7.1.Uit artikel 3 van het Tijdelijk besluit volgt dat een persoon recht heeft op een eenmalig bedrag van € 5.000,00, indien deze:
a. uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen, met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst;
b. voorafgaand aan het tijdstip waarop deze persoon in Nederland ging wonen in Suriname woonde;
c. ten minste de leeftijd van 18 jaar had bereikt op het tijdstip, waarop deze persoon in Nederland ging wonen; en
d. op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland heeft gewoond.
Zijn de gestelde voorwaarden onredelijk?
8. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vorm van rechtsongelijkheid dat ouderen die vóór 25 november 1975 uit Suriname naar Nederland zijn gekomen wel in aanmerking komen voor het bedrag van € 5.000,00 en eiser niet. Eiser wijst erop dat hij vóór 25 november 1975 óók Nederlander was, maar toen nog in Suriname woonde. Ook de voorwaarde dat een persoon ten minste de leeftijd van 18 jaar had bereikt op het tijdstip waarop deze persoon in Nederland ging wonen, is volgens eiser onredelijk en betwistbaar. Eiser wijst erop dat hij een pensioengat heeft doordat hij een aantal jaren geen AOW heeft opgebouwd en nu komt hij ook niet in aanmerking voor het eenmalige bedrag.
9. De SVB heeft ter zitting toegelicht dat het Tijdelijk besluit geen mogelijkheid heeft om af te wijken van de gestelde voorwaarden. De SVB moet als uitvoerder de voorwaarden langslopen en alleen als iemand aan alle voorwaarden voldoet krijgt diegene het eenmalige bedrag. Het Tijdelijk besluit bevat geen hardheidsclausule om daarop een uitzondering te maken. De SVB heeft verwezen naar de parlementaire behandeling van het Tijdelijk besluit, waarbij expliciet de keuze is gemaakt voor de leeftijdsgrens van 18 jaar en de datum van 25 november 1975. Ook heeft de SVB verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is uitgemaakt dat onderscheid op basis van leeftijd gerechtvaardigd is.
10. Aan de rechtbank ligt voor de vraag of de SVB de aanvraag voor het eenmalig bedrag terecht heeft afgewezen. Het geschil gaat niet over de korting op eiser zijn AOW-pensioen, welke korting is gegrond op de bepalingen in de AOW.
11. De rechtbank is van oordeel dat de SVB de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van het Tijdelijk besluit. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van ongeoorloofd onderscheid naar leeftijd. Uit de parlementaire behandelingvolgt dat de leeftijdsgrens een bewuste keuze was van het kabinet gelet op het bereiken van meerderjarigheid op de leeftijd van 18 jaar om in aanmerking te komen voor het eenmalige bedrag als gebaar van erkenning. In de nota van toelichtingstaat toegelicht dat bij deze leeftijd ervan kan worden uitgegaan dat iemand een bewuste keuze heeft gemaakt om naar Nederland te verhuizen of in Suriname te blijven wonen. Iemand is (naar hedendaags begrip) vanaf de leeftijd van 18 jaar immers meerderjarig. Daarbij is aangesloten bij de Toescheidingsovereenkomst die regelde dat wie vóór 25 november 1975 vanuit Suriname naar Nederland kwam de Nederlandse nationaliteit zou verkrijgen. In de Toescheidingsovereenkomst was expliciet geregeld dat dit gold voor meerderjarigen en dat als meerderjarig in de zin van de overeenkomst werden aangemerkt personen die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.Inherent aan de keuze van de wetgever voor een ‘harde’ leeftijdsgrens is dat er gevallen zijn die buiten deze grens vallen. De wetgever heeft ook bewust gekozen geen uitzonderingen hierop toe te staan. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze keuze niet als onredelijk worden aangemerkt.
12. Tot slot volgt uit de parlementaire behandeling dat is gekozen voor de datum van 25 november 1975 waarop uiterlijk iemand naar Nederland moet zijn gekomen. In de nota van toelichting is hierover vermeld:
“Er zijn Surinaamse ouderen na de onafhankelijkheid naar Nederland gekomen. Zij vallen niet onder de doelgroep van het gebaar. Hiervoor is gekozen omdat deze groep, anders dan de groep die recht heeft op het eenmalige bedrag, niet direct gehandeld heeft toen Suriname onafhankelijk werd, inmiddels de Surinaamse nationaliteit had verkregen en feitelijk van buiten het Koninkrijk naar Nederland is verhuisd.”
De groep die in Suriname bleef, en later naar Nederland kwam, had inmiddels de Surinaamse nationaliteit verkregen. Anders dan bij de groep Surinaamse ouderen die vóór de onafhankelijkheid naar Nederland kwam, is bij de groep die in Suriname bleef tot na de onafhankelijkheid niet of in mindere mate de verwachting gewekt dat zij een volledig AOW-pensioen zouden opbouwen. De Tijdelijke regeling vormt een erkenning van het onrecht dat de laatstgenoemde groep ervaart door de onjuiste verwachtingen over het AOW-pensioen. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op het doel van de regeling deze voorwaarde niet onredelijk en kan deze voorwaarde aan de toekenning ten grondslag worden gelegd.