ECLI:NL:RBNHO:2025:5170

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
11296737 \ CV EXPL 24-6252
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van jaarlijkse parkkosten door vakantiepark aan particuliere bungalow eigenaar

In deze bodemzaak vordert het vakantiepark, vertegenwoordigd door de Bronzen Emmer, betaling van de jaarlijkse parkkosten door een particuliere eigenaar van een bungalow. De partijen zijn in 2007 mondeling overeengekomen dat de eigenaar jaarlijks een vast bedrag zou betalen voor een pakket aan diensten. De bungaloweigenaar heeft de parkkosten voor de jaren 2007 tot en met 2022 voldaan, maar heeft in 2023 geweigerd te betalen, omdat zij geen gebruik meer maken van bepaalde diensten. De kantonrechter heeft de overeenkomst uitgelegd en geoordeeld dat de bungaloweigenaar deze afspraak niet eenzijdig kan wijzigen. De vordering van de Bronzen Emmer wordt toegewezen, terwijl de tegenvorderingen van de bungaloweigenaar worden afgewezen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten toegewezen aan de Bronzen Emmer.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11296737 \ CV EXPL 24-6252
Vonnis van 30 april 2025(bij vervroeging)
in de zaak van
VAKANTIEOORD DE BRONZEN EMMER B.V.,
te Meppen ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de Bronzen Emmer,
gemachtigde: mr. D. Steensel (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.)
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 1] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
gemachtigde: mr. L. de Bruijn (ARAG Rechtsbijstand).
De zaak in het kortHet vakantiepark vordert betaling van de factuur voor de jaarlijkse parkkosten van een particuliere eigenaar van een bungalow. Partijen verschillen van mening over de aan die factuur ten grondslag liggende afspraak, die in 2007 mondeling is gemaakt. De kantonrechter legt de overeenkomst uit. Afgesproken is dat voor een pakket diensten een vast bedrag per jaar moet worden betaald. De bungaloweigenaar kan deze afspraak niet eenzijdig wijzigen. De vordering wordt daarom toegewezen. De tegenvorderingen worden afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 augustus 2024 met producties
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 6 november 2024 met een productie
- het tussenvonnis van 20 november 2024
- de conclusie van antwoord in reconventie van 17 april 2025 met producties
- de mondelinge behandeling van 17 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de kadastrale plattegrond die ter zitting door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben in 2007 een bungalow (met nr. [nummer] ) aan de [adres] te [plaats 2] en de daarbij behorende grond (hierna: de bungalow) van de Bronzen Emmer gekocht.
2.2.
Partijen zijn rond de koop van de bungalow in 2007 mondeling overeengekomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] parkkosten (ofwel servicekosten) zou betalen aan de Bronzen Emmer. In de e-mail van 1 oktober 2007 van [gedaagde 1] aan de Bronzen Emmer staat:

De rekening van de servicekosten ook graag naar haar opsturen”.
2.3.
Op de factuur van 20 augustus 2022 van de Bronzen Emmer aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] staat:
“(…)
U ontvangt hierbij de nota van de parkkosten over 2022.Parkkosten- Weg onderhoud € 152,00- Verlichting € 152,00- Huisvuil / heffingen € 316,00- Toezicht € 152,00- Entree zwembad / camping€ 154,00Totale jaarlijkse kosten€ 926,00Totaal te voldoen € 926,00(…)”.
2.4.
In de e-mail van de Bronzen Emmer aan haar gemachtigde van 4 januari 2023 staat:
“(…)
Eigenaren van particuliere bungalows betalen, conform afspraak, jaarlijks parkkosten.De parkkosten zijn op de factuur opgebouwd uit:- Weg onderhoud- Verlichting- Huisvuil/heffingen- Toezicht- Entree camping/zwembad(…)”.
2.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de jaarlijkse parkkosten voor de jaren 2007 tot en met 2022 aan de Bronzen Emmer voldaan.
2.6.
Sinds oktober 2022 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] eigen afvalcontainers en betalen zij de daarvoor benodigde heffingen aan de gemeente Coevorden.
2.7.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] maken om toegang te krijgen tot de bungalow gebruik van een zandpad dat in eigendom is van de Bronzen Emmer en ook door haar wordt onderhouden. Voor het laatste stukje maken [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gebruik van een pad dat tussen hun bungalow en de bungalow van de buren ligt. De buren zijn in 2022 eigenaar geworden van de naastgelegen bungalow en de daarbij behorende grond, waaronder ook een deel van het pad. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben met deze buren afspraken gemaakt over onderhoud van en toezicht op dit pad.
