In deze zaak heeft eiser op 14 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op zijn bezwaarschrift van 13 september 2023. Dit bezwaarschrift was gericht tegen een beslissing van de Dienst Toeslagen van 12 september 2023. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak van 23 augustus 2024 het beroep gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen zes weken een besluit te nemen op het bezwaar. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn overschreden zou worden, met een maximum van € 15.000.
Eiser heeft op 29 maart 2025 een opvolgend beroep ingediend omdat de Dienst Toeslagen wederom niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn die in de eerdere uitspraak was opgelegd inmiddels is verstreken en dat de maximale dwangsom is bereikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen niet heeft voldaan aan de verplichting om tijdig een besluit te nemen.
De rechtbank heeft de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Daarnaast is er een nieuwe dwangsom van € 250 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53 moet door de Dienst Toeslagen aan eiser worden vergoed.