ECLI:NL:RBNHO:2025:5681

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
AWB 25/2248
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op herbeoordelingsverzoek kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.T. Poort, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op haar verzoek voor de integrale herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 24 juli 2023. De rechtbank had eerder, op 3 oktober 2024, het beroep gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen twaalf weken na 9 september 2024 een besluit te nemen. Bij overschrijding van deze termijn was de Dienst Toeslagen verplicht een dwangsom van € 100 per dag te betalen, met een maximum van € 15.000. Op 5 mei 2025 heeft eiseres een opvolgend beroep ingediend, omdat er nog steeds geen besluit was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit was verstreken en dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond was. De rechtbank heeft de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 250 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 37.500. Eiseres heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 453,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 53 moet door de Dienst Toeslagen worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/2248

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.T. Poort),
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar verzoek voor de integrale herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 24 juli 2023.
Bij uitspraak van 3 oktober 2024 (HAA 24/5519) heeft deze rechtbank het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen twaalf weken na 9 september 2024 een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekend te maken. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000.
Op 5 mei 2025 heeft eiseres een opvolgend beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op haar verzoek van 24 juli 2023.
Verweerder heeft op 14 mei 2025 een verweerschrift en de daarbij behorende stukken ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. De rechtbank heeft in de uitspraak van 3 oktober 2024 voor het laatst een termijn gesteld met daaraan gekoppeld een rechterlijke dwangsom.
3. De rechtbank stelt vast dat de bij uitspraak van 3 oktober 2024 opgedragen termijn is verstreken. Op de datum van het instellen van het beroep, te weten 5 mei 2025, was de
maximale rechterlijke dwangsom volgelopen. Tot op heden heeft verweerder niet beslist op
het verzoek van eiseres.
4. Gelet op het voorgaande is sprake van overschrijding van de beslistermijn.
Het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek van eiseres is daarom (kennelijk) gegrond.
5. Aangezien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, moet de
rechtbank het bestuursorgaan opdragen om in principe binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d van de Awb). In de regel wordt de dwangsom bepaald op € 100 per dag, met een maximum van € 15.000.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 26 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1301 r.o. 14 en 15) heeft de beslistermijn voor herhaalde beroepen wegens niet tijdig beslissen op bezwaren in zaken als de onderhavige (in gevallen waarin de 60 weken termijn na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn op bezwaar is verstreken) bepaald op twee weken na de dag waarop uitspraak op het beroep wordt gedaan. De rechtbank ziet geen aanleiding voor herhaalde beroepen wegens niet tijdig beslissen op een aanvraag anders te beslissen.
7. Bij een gegrond beroep niet-tijdig beslissen moet de rechtbank een dwangsom aan
de uitspraak verbinden voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Hierover hebben de rechtbanken landelijk beleid vastgesteld. In de regel wordt de dwangsom bepaald op € 100 per dag, met een maximum van € 15.000. Indien een sterke prikkel nodig is (hetzij vanwege gebleken weigerachtigheid van het bestuursorgaan, hetzij vanwege het grote belang), wordt de dwangsom bepaald op € 250 per dag, met een maximum van € 37.500. In het landelijke beleid van de rechtbank is bepaald dat in concrete gevallen aanleiding kan bestaan van het beleid af te wijken.
8. Voorop staat dat het doel van de dwangsom is het bestuursorgaan onder druk te zetten teneinde verdere vertraging te voorkomen. De dwangsom is geen vorm van genoegdoening, of een compensatie voor lang wachten op een beslissing. Het staat de rechter vrij om de hoogte van de dwangsom te bepalen, zolang hij daarbij redelijke grenzen in acht neemt. De wetgever heeft de rechter deze ruimte geboden, zodat de rechter de hoogte van de dwangsom op de omstandigheden van het geval kan afstemmen en daarbij het bestuursorgaan een effectieve prikkel oplegt om het besluit alsnog binnen de nadere termijn bekend te maken. (Zie de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.)
9. In dezelfde hiervoor aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 26 maart 2025 van de Raad van State is bepaald dat er geen reden is om bij herhaalde beroepen wegens niet tijdig beslissen op bezwaren in zaken als de onderhavige af te wijken van het landelijk vastgelegde uitgangspunt met betrekking tot de hoogte van de dwangsom, en dat indien de beslistermijn van 60 weken na het verstrijken van de beslistermijn op het bezwaar is verstreken er een sterke prikkel aan de opdracht tot het nemen van een besluit dient te worden verbonden en de dwangsom in dat geval dient te worden bepaald op € 250 per dag, met een maximum van € 37.500. De rechtbank zal deze lijn ook volgen voor herhaalde beroepen wegens niet tijdig beslissen op aanvragen.
10. De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 250 verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij voor de beroepsmatig verleende bijstand heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht toegekend voor een bedrag van € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 bij een wegingsfactor 0,5 voor het lichte gewicht van deze zaak, omdat het geschil beperkt is tot formele aspecten van niet tijdig beslissen en de dwangsom).
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 53 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek te verzenden en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 250 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 53 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H, de Soeten, rechter, in aanwezigheid van
Z.G. Ramsaroep, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.