ECLI:NL:RBNHO:2025:5072

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
24/6277
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalig bedrag voor Nederlandse ouderen van Surinaamse herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 12 mei 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een eenmalig bedrag van € 5.000,00 voor Nederlandse ouderen van Surinaamse herkomst behandeld. Eiser, geboren in 1960 en op 9 november 1979 vanuit Suriname naar Nederland gekomen, is het niet eens met de afwijzing van zijn aanvraag door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Hij voert aan dat de voorwaarden voor de toekenning van het bedrag, waaronder de eis dat iemand 18 jaar moet zijn geweest op het moment van immigratie en dat men voor of op 25 november 1975 naar Nederland moest zijn gekomen, leiden tot rechtsongelijkheid. De rechtbank oordeelt dat de SVB de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van het Tijdelijk besluit. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van ongeoorloofd onderscheid naar leeftijd en dat de voorwaarden van het Tijdelijk besluit niet onredelijk zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen recht heeft op het eenmalige bedrag en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/6277

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder
(gemachtigden: mr. P. van der Voorn en mr. K. Verbeek).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser voor het eenmalig bedrag voor Nederlandse ouderen van Surinaamse herkomst van € 5.000,00. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Eiser stelt dat sprake is van rechtsongelijkheid. Ook is eiser het niet eens met de voorwaarde dat iemand 18 jaar moet zijn geweest toen hij naar Nederland kwam en dat iemand voor of op 25 november 1975 vanuit Suriname naar Nederland moet zijn gekomen. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de SVB de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst (hierna: het Tijdelijk besluit)
.Volgens de rechtbank is geen sprake van ongeoorloofd onderscheid naar leeftijd. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor het eenmalig bedrag voor Nederlandse ouderen van Surinaamse herkomst van € 5.000,00. De SVB heeft deze aanvraag met het besluit van 9 augustus 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 september 2024 op het bezwaar van eiser is de SVB bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de SVB.
Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser is geboren op [datum] 1960. Eiser is op 9 november 1979 vanuit Suriname in Nederland komen wonen. Eiser heeft tussen 4 maart 1975 en 1 december 1979 geen pensioen opgebouwd voor de Algemene Ouderdomswet (AOW).
4. Eiser heeft op 8 juli 2024 een aanvraag gedaan om in aanmerking te komen voor de ontvangst van het eenmalige bedrag Nederlandse ouderen van Surinaamse herkomst van € 5.000,00. Met het aanvraagformulier heeft eiser bijlagen meegestuurd, waaronder een toelichting op zijn aanvraag. Daarin heeft eiser vermeld dat hij op 9 november 1979 naar Nederland is gekomen. Vóór of op 25 november 1975 was hij nog een scholier op de Surinaamse Technische School. Het diploma van deze school heeft hij ook meegestuurd. Meteen na aankomst in Nederland heeft eiser zich laten nationaliseren. Eiser was 19 jaar toen hij in Nederland kwam wonen.
5. In het primaire besluit is de aanvraag afgewezen omdat eiser niet aan de voorwaarden voldoet. Eiser heeft in bezwaar aangevoerd dat het niet zo kan zijn dat een groep Nederlandse ouderen van Surinaamse herkomst bevoorrecht wordt en een andere groep niet. De voorwaarde dat iemand vóór of op 25 november 1975 minimaal 18 jaar moet zijn voor het behouden van de Nederlandse nationaliteit is volgens eiser onredelijk en betwistbaar omdat een ieder voor die datum Rijksgenoot is van Nederland en ook automatisch de Nederlands nationaliteit heeft.
6. In het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. Door de SVB is toegelicht dat om recht te hebben op het eenmalige bedrag van € 5.000,00 moet zijn voldaan aan alle voorwaarden van het Tijdelijk besluit. Eiser was op het moment dat Suriname onafhankelijk werd – op 25 november 1975 – nog minderjarig en woonachtig in Suriname. Dat betekent dat hij niet woonachtig was in het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Op grond van de Toescheidingsovereenkomst volgde hij, als minderjarige, de nationaliteit van zijn vader/moeder, waardoor hij op dat moment niet de Nederlandse nationaliteit heeft behouden. Het Tijdelijk besluit biedt geen ruimte voor het toepassen van coulance.
Toetsingskader
7. Voor de beoordeling is van belang dat in artikel 2 van het Tijdelijk besluit over het doel van het Tijdelijk besluit als volgt staat vermeld:
“Met dit besluit wordt als gebaar van erkenning een eenmalig bedrag toegekend aan ouderen van Surinaamse herkomst, dat ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van deze groep, gevormd door de verwachtingen die zijn ontstaan rondom het onafhankelijkheids-proces van Suriname, in verband met de komst van deze groep naar Nederland met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst, het onrecht dat deze groep ervaart, omdat zij veronderstelden door de komst naar Nederland ook recht op een volledige ouderdomsuitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet te krijgen, terwijl soms over een lange periode geen recht op grond van de Algemene Ouderdomswet is opgebouwd, en de politiek-bestuurlijke wens om de pijn van deze groep vanwege deze samenloop van omstandigheden te erkennen.”
7.1.
Uit artikel 3 van het Tijdelijk besluit volgt dat een persoon recht heeft op een eenmalig bedrag van € 5.000,00, indien deze:
a. uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen, met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst;
b. voorafgaand aan het tijdstip waarop deze persoon in Nederland ging wonen in Suriname woonde;
c. ten minste de leeftijd van 18 jaar had bereikt op het tijdstip, waarop deze persoon in Nederland ging wonen; en
d. op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland heeft gewoond.
