In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaarschrift van 30 mei 2024. Dit bezwaarschrift was gericht tegen een beslissing van de Dienst Toeslagen van 18 april 2024, met kenmerk UHT-DCHO, betreffende de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De Dienst Toeslagen heeft op 22 april 2025 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn in bezwaar is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 29 januari 2025 in gebreke gesteld, maar er is pas op 28 maart 2025 een besluit genomen, waarbij eiseres een dwangsom van € 1.442 is toegekend. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank draagt de Dienst Toeslagen op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 53 moet worden vergoed.