ECLI:NL:RBNHO:2025:4695

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
11622486
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om toekenning van vergoedingen na onterecht ontslag op staande voet door werkgever in de arbeidsrelatie tussen werknemers en Betonblock B.V.

In deze zaak hebben twee broers, werkzaam bij Betonblock B.V., verzocht om toekenning van een billijke vergoeding, transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging na een ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden voor het ontslag aanwezig was. De werknemers hebben hun verzoeken onderbouwd met de stelling dat het ontslag onterecht was en dat zij door het ontslag inkomensschade en pensioenschade hebben geleden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door de werknemers zonder duidelijke redenen op staande voet te ontslaan. De kantonrechter heeft de verzoeken van de werknemers toegewezen, waarbij de billijke vergoeding voor [verzoeker 1] is vastgesteld op € 62.000,- en voor [verzoeker 2] op € 52.000,-. Daarnaast zijn de transitievergoedingen en vergoedingen wegens onregelmatige opzegging toegewezen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de werknemers recht hebben op een deugdelijke eindafrekening en dat de werkgever de proceskosten moet vergoeden. De beschikking is gegeven op 30 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer / rekestnummer: 11622486 \ AO VERZ 25-29
Beschikking van 30 april 2025
in de zaak van

1.[verzoeker 1],

woonachtig te [plaats 1] (NH),
2.
[verzoeker 2],
woonachtig te [plaats 2],
verzoekende partijen,
hierna samen te noemen: de werknemers
gemachtigde: mr. E.N. van Essen,
tegen
BETONBLOCK B.V.
gevestigd te Heerhugowaard,
verwerende partij,
hierna te noemen: Betonblock,
gemachtigde: mr. F.A.M. ten Broeke.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoeken de werknemers (twee broers van 36 en 32 jaar oud) om toekenning van o.a. een billijke vergoeding, de transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging na een -gelijktijdig- ontslag op staande voet door werkgever, een betonbedrijf. De kantonrechter wijst deze verzoeken toe, omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De dringende reden hiervoor ontbreekt. Ook wordt het ZZP-verleden van één van de broers alsnog aangemerkt als arbeidsovereenkomst, wat effect heeft op de duur van de geldende opzegtermijn en de hoogte van de transitievergoeding.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van werknemers d.d. 28 maart 2025 met producties;
  • het verweerschrift van Betonblock d.d. 7 april 2025 met producties;
  • diverse aanvullende producties van beide zijden;
  • de mondelinge behandeling van 9 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
  • de pleitaantekeningen van de werknemers;
  • de spreekaantekeningen van Betonblock.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Werknemers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], zijn broers en werkten bij Betonblock. Tot en met
24 maart 2025 was de bedrijfsnaam Legobeton B.V.
2.2.
[verzoeker 1], geboren [geboortedatum 1] 1988, was sinds 1 januari 2022 in dienst bij Betonblock als Verkoopmedewerker met een bruto maandsalaris van € 5.699,91 exclusief vakantiegeld en dertiende maand. Voorafgaand aan het dienstverband was [verzoeker 1] sinds 1 januari 2016 als ZZP-er werkzaam voor Betonblock. Er bestond geen schriftelijke overeenkomst van opdracht, alleen een mondelinge afspraak.
2.3.
[verzoeker 2], geboren [geboortedatum 2] 1992, was sinds 1 januari 2022 in dienst bij Betonblock, eveneens als Verkoopmedewerker, met een bruto maandsalaris van € 4.757,26 exclusief vakantiegeld en dertiende maand. Voorafgaand aan het dienstverband was [verzoeker 2] sinds 1 augustus 2021 ook als ZZP-er werkzaam voor Betonblock.
2.4.
Betonblock verkoopt mallen die met beton worden volgestort. Na droging wordt de mal verwijderd en ontstaat een betonblok. Deze blokken komen voor in alle vormen en maten. Betonblock is in november 2021 overgenomen door [betrokkene 1], de laatste/huidige leidinggevende van de werknemers.
2.5.
De vader van de werknemers, [betrokkene 2], heeft ook jaren als ZZP-er voor Betonblock gewerkt. In de zomer van 2024 is een geschil ontstaan tussen vader [betrokkene 2] en Betonblock en is de samenwerking tussen Betonblock en vader [betrokkene 2] geëindigd. Er was toen geen geschil tussen de werknemers en Betonblock. Zij zijn -in overleg met Betonblock- na het vertrek van vader [betrokkene 2] gewoon doorgegaan met hun reguliere werkzaamheden.