2.8.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben op 13 augustus 2023 een factuur voor de parkkosten 2023 ontvangen van de Bronzen Emmer. Op de factuur staat:
“(…)
Parkkosten 202 3 € 954,00Onder parkkosten wordt onder andere verstaan:- Wegonderhoud;- Verlichting en onderhoud verlichting van de inrit en het bospad;- Gebruik van milieustraat: huisvuil, oud papier, glas en oud-ijzer;- Snoei- en tuinafval kan in overleg gestort worden in het bos van de Bronzen Emmer;- Sleuteladres bij de receptie;- Ontvangen van post- en pakketjes bij de receptie;- Toezicht en 24u per dag bereikbaarheid;- Gebruik faciliteiten op het park (o.a. zwembad, speelvoorzieningen, animatie, horeca);- Zagen en snoeien gevaarlijke bomen en takken toegangsweg;- Toegankelijkheid en onderhoud trafo en internet/WIFI-kast op het terrein van de Bronzen Emmer;- Aansluiting op onze riolering/ hulp bij een eventuele verstopping;- Etc.Totaal te voldoen € 954,00(…)”.
2.9.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de Bronzen Emmer meermaals verzocht om de factuur die ziet op de parkkosten 2023 nader te specificeren.
2.10.
De Bronzen Emmer heeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] meermaals verzocht tot betaling van de factuur die ziet op de parkkosten 2023 over te gaan. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben niet betaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De Bronzen Emmer vordert dat de kantonrechter - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad -:
- voor recht verklaart dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] – nu en zolang de tussen partijen gesloten overeenkomst voortduurt en zolang [gedaagde 1] en [gedaagde 2] eigenaar zijn van de betreffende bungalow in het park van de Bronzen Emmer – verplicht zijn tot betaling van de parkkosten die ieder jaar bij factuur aan hen worden gevorderd door de Bronzen Emmer,
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van € 954,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
De Bronzen Emmer legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Partijen zijn in 2007 mondeling overeengekomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] jaarlijks parkkosten (ofwel servicekosten) aan haar betalen. Deze parkkosten bestaan uit een totaalpakket die voor iedere eigenaar van een bungalow op het vakantiepark gelijk is, er is geen sprake van een ‘keuzemenu’. De parkkosten voor de jaren 2007 – 2022 zijn door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] steeds zonder protest voldaan. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben in 2022 aangegeven niet langer gebruik te maken van verschillende diensten en dat zij daarvoor dan ook niet langer betalen, maar de mondelinge overeenkomst kan niet eenzijdig worden gewijzigd. Daarom moeten de parkkosten van 2023 van € 954,00 én de toekomstige jaarlijkse parkkosten door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden voldaan.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer en stellen zich op het standpunt dat de vorderingen van de Bronzen Emmer moeten worden afgewezen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben in 2007 een bungalow en de daarbij behorende grond van de Bronzen Emmer gekocht. Ten tijde van de koop zijn [gedaagde 2] en de Bronzen Emmer mondeling overeengekomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een bijdrage zouden betalen voor de servicekosten. Deze servicekosten betonden uit ‘Wegonderhoud’, ‘Verlichting’, ‘Huisvuil en heffingen’, ‘Toezicht’ en ‘Entree zwembad/camping’. Tot 2022 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gebruik gemaakt van deze diensten en daar ook voor betaald. Vanaf 2023 wensen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet langer gebruik te maken van de diensten ‘Huisvuil en heffingen’, ‘Toezicht’ en ‘Entree zwembad’. Zij willen hier dan ook niet langer voor betalen en hebben dat de Bronzen Emmer schriftelijk kenbaar gemaakt. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de betaling van de parkkosten 2023 daarnaast opgeschort omdat de Bronzen Emmer, nadat zij hierom meermaals is verzocht, geen gespecificeerde nota heeft verstrekt. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn daarom niet in verzuim.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen dat de kantonrechter - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad -:
- voor recht verklaart dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met ingang van 2023, dan wel een in goede justitie te bepalen datum, niet langer gehouden zijn tot betaling voor de diensten ‘Huisvuil en heffingen’, ‘toezicht’ en ‘entree zwembad/camping’,
- de Bronzen Emmer veroordeelt tot het specificeren dan wel onderbouwen van de factuur over het jaar 2023,
- voor recht verklaart dat de Bronzen Emmer toekomstige facturen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet specificeren dan wel onderbouwen,
- de Bronzen Emmer veroordeelt tot betaling van de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten.
