ECLI:NL:RBNHO:2025:5616

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
11457382 \ CV EXPL 24-4314
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering wegens niet voldoen aan stelplicht en informatieplichten in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de eisende partij, Zalando SE, een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van € 489,40, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de eisende partij moet voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft onderbouwd dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan. Er is geen met schermafdrukken onderbouwde toelichting op het bestelproces overgelegd, waardoor de kantonrechter niet kan vaststellen of de gedaagde partij de essentiële informatie heeft ontvangen zoals vereist door artikel 6:230m lid 1 BW. Bovendien ontbreekt een bevestiging die voldoet aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 BW. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet aan de stelplicht heeft voldaan, zoals vereist door artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor wordt de vordering afgewezen en worden de proceskosten voor rekening van de eisende partij gesteld, die tot en met de uitspraak op nihil worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11457382 \ CV EXPL 24-4314
Uitspraakdatum: 14 mei 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Zalando SE
te Berlijn, Duitsland
de eisende partij
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 489,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 399,91 vanaf 16 december 2024. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1] De eisende partij weet of behoort dit inmiddels te weten. In 2018 heeft deze toetsing nog niet plaatsgevonden. Dat betekent dat de kantonrechter voor het nu ingestelde (resterende) deel van de vordering alsnog moet toetsen of is voldaan aan de informatieplichten.
2.3.
De eisende partij heeft niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten.
2.4.
De eisende partij heeft namelijk nagelaten een met schermafdrukken onderbouwde toelichting op het bestelproces te overleggen, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen dat aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essentiële informatie is verstrekt. Ook heeft zij niet toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele verplichting van artikel 6:230v lid 7 BW. Een bevestiging die aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 BW voldoet, ontbreekt.
Wat is hiervan het gevolg?
2.5.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.6.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen.
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).