2.6.
De oom van de werknemers, [betrokkene 3], is handelsagent voor Betonblock in Frankrijk.
2.7.
Vóór 2023 werkte Betonblock met een registratiesysteem waarbij alle orders in Excel werden verwerkt. Rond het voorjaar van 2023 is een nieuw digitaal CRM-systeem geïntroduceerd. Dit nieuwe systeem zorgde ervoor dat klanten rechtstreeks een order via de website konden plaatsen. In de praktijk werd in 2023 en 2024, onder andere bij bestaande klanten en met handelsagent oom [betrokkene 3], ook nog via het oude Excel systeem gewerkt.
2.8.
Tijdens een vergadering op 8 oktober 2024, waarvan de notulen zich bij de gedingstukken bevinden, is o.a. de instructie gegeven dat nieuwe buitenlandse klanten die via de website binnen komen, niet meer automatisch aan een lokale agent moesten worden gekoppeld.
2.9.
Op 7 februari 2025 is aan werknemers een vaststellingsovereenkomst aangeboden. De werknemers hebben daarna op verzoek van Betonblock hun spullen ingeleverd en niet meer gewerkt. In de daarop volgende weken is door gemachtigden van partijen over en weer gecorrespondeerd, maar dit heeft niet geleid tot overeenstemming en/of uitdiensttreding.
2.10.
Op 11 maart 2025 zijn de werknemers op staande voet ontslagen. Werknemers hebben berust in het ontslag.

3.Het verzoek

3.1.
Werknemers verzoeken de kantonrechter (na vermeerdering van hun verzoeken) om:
I voor recht te verklaren dat geen sprake was van een dringende reden voor ontslag;
II Betonblock te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 19.323,- voor [verzoeker 1] en € 5.709,- voor [verzoeker 2];
III Betonblock te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 260.000,- voor [verzoeker 1] en € 220.000,- voor [verzoeker 2];
IV een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen van € 16.293,36 bruto voor [verzoeker 1] en € 8.452,58 bruto voor [verzoeker 2];
V Betonblock te veroordelen tot betaling van een normale eindafrekening met uitbetaling van openstaande vakantiedagen, vakantiegeld en achterstallig loon tot 11 maart 2025;
VI het concurrentie- en relatiebeding te vernietigen dan wel deze te beperken;
VII Betonblock te veroordelen tot vergoeding van de werkelijke advocaatkosten van € 5.000,- per persoon;
Met vergoeding van de proceskosten, waaronder de beslagkosten van € 3.018,11 per persoon.
3.2
Daarnaast verzoekt [verzoeker 1] nog een verklaring voor recht dat de aanvangsdatum van zijn dienstverband 1 januari 2016 is, en hij dus sindsdien op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is voor Betonblock. Tot slot verzoekt [verzoeker 1] om Betonblock te veroordelen om achterstallige pensioenbijdragen, vanaf 1 januari 2016 tot 1 januari 2022, ter hoogte van 16,8% van het bruto salaris, uit te betalen aan [verzoeker 1] of aan de pensioenuitvoerder.
3.3
Werknemers leggen aan hun verzoeken ten grondslag dat zij ten onrechte op staande voet zijn ontslagen, omdat een dringende reden daarvoor ontbrak en het ontslag niet onverwijld is gegeven. Werknemers voeren bij de verzochte billijke vergoeding aan dat ervan moet worden uitgegaan dat hun arbeidsovereenkomst, als het ontslag wordt weggedacht, nog drie jaar zou voortduren. Werknemers lijden door het onterechte ontslag over die periode forse inkomensschade en ook pensioenschade. Betonblock heeft in de aanloop naar en bij het ontslag ernstig verwijtbaar gehandeld, terwijl werknemers daarbij geen verwijt treft en beiden een vlekkeloos dienstverband hebben. Betonblock moet daarom de transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging betalen. Betonblock kan volgens werknemers vanwege haar ernstig verwijtbaar handelen geen rechten meer ontlenen aan het concurrentie/relatiebeding, en daarnaast zijn werknemers van mening dat zij door deze bedingen onbillijk worden benadeeld. [verzoeker 1] legt aan zijn aanvullende verzoeken ten grondslag dat in de periode van 1 januari 2016 - 1 januari 2022 sprake was van schijnzelfstandigheid en dat hij (ook) in die periode werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst. De voor hem geldende opzegtermijn bedraagt daarom twee maanden. Ten slotte stelt [verzoeker 1] dat toewijzing van de gevraagde verklaring voor recht ertoe leidt dat Betonblock alsnog over de periode 2016-2022 pensioenpremie voor hem moet afdragen.

