tot slot als volgt. Het valt te betreuren dat verzoeker geen antwoord heeft gekregen op zijn vraag, maar dit doet niet af aan het oordeel van de wrakingskamer dat er geen sprake is van gekoesterde vooringenomenheid bij de rechter jegens verzoeker noch van schijn van partijdigheid.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek voor zover gericht tegen de rechtbank;
4.2
wijst het wrakingsverzoek voor zover gericht tegen de rechter af;
4.3
bepaalt dat de procedure in de hoofdzaken met zaaknummers HAA 23/78,
HAA 23/6882 en HAA 24/4849 worden voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevonden;
4.4
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaken een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Jochem, voorzitter, mr. H.P. van der Lelie en
mr. J. van Beek, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
F.S. Anderson, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.