Zijn de gestelde voorwaarden onredelijk?
8. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vorm van rechtsongelijkheid dat ouderen die vóór 25 november 1975 uit Suriname naar Nederland zijn gekomen wel in aanmerking komen voor het bedrag van € 5.000,00 en eiser niet. Eiser wijst erop dat hij vóór 25 november 1975 óók Nederlander was, maar toen nog in Suriname woonde. Ook de voorwaarde dat een persoon ten minste de leeftijd van 18 jaar had bereikt op het tijdstip waarop deze persoon in Nederland ging wonen, is volgens eiser onredelijk en betwistbaar. Eiser wijst erop dat hij een pensioengat heeft doordat hij een aantal jaren geen AOW heeft opgebouwd en nu komt hij ook niet in aanmerking voor het eenmalige bedrag.
9. De SVB heeft ter zitting toegelicht dat het Tijdelijk besluit geen mogelijkheid heeft om af te wijken van de gestelde voorwaarden. De SVB moet als uitvoerder de voorwaarden langslopen en alleen als iemand aan alle voorwaarden voldoet krijgt diegene het eenmalige bedrag. Het Tijdelijk besluit bevat geen hardheidsclausule om daarop een uitzondering te maken. De SVB heeft verwezen naar de parlementaire behandeling van het Tijdelijk besluit, waarbij expliciet de keuze is gemaakt voor de leeftijdsgrens van 18 jaar en de datum van 25 november 1975. Ook heeft de SVB verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] , waarin is uitgemaakt dat onderscheid op basis van leeftijd gerechtvaardigd is.
10. Aan de rechtbank ligt voor de vraag of de SVB de aanvraag voor het eenmalig bedrag terecht heeft afgewezen. Het geschil gaat niet over de korting op eiser zijn AOW-pensioen, welke korting is gegrond op de bepalingen in de AOW.
11. De rechtbank is van oordeel dat de SVB de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van het Tijdelijk besluit. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van ongeoorloofd onderscheid naar leeftijd. Uit de parlementaire behandeling [2] volgt dat de leeftijdsgrens een bewuste keuze was van het kabinet gelet op het bereiken van meerderjarigheid op de leeftijd van 18 jaar om in aanmerking te komen voor het eenmalige bedrag als gebaar van erkenning. In de nota van toelichting [3] staat toegelicht dat bij deze leeftijd ervan kan worden uitgegaan dat iemand een bewuste keuze heeft gemaakt om naar Nederland te verhuizen of in Suriname te blijven wonen. Iemand is (naar hedendaags begrip) vanaf de leeftijd van 18 jaar immers meerderjarig. Daarbij is aangesloten bij de Toescheidingsovereenkomst die regelde dat wie vóór 25 november 1975 vanuit Suriname naar Nederland kwam de Nederlandse nationaliteit zou verkrijgen. In de Toescheidingsovereenkomst was expliciet geregeld dat dit gold voor meerderjarigen en dat als meerderjarig in de zin van de overeenkomst werden aangemerkt personen die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. [4] Inherent aan de keuze van de wetgever voor een ‘harde’ leeftijdsgrens is dat er gevallen zijn die buiten deze grens vallen. De wetgever heeft ook bewust gekozen geen uitzonderingen hierop toe te staan. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze keuze niet als onredelijk worden aangemerkt.
12. Tot slot volgt uit de parlementaire behandeling dat is gekozen voor de datum van 25 november 1975 waarop uiterlijk iemand naar Nederland moet zijn gekomen. In de nota van toelichting is hierover vermeld:
“Er zijn Surinaamse ouderen na de onafhankelijkheid naar Nederland gekomen. Zij vallen niet onder de doelgroep van het gebaar. Hiervoor is gekozen omdat deze groep, anders dan de groep die recht heeft op het eenmalige bedrag, niet direct gehandeld heeft toen Suriname onafhankelijk werd, inmiddels de Surinaamse nationaliteit had verkregen en feitelijk van buiten het Koninkrijk naar Nederland is verhuisd.”
De groep die in Suriname bleef, en later naar Nederland kwam, had inmiddels de Surinaamse nationaliteit verkregen. Anders dan bij de groep Surinaamse ouderen die vóór de onafhankelijkheid naar Nederland kwam, is bij de groep die in Suriname bleef tot na de onafhankelijkheid niet of in mindere mate de verwachting gewekt dat zij een volledig AOW-pensioen zouden opbouwen. De Tijdelijke regeling vormt een erkenning van het onrecht dat de laatstgenoemde groep ervaart door de onjuiste verwachtingen over het AOW-pensioen. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op het doel van de regeling deze voorwaarde niet onredelijk en kan deze voorwaarde aan de toekenning ten grondslag worden gelegd.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat aan eiser terecht het eenmalig bedrag niet is toegekend. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, voorzitter, en mr. L.M. de Vries en
mr. L.M. Mons, leden, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 2 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2100.
2.Kamerstukken II, 2022–2023, 20361, nr. 220.
3.Staatsblad 2023, 386, 3 november 2023, P.8 en verder.
4.Kamerstukken II, 2022–2023, nr. 102, item 22, 5 juli 2023.