4.Het verweer

4.1
Betonblock voert verweer en verzoekt de kantonrechter alle verzoeken van werknemers af te wijzen. Betonblock voert ‑ samengevat - in de eerste plaats aan dat het ontslag op staande voet terecht en rechtsgeldig was, waardoor Betonblock niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en zij aan werknemers daarom geen vergoedingen verschuldigd is. De werknemers hebben goederen buiten het CRM-systeem gehouden, waar geen facturen tegenover stonden en geen betalingen voor zijn gedaan. Er zijn daarmee orders naar oom [betrokkene 3] verstuurd zonder dat daarvoor werd betaald. Tezamen met de constateringen dat orders in strijd met instructies werden doorgestuurd naar oom [betrokkene 3], zodat hij commissie kon ontvangen, leverde dit voor Betonblock een dringende reden voor ontslag. Omdat [verzoeker 2] ook in de mailbox van [verzoeker 1] kon en andersom en ze elkaars e-mails afhandelden, werd duidelijk dat [verzoeker 2] zich hier ook schuldig aan heeft gemaakt. Deze gebeurtenissen zijn bekend geworden op 9 maart 2025, na onderzoek van [betrokkene 4] (boekhouding). De dringende reden is op
11 maart 2025 onverwijld medegedeeld aan de gemachtigde van de werknemers.
4.2
Betonblock voert verder verweer tegen de hoogte van de verzochte vergoedingen en de verzochte verklaring voor recht over de herkwalificatie van de periode dat [verzoeker 1] als ZZP-er voor Betonblock werkzaam was. Het is niet redelijk om bij de billijke vergoeding uit te gaan van een ‘levensduur’ van de arbeidsovereenkomst van drie jaar. Een periode van een maand zou volgens Betonblock eerder in de rede liggen. [verzoeker 1] is sinds 1 januari 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam. De periode daaraan voorafgaand was [verzoeker 1] werkzaam als ZZP-er en deze periode dient, volgens Betonblock, dan ook niet te worden meegenomen in de berekening van de transitievergoeding en ook niet bij de duur van de voor [verzoeker 1] geldende opzegtermijn. De opzegtermijn bedraagt daarmee voor beide werknemers één maand. Tegen het verzoek om het concurrentie- en relatiebeding te vernietigen, heeft Betonblock ingebracht dat zij een zwaarwegend belang heeft bij de instandhouding hiervan, gezien de nichemarkt waarin zij opereert en de unieke producten die zij ontwikkelt. Betonblock verzoekt voorts alle overige verzoeken ook af te wijzen.

5.De beoordeling

Dringende reden ontslag op staande voet?
5.1.
De eerste vraag is of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is geweest. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is, omdat een dringende reden voor ontslag ontbreekt. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
5.2.
Een ontslag op staande voet is alleen geldig als daarvoor een dringende reden is. [1] De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen, in onderling verband en samenhang. [2] Daarbij moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met de aard en de [betrokkene 2] van de dringende reden. Verder zijn onder meer van belang de aard en de duur van de dienstbetrekking, het functioneren van de werknemer, en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet heeft. Ontslag op staande voet is een ultimum remedium dat, gelet op de verstrekkende gevolgen, slechts gegeven mag worden als van de werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer nog langer te laten voortduren.
5.3.
Bij de beoordeling van het ontslag op staande voet worden (uitsluitend) de ontslagredenen betrokken die in de ontslagbrief worden genoemd; andere of naderhand gebleken feiten en omstandigheden moeten daarbij buiten beschouwing worden gelaten. Werknemers zijn per e-mail van 11 maart 2025 van de toenmalig gemachtigde van Betonblock aan hun gemachtigde ontslagen. In deze mail zijn zes bijlagen genoemd, waarachter telkens is vermeld dat de betreffende bijlage een bewijs is van ‘buiten de boeken om versturen van zaken’ of ‘buiten de boeken om meewerken aan bestellingen’. De tekst van de e-mail luidt verder:
“[verzoeker 1] en [verzoeker 2] waren de enige personen op de administratie.Alleopdrachten (ver)liepen sec en allen via hen; de 6 punten en de bijlagen laten zien dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2], die de handen en voeten waren binnen BB voor [betrokkene 2] en voor [betrokkene 3], medewerking hebben gegeven en de uitvoerende personen zijn geweest van de kwalijkheden. Woorden en betitelingen als diefstal en fraude komen op. Diefstal en fraude zijn geldige redenen voor ontslag op staande voet. Bij deze wordt aan hen dergelijk ontslag gegeven.”
