In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaarschrift van 11 september 2024, gericht tegen een beslissing van 30 augustus 2024 over de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 2 mei 2025 uitspraak gedaan. Eiseres stelde dat de beslistermijn van 60 weken, zoals bepaald door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, was overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn inderdaad was verstreken en dat eiseres op 26 maart 2025 beroep had ingesteld na ingebrekestelling op 6 maart 2025. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat verweerder niet tijdig een besluit had genomen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100 per dag opgelegd, met een maximum van € 15.000. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50 en het griffierecht van € 53. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 mei 2025.