3.6.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] leggen aan de vordering hun verweer in conventie ten grondslag.
3.7.
De Bronzen Emmer voert verweer en stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten worden afgewezen. De Bronzen Emmer legt aan haar verweer ten grondslag hetgeen zij in conventie naar voren heeft gebracht.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
De vorderingen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Het factuurbedrag
4.2.
De Bronzen Emmer legt aan haar vorderingen de destijds tussen partijen gemaakte afspraak over de betaling van jaarlijkse parkkosten ten grondslag. Daarbij stelt zij dat is afgesproken dat (ook) door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] jaarlijks een vast bedrag wordt betaald voor een vast pakket aan diensten. In haar woorden: er was geen sprake van een ‘keuzemenu’. Op de Bronzen Emmer rust de plicht haar stellingen op dit punt te onderbouwen.
4.3.
Vast staat dat geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de verschuldigde parkkosten. Bij de uitleg van een mondelinge overeenkomst komt het aan op de zin die partijen redelijkerwijs aan de door hen gebezigde woorden mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten [1] . De rechter dient alle omstandigheden in aanmerking te nemen; de bewoording van de overeenkomst vormt één van die omstandigheden. Daarbij wordt in de eerste plaats gedoeld op de omstandigheden ten tijde van het aangaan van de overeenkomst, maar dat sluit niet uit dat bij de uitleg mede wordt gelet op zich later voordoende omstandigheden voor zover voor de uitleg relevant. Met name het gedrag van partijen bij de uitvoering van de overeenkomst kan aanwijzingen opleveren omtrent de betekenis die partijen aan hun overeenkomst hebben toegekend. Verder geldt dat een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen heeft, maar ook de rechtsgevolgen die uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voorvloeien [2] .
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat de Bronzen Emmer tegen de achtergrond van dit criterium haar stellingen en daarmee de door haar gestelde afspraak voldoende heeft onderbouwd en dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daartegenover onvoldoende hebben aangevoerd. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat in 2007 mondeling is afgesproken dat jaarlijks parkkosten aan de Bronzen Emmer moeten worden betaald in verband met diensten die de Bronzen Emmer verricht ten behoeve van de particuliere eigenaren van de bungalows, en daarmee ook ten behoeve van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . De eigenaar van de Bronzen Emmer heeft ter zitting verklaard dat destijds is gesproken over het feit dat de parkkosten voor diverse diensten in rekening worden gebracht, maar dat daarbij niet alle onderdelen expliciet zijn benoemd. Daartegenover heeft [gedaagde 2] verklaard dat de door haar genoemde vijf onderdelen wel degelijk zijn benoemd, en dat zij daaruit heeft mogen begrijpen dat alleen voor deze onderdelen kosten in rekening kunnen en zullen worden gebracht. Hoewel de verklaringen van partijen op dit punt verschillen, verschillen zij er niet over van mening dat de diensten waarvoor kosten in rekening mogen worden gebracht bestaan uit deze door [gedaagde 2] genoemde vijf onderdelen: wegonderhoud, verlichting, huisvuil en heffingen, toezicht en entree zwembad/camping.
4.6.
Volgens de eigenaar van de Bronzen Emmer is in 2007 niet gesproken over de mogelijkheid dat niet alle diensten, maar slechts een deel van de aangeboden diensten kon worden afgenomen, en ook [gedaagde 2] heeft ter zitting verklaard dat daarover toen niet is gesproken. Naar het oordeel van de kantonrechter moet op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid worden aangenomen dat het [gedaagde 1] en [gedaagde 2] destijds niet vrijstond om ervoor te kiezen slechts een deel van het pakket af te nemen, gezien de aard van het park en de aangeboden diensten die naar hun aard ten behoeve van alle particuliere eigenaren werden verricht. Dit sluit ook aan bij de omstandigheid dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gedurende vele jaren zonder protest de rekening van de parkkosten voor het gehele pakket hebben betaald. Omdat nadien geen aanvullende afspraken zijn gemaakt door partijen, gold deze afspraak nog onverkort in 2023 en ook nu nog. De enkele stelling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat zij ‘voor een aantal diensten niet langer wensen te betalen omdat zij daarvan sinds 2022 geen gebruik meer maken’ verandert daar niets aan. Een overeenkomst kan immers niet eenzijdig worden gewijzigd.