Aan deze e-mail zijn zes bijlagen toegevoegd en een e-mail van [betrokkene 4] (boekhouding) aan de toenmalig gemachtigde van Betonblock van 9 maart 2025.
5.4.
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is nodig dat de ontslagreden onverwijld (direct) voldoende duidelijk aan de betrokken werknemer wordt meegedeeld. De ratio achter deze mededelingseis is dat het de werknemer onmiddellijk duidelijk moet zijn wat de precieze ontslagreden is, zodat hij weet waartegen hij zich kan verweren. Aan deze eis voldoet het voorliggende ontslag niet. Uit de tekst van de e-mail, ook niet als die in samenhang wordt gelezen met de e-mail van 9 maart 2025 en de bijlagen, blijkt niet duidelijk welk verwijt de werknemers wordt gemaakt. Gesproken wordt van ‘diefstal en fraude’ en ook van betrokkenheid bij ‘de kwalijkheden’. Waaruit die diefstal, fraude of kwalijkheden concreet bestaan, kan niet eenvoudig uit de ontslaggronden en de bijgevoegde bijlagen worden opgemaakt.
5.5.
Daarbij komt dat op de werkgever de stelplicht en bewijslast rust met betrekking tot de aan het ontslag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden. Werkgever heeft in dit verband uitsluitend verwezen naar de zes bijlagen bij de e-mail van 11 maart 2025 en zij heeft, daarnaar gevraagd ter zitting, verklaard dat geen andere bewijsstukken voorhanden zijn van de in de e-mail van 11 maart 2025 aan de werknemers gemaakte verwijten. Door de werknemers zijn de zes bijlagen nauwkeurig bestudeerd en zij hebben deze bijlagen herleid tot drie orders, waarvan de afhandeling kennelijk reden is geweest voor het ontslag. Het betreft volgens hen order 293966 (bijlage 1 en 5), order 294378 (bijlage 2, 3 en 4) en een DHL-verzending (bijlage 6). Zij hebben in hun verzoekschrift gemotiveerd en met stukken onderbouwd aangetoond dat order 294378 is geadministreerd, gefactureerd en betaald en dat ook met betrekking tot order 293966 uit de administratie van Betonblock blijkt dat deze order is verzonden en betaald. Daarbij is toegelicht waarom deze order nog via het oude systeem is afgehandeld. Van het versturen van goederen ‘buiten de boeken om’ is bij deze orders dus volgens de werknemers helemaal geen sprake geweest. Betonblock heeft deze gemotiveerde betwisting niet weersproken in het verweerschrift en ook niet op de zitting. Daarmee zijn deze feiten niet komen vast te staan en kunnen ze, alleen al daarom, het gegeven ontslag niet dragen.
5.6.
Met betrekking tot de DHL-verzending hebben werknemers toegelicht dat dit de verzending van een pakket van minder dan 5 kg betreft, terwijl binnen Betonblock verzendingen van 500-1.000 kg (beton) gebruikelijk(er) zijn. Aanvankelijk dachten werknemers dat het ging om een mogelijk kerstpakket, vanwege de verzenddatum van 15 november 2023. Nadat de werkgever onderbouwd had toegelicht dat de kerstpakketten dat jaar pas later zijn verzonden, hebben werknemers ter zitting verklaard dat deze verzending mogelijk zag op autopapieren die vader [betrokkene 2] via het (enige) Betonblock DHL-account (dat op, volgens werknemers, naam van [verzoeker 1] staat) aan oom [betrokkene 3] heeft verzonden. Betonblock heeft dit ter zitting tegengesproken, maar heeft ook niet concreet kunnen aangeven waarop deze verzending dan wel betrekking had. Wat hier ook van zij, de mogelijke onduidelijkheid over de inhoud en de bestemming van dit pakketje is volstrekt onvoldoende als feitelijke grondslag voor het gegeven ontslag op staande voet.
5.7.
Verder stelt de kantonrechter vast dat bij het ontslag niet of nauwelijks onderscheid is gemaakt tussen de werknemers. [verzoeker 2] en [verzoeker 1] zijn weliswaar broers, maar tegelijkertijd twee aparte werknemers. Ook zijn zij niet hun vader of hun oom. Het enkele ‘zijn van familie van’ is geen dringende reden voor ontslag op staande voet.
5.8.
Ten slotte blijkt nergens uit dat werkgever bij de keuze voor het middel van ontslag op staande voet de belangen van werknemers en de voor hen ingrijpende gevolgen van dit ontslag onder ogen heeft gezien en in zijn beslissing heeft meegewogen.
5.9.
Nu aan het ontslag geen dringende reden ten grondslag ligt, is dit ontslag onterecht en niet rechtsgeldig gegeven. Of het ontslag onverwijld is gegeven, behoeft daarom geen bespreking meer.
Billijke vergoeding
5.10.
Het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding wordt toegewezen, omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, en daarmee de grondslag voor het toekennen van een billijke vergoeding in beginsel gegeven is. [3]
5.11.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. [4] De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemers worden gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft in beginsel geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
5.12.
De kantonrechter zal bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding om te beginnen rekening houden met de (te verwachten) inkomensschade van werknemers als gevolg van het onterechte ontslag op staande voet. Daarvoor is in de eerste plaats van belang hoe lang het dienstverband nog zou hebben voortgeduurd als het ontslag op staande voet niet had plaatsgevonden.
5.13.
Dat werknemers ernstig verwijtbaar hebben gehandeld, is door Betonblock wel gesteld, maar (uiteindelijk) niet onderbouwd. Alle door Betonblock aan de werknemers gemaakte verwijten, waaronder het lekken van klantenbestanden aan concurrent 3A Steel, het bewust buiten het CRM-systeem houden van Franse klanten en het bewust (blijven) toespelen van Franse klanten aan oom [betrokkene 3], zijn door werknemers gemotiveerd betwist. Bewijsstukken hiervan ontbreken. De kantonrechter ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat werknemers het ontslag op enige manier aan zichzelf te wijten hebben. Daar komt bij dat onweersproken is dat werknemers altijd goed hebben gefunctioneerd. De significante groei in hun salaris over de afgelopen jaren laat dat ook zien.
5.14.
De kantonrechter ziet echter desondanks voldoende reden om aan te nemen dat de arbeidsovereenkomst niet nog drie jaar zou hebben voortgeduurd als het ontslag op staande voet niet had plaatsgevonden, zoals werknemers aanvoeren, maar binnen aanzienlijk kortere termijn (al dan niet in overleg) zou zijn beëindigd. Betonblock heeft geen enkel vertrouwen meer in de werknemers en werknemers hebben op hun beurt aangegeven dat zij in beginsel open stonden voor het sluiten van een vso, omdat zij niet wilden blijven werken voor een werkgever ‘die hen niet meer wilde’. Rekening houdend met alle omstandigheden van dit geval gaat de kantonrechter ervan uit dat het dienstverband van werknemers nog maximaal negen maanden zou hebben voortgeduurd. Over die periode wordt het inkomensverlies in aanmerking genomen. Omdat onzeker is of werknemers alsnog een WW-uitkering zullen ontvangen en deze in dat geval van beperkte duur zal zijn, laat de kantonrechter een eventuele WW-uitkering bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding buiten beschouwing.
5.15.
De ernstige verwijtbaarheid van werkgever weegt de kantonrechter zwaar mee. De wijze waarop de werknemers van de ene op de andere dag uit de organisatie zijn ‘geduwd’ is zeer kwalijk. Betonblock heeft de werknemers nooit eerder vragen gesteld over de orders die zij niet kon terugvinden in de administratie, maar heeft hen op vrijdag 7 februari 2025 aan het eind van de dag overvallen met een vaststellingsovereenkomst, waarbij zij direct hun spullen moesten inleveren en dat ook hebben gedaan. In de daaropvolgende weken is de druk op werknemers om in te stemmen met beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanuit de werkgever opgevoerd. Onweersproken is dat telefonisch door de toenmalig gemachtigde van de werkgever is aangegeven dat de werknemers gewoon moesten tekenen bij het kruisje, ‘anders zou Betonblock net zo lang zoeken en graven tot zij een reden voor ontslag op staande voet zou vinden’. Nadat de gemachtigde van de werknemers Betonblock waarschuwde dat het expres zoeken naar ontslagredenen onrechtmatig is, liet de toenmalige gemachtigde bij e-mail van 3 maart 2024 weten dat ‘bewijs in aantocht is’. Uit de bijlage van de e-mail van [betrokkene 4] van 9 maart 2025 blijkt dat zij inderdaad actief is gaan zoeken naar mogelijke ontslagredenen. Zij geeft in dat bericht ook aan dat ze eigenlijk niks kon vinden. Dat is door de kantonrechter inmiddels ook vastgesteld. Dat Betonblock onder die omstandigheden het ontslag heeft doorgezet, is bijzonder verwijtbaar. Van de ene op de andere dag zaten de werknemers, beiden kostwinnaar in een jong gezin met hoge lasten, daardoor thuis; zonder inkomen en zonder WW-uitkering.