4.7.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben ten slotte nog aangevoerd dat niet aan alle particuliere eigenaren hetzelfde pakket diensten voor hetzelfde bedrag in rekening wordt gebracht, en zij wijzen daarbij op de facturen voor een aanzienlijk lager bedrag die een andere particuliere bungaloweigenaar heeft ontvangen. De Bronzen Emmer heeft hiertegenover onweersproken toegelicht dat deze bungaloweigenaar als enige een andere positie heeft op dit punt omdat de afspraken die deze eigenaar vóór 1985 met de vorige eigenaar van de Bronzen Emmer heeft gemaakt door de huidige eigenaar worden gerespecteerd. Dat er nog meer particuliere eigenaren zijn die niet voor alle diensten parkkosten betalen is door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ter zitting wel gezegd, maar verder niet onderbouwd. De kantonrechter gaat er daarom aan voorbij.
4.8.
Nu niet is betwist dat de overeengekomen diensten in 2023 zijn verricht, heeft de Bronzen Emmer de daarbij behorende parkkosten terecht aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in rekening gebracht. Voor zover [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben aangevoerd dat de Bronzen Emmer in de factuur over 2023 meer en andere kosten in rekening brengt dan de vijf diensten die partijen destijds hebben afgesproken, overweegt de kantonrechter dat de in de factuur voor 2023 genoemde diensten weliswaar gespecificeerder zijn omschreven dan de vijf overeengekomen hoofdonderdelen, maar dat alle genoemde diensten geschaard kunnen worden onder de vijf hoofdonderdelen. Ten slotte stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de hoogte van het factuurbedrag voor het ‘gehele pakket’ niet betwisten.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van de Bronzen Emmer tot betaling van deze factuur wordt toegewezen. De gevraagde verklaring voor recht wijst de kantonrechter af. Zoals hiervoor overwogen gelden de in 2007 gemaakte afspraken tot op heden. Een verklaring voor recht voegt daar niets aan toe en in zoverre heeft de Bronzen Emmer daarbij dan ook geen belang. Verder geldt dat in de toekomst nadere afspraken tussen partijen kunnen worden gemaakt. Ook daarom is de verklaring zoals gevorderd niet toewijsbaar. De door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op dit punt gevorderde verklaring voor recht wordt eveneens afgewezen.
De wettelijke rente en de opschorting
4.10.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten de gevorderde wettelijke rente over het factuurbedrag en beroepen zich er daarbij op dat de Bronzen Emmer een gespecificeerde nota had moeten verstrekken, en dat zij, bij gebreke daarvan, hun betalingsverplichting – ook voor zover de factuur door hen niet werd betwist – mochten opschorten. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is in 2007 afgesproken dat de jaarlijkse factuur gespecificeerd zal worden en dat dit ook veelal in het verleden gebeurde. De kantonrechter wijst het beroep op opschorting af. Zoals hiervoor geoordeeld zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] jaarlijks de parkkosten voor het gehele pakket verschuldigd. Dat in 2007 is afgesproken dat de jaarlijkse nota’s gespecificeerd moeten worden, is gemotiveerd betwist en door hen daartegenover onvoldoende onderbouwd. Voor hun stelling dat een factuur voor ter beschikking gestelde en geleverde diensten ‘gespecificeerd dient te worden’, hebben zij geen andere juridische grondslag gesteld. Zij hebben hun betalingsverplichting dan ook ten onrechte opgeschort.
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is toewijsbaar als gevorderd. De vorderingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met betrekking tot het specificeren van de facturen over 2023 en de volgende jaren wordt afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten en proceskosten
4.12.
De Bronzen Emmer vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] consumenten zijn (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. [3] De Bronzen Emmer heeft aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van de wet [4] . Daarom zal een bedrag van € 143,10 worden toegewezen.
4.13.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Bronzen Emmer worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,81
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
804,31
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten [5] wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.15.
De proceskosten van de Bronzen Emmer worden in reconventie begroot op:
- salaris gemachtigde
82,00
(2 punten × factor 0,5 ×€ 82,00)
Totaal
82,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan de Bronzen Emmer te betalen een bedrag van € 954,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag, met ingang van 22 september 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan de Bronzen Emmer te betalen een bedrag van € 143,10 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten van € 804,31, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt de Bronzen Emmer tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] af,
5.6.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten van € 82,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
in conventie en in reconventie
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1. tot en met 5.4. en 5.6. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.

Voetnoten

1.Het zogenoemde Haviltex-criterium.
2.Artikel 248 lid 1 van het Burgerlijk wetboek (BW)
3.Artikel 6:96 leden 5 en 6 BW.
4.Artikel 6:96 lid 6 BW.
5.Als bedoeld in artikel 6:119 BW.