5.16.
Tot slot houdt de kantonrechter er rekening mee dat aannemelijk is dat de verwachtingen op de arbeidsmarkt voor de werknemers goed zijn, gezien hun jonge leeftijd en hun ruime werkervaring in internationale sales. Temeer omdat de werkgever aan het concurrentie- en relatiebeding, zoals hierna onder 5.26 zal worden vastgesteld, geen rechten meer kan ontlenen. De kantonrechter ziet tot slot, anders dan Betonblock heeft betoogd, in dit geval geen aanleiding om de door werknemers in deze procedure toegekende vergoeding wegens onregelmatige opzegging in mindering te brengen op de billijke vergoeding.
5.17.
De kantonrechter stelt de billijke vergoeding op grond van het voorgaande voor [verzoeker 1] vast op € 62.000,- en voor [verzoeker 2] op € 52.000,-. Met deze bedragen worden de werknemers naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gecompenseerd en wordt ook voldoende tegengegaan dat Betonblock ervoor kiest een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
Transitievergoeding en kwalificatie overeenkomst [verzoeker 1]
5.18.
De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat werkgevers het ontslag op enige manier aan zichzelf te wijten hebben. Het verzoek om Betonblock te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt dan ook toegewezen, waarbij aan transitievergoeding voor [verzoeker 2] € 5.709,- wordt toegewezen, zoals verzocht.
5.19.
Voor de hoogte van de transitievergoeding van [verzoeker 1] moet de kantonrechter eerst beslissen over de vraag of [verzoeker 1], zoals hij stelt, (al) vanaf 1 januari 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst voor Betonblock werkzaam was. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is en licht dat oordeel hierna toe.
5.20.
De wet omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt om in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Als de tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt. Voor deze kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt af van alle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien (de holistische benadering). Daarbij moet de situatie worden beoordeeld aan de hand van de zogenoemde Deliveroo-criteria. [5]
5.21.
Vast staat dat partijen de overeenkomst op basis waarvan [verzoeker 1] vanaf 1 januari 2016 werkzaamheden voor Betonblock (toen Legobeton) verrichtte, niet schriftelijk hebben vastgelegd.
[verzoeker 1] heeft onweersproken gesteld dat hij vanaf 1 januari 2016 per week 40 uur voor Betonblock werkzaam was, dat hij werkte onder gezag en leiding van eerst [betrokkene 5] en daarna [betrokkene 1], dat de werkzaamheden en werktijden werden bepaald door Betonblock, dat de hoogte van de gefactureerde beloning door Betonblock is bepaald en dat dit uurbedrag iets lager was dan het uurloon dat hij vanaf
1 januari 2022 ging verdienen. Ook is niet weersproken dat [verzoeker 1] zich op beurzen presenteerde als werknemer van Betonblock en dat hij werd uitgenodigd voor en ook meedeed aan personeelsactiviteiten. Al deze omstandigheden wijzen in de richting van een arbeidsovereenkomst.
5.22.
De stelling van [verzoeker 1] dat Betonblock zijn enige opdrachtgever was, dat hij zich niet gedroeg als ondernemer en niets aan acquisitie deed, is door Betonblock betwist. Betonblock wijst er daarbij op dat [verzoeker 1] op zijn LinkedIn-pagina over deze periode vermeldde dat hij ‘verschillende bedrijven’ assisteerde bij sales activiteiten en dat in de aan Betonblock gestuurde facturen in de loop der jaren een aantal factuurnummers ontbreken, waaruit Betonblock afleidt dat [verzoeker 1] ook andere opdrachtgevers had. Ter zitting heeft [verzoeker 1] deze omstandigheden erkend en toegelicht dat hij in die periode voor de belastingdienst de indruk wilde (blijven) wekken dat hij zijn werkzaamheden als zelfstandige verrichtte. Gezien deze toelichting en het geringe aantal factuurnummers dat ontbreekt, gaat de kantonrechter ervan uit dat [verzoeker 1] vanaf 1 januari 2016 (vrijwel) alleen voor Betonblock heeft gewerkt. Daarbij komt dat ter zitting door Betonblock is verklaard dat in de periode van 1 januari 2016 tot 1 januari 2022 in het bedrijf enkel werd gewerkt met ZZP-ers en niemand in loondienst was. Ter zitting is verder bevestigd dat de werkzaamheden identiek bleven toen [verzoeker 1] een arbeidsovereenkomst kreeg. Ook is ter zitting vastgesteld dat [verzoeker 1] tijdens vakantie kreeg doorbetaald. Ook dit alles wijst in de richting van een arbeidsovereenkomst. De enige ZZP-indicatie is dat [verzoeker 1] zelf een factuur stuurde per 4 weken, niet automatisch salaris kreeg gestort en zichzelf in de die jaren (in ieder geval) tegenover de belastingdienst voordeed als zelfstandig ondernemer. Dat is onvoldoende om van een echte ZZP-relatie te spreken.
5.23.
De kantonrechter wijst daarom het verzoek voor een verklaring voor recht toe dat de aanvangsdatum van zijn dienstverband 1 januari 2016 is, en hij dus sindsdien op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is voor Betonblock. Dat betekent ook dat de opzegtermijn voor [verzoeker 1] twee maanden bedroeg en dus afliep op 1 juni 2025. De transitievergoeding van [verzoeker 1] bedraagt dan € 19.323,- en zal worden toegewezen.
Vergoeding onregelmatige opzegging en deugdelijke eindafrekening
5.24.
De verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. [6] Dit betreft een vergoeding voor het salaris van 11 maart 2025 tot aan het einde van de wettelijke opzegtermijn. Dit is bij [verzoeker 1], nu wordt uitgegaan van een aanvangsdatum van zijn dienstverband van 1 januari 2016, een opzegtermijn van twee maanden. Vanaf 11 maart 2025 tot 1 juni 2025 komt dit neer op het verzochte bedrag van € 16.293,36 bruto. Bij [verzoeker 2] is de opzegtermijn één maand en betreft het salaris vanaf 11 maart 2025 tot en met 1 mei 2025 het verzochte bedrag van € 8.452,58 bruto.
5.25.
Beide werknemers hebben een normale eindafrekening verzocht met een deugdelijke bruto/netto specificatie. De kantonrechter wijst dit verzoek, dat niet weersproken is, toe, waarbij het restant salaris, het opgebouwde vakantiegeld en resterende vakantiedagen tot 11 maart 2025 moeten worden uitbetaald.
Concurrentie- en relatiebeding
5.26.
In de arbeidsovereenkomst tussen partijen is een concurrentie- en een relatiebeding opgenomen. Een relatiebeding in de arbeidsovereenkomst is een bijzondere vorm van een concurrentiebeding. Op grond van artikel 7:653 lid 4 BW kan een werkgever geen rechten aan het concurrentiebeding (meer) ontlenen indien hem ‘ernstig verwijtbaar handelen of nalaten’ is aan te rekenen bij het beëindigen dan wel niet-voorzetten van de arbeidsovereenkomst. Aan dit criterium komt in het kader van het concurrentiebeding dezelfde invulling toe als in het kader van het ontslagrecht. [7] Omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, is daarmee de ernstige verwijtbaarheid gegeven. Artikel 7:653 lid 4 BW geeft de kantonrechter niet de bevoegdheid te besluiten tot ‘verval’ van de desbetreffende bedingen. Het verzoek om het concurrentie- en relatiebeding te vernietigen, wordt daarom afgewezen. Dit doet echter niet aan af aan de vaststelling dat Betonblock geen rechten meer kan ontlenen aan het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding.
Pensioenbijdrage van 1 januari 2016 tot 1 januari 2022
5.27.
Dat geoordeeld is dat [verzoeker 1] vanaf 1 januari 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst voor Betonblock werkzaam was, betekent niet automatisch dat Betonblock daarom over deze periode pensioenbijdrage met terugwerkende kracht alsnog moet afdragen. Pensioenopbouw is een afspraak tussen werkgever en werknemer en niet verplicht. Ter zitting is nog geopperd dat mogelijk in de toepasselijke CAO nog een pensioenverplichting is opgenomen, maar daarvan is de kantonrechter niet gebleken. Het feit dat in de arbeidsovereenkomst van [verzoeker 1] een pensioenrecht is opgenomen, betekent dat dit vanaf 1 januari 2022 schriftelijk tussen partijen is overeengekomen als arbeidsvoorwaarde. Dit leidt niet tot de conclusie dat dit met terugwerkende kracht ook geldt voor
1 januari 2016 tot 1 januari 2022. Het verzoek om Betonblock te veroordelen om alsnog pensioenpremie af te dragen, wordt daarom afgewezen.
Vergoeding advocaatkosten, proceskosten en beslagkosten
5.28.
Betonblock zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5.29.
De werknemers verzoeken daarbij een vergoeding van de volledig door hen gemaakte advocaatkosten. Een aanspraak op vergoeding van de werkelijke kosten voor rechtsbijstand voorafgaand aan deze procedure kan worden ontleend aan schending door de werkgever van diens verplichting zich als goed werkgever te gedragen (artikel 7:611 BW), in samenhang met artikel 6:96 BW. Het gaat dan alleen om kosten die geen verband houden met de onderhavige procedure. Voor vergoeding van advocaatkosten die gemaakt zijn ten behoeve van de procedure geldt de regeling die is neergelegd in artikel 237 Rv en verder.
5.30.
De advocaatkosten die werknemers voorafgaand aan deze procedure hebben moeten maken sinds de aanbieding van de vaststellingsovereenkomst op 7 februari 2025, zijn naar het oordeel van de kantonrechter veroorzaakt door de ernstig verwijtbare handelswijze van Betonblock en diens toenmalige gemachtigde. De manier waarop Betonblock met de werknemers is omgegaan vanaf
7 februari 2025 is in strijd met goed werkgeverschap. Om zich te verweren, hebben werknemers hoge kosten moeten maken. Deze kosten moeten vanwege de genoemde normschending voor rekening van Betonblock komen. Betonblock heeft de hoogte van de advocaatkosten betwist, omdat geen nota’s zijn overgelegd. Ter zitting is aangeboden de nota’s alsnog toe te zenden, op welk aanbod Betonblock niet is ingegaan. Het gestelde uurtarief van € 250,- inclusief btw en de ureninschatting van 25 uur voorafgaand aan de procedure, acht de kantonrechter redelijk. De verzochte vergoeding van deze kosten wordt daarom toegewezen tot een bedrag van € 3.125,- inclusief btw per persoon (€ 6.250,- in totaal).
5.31.
Betonblock is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Best c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 90,-
- salaris gemachtigde € 814,-
- nakosten € 135,- (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.039,-
5.32.
Betonblock zal ten slotte als de in het ongelijk gestelde partij ook worden veroordeeld in de verzochte vergoeding voor beslagkosten van € 3.018,11 per persoon (€ 6.036,22 in totaal). Ingevolge artikel 706 Rv kunnen de kosten van het beslag van de beslagene worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Dat de beslagen eventueel ten onrechte zijn gelegd, kan in het licht van wat hiervoor is overwogen, niet worden volgehouden.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.33.
De kantonrechter ziet geen reden om, zoals door Betonblock ter zitting is verzocht, af te zien van uitvoerverklaring bij voorraad van deze uitspraak. Werknemers hebben een dringend belang bij spoedige betaling van de hen toekomende vergoedingen en het daartegenover door Betonblock gestelde restitutierisico is door haar niet onderbouwd.
6. De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat op 11 maart 2025 geen sprake was van een dringende reden voor ontslag;
6.2.
veroordeelt Betonblock om aan [verzoeker 1] een billijke vergoeding te betalen van € 62.000,- bruto en aan [verzoeker 2] een billijke vergoeding van € 52.000,- bruto;
6.3.
veroordeelt Betonblock om aan [verzoeker 1] een transitievergoeding te betalen van € 19.323,- en aan [verzoeker 2] een transitievergoeding van € 5.709,- bruto;
6.4.
veroordeelt Betonblock om aan [verzoeker 1] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 16.293,36 en aan [verzoeker 2] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 8.452,58 bruto;
6.5.
veroordeelt Betonblock tot het verstrekken aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] van een deugdelijke eindafrekening en tot betaling van het restant salaris, opgebouwde vakantiegeld en resterende vakantiedagen tot 11 maart 2025;
6.6.
veroordeelt Betonblock om aan [verzoeker 1] de daadwerkelijke advocaatkosten van € 3.125,- alsmede € 3.018,11 aan beslagkosten te betalen, binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en veroordeelt Betonblock om aan [verzoeker 2] de daadwerkelijke advocaatkosten van € 3.125,- alsmede € 3.018,11 aan beslagkosten te betalen, binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
6.7.
veroordeelt Betonblock in de proceskosten van € 1.039,-, waarvan € 519,50 voor [verzoeker 2] en € 519,50 aan [verzoeker 1], te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Betonblock niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
6.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [8] ;
6.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:677 lid 1 BW
2.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2022:860 (Divi Phoenix).
4.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
5.Hoge Raad 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443
6.Artikel 7:672 lid 11 BW.
7.Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 4, p. 49 en 62.
8.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.