ECLI:NL:RBNHO:2025:5885

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11091536 \ CV EXPL 24-2818
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van precontractuele informatieplichten in een overeenkomst op afstand

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2025, heeft de kantonrechter een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen Boothville B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van € 489,00 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten, gebaseerd op een overeenkomst op afstand. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de eisende partij getoetst, met name de precontractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter constateert dat de eisende partij niet voldoende heeft onderbouwd dat zij aan de wettelijke informatieplichten heeft voldaan. De bestelknop die door de eisende partij wordt gebruikt, bevatte geen duidelijke mededeling dat het plaatsen van de bestelling een betalingsverplichting inhoudt, wat in strijd is met artikel 6:230v lid 3 BW. Daarnaast heeft de eisende partij niet aangetoond dat zij de consument heeft geïnformeerd over belangrijke aspecten zoals het telefoonnummer, de wijze van betaling en het recht op ontbinding, zoals vereist door artikel 6:230m lid 1 BW.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de eisende partij een of meerdere informatieplichten heeft geschonden en dat er sancties moeten worden toegepast. De herroepingstermijn is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens zijn verstrekt, maar de kantonrechter heeft ook besloten de betalingsverplichting van de consument met 60% te verminderen. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich uit te laten over de oneerlijkheid van een beding in de algemene voorwaarden met betrekking tot incassokosten. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 25 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11091536 \ CV EXPL 24-2818
Uitspraakdatum: 28 mei 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Boothville B.V.
te Waddinxveen
de eisende partij
gemachtigde: mr. J.N.C. de Kluijver
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 489,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat zij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft weliswaar gesteld dat aan die verplichtingen is voldaan en er is een opsomming gegeven van (een aantal van) de subonderdelen van artikel 6:230m lid 1 BW, waarbij wordt verwezen naar overgelegde schermafbeeldingen van het bestelproces en een voorbeeldofferte, maar dit is niet voldoende.
2.4.
Producties kunnen stellingen ondersteunen, maar niet vervangen. De partij die producties overlegt, moet inzichtelijk maken welke delen daarvan relevant zijn voor welk standpunt van die partij. Een enkele verwijzing naar de producties is daarom onvoldoende. Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie. Dat betekent dat de eisende partij expliciet en op een duidelijke manier moet aangeven op welke schermafbeelding welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v lid 3 BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante onderdelen in de producties te onderstrepen of te arceren). De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat het ontbreken van een dergelijke onderbouwing in eventuele vervolgzaken kan leiden tot afwijzing van de vordering. In dit geval zal de kantonrechter wel ambtshalve toetsen of de eisende partij heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van informatieplichten: de bestelknop
2.5.
Artikel 6:230v lid 3 BW bevat een bijzondere verplichting voor overeenkomsten die op elektronische wijze worden gesloten, zoals de onderhavige overeenkomst. Deze verplichting houdt in dat de handelaar het elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien de overeenkomst wordt aanvaard door gebruik van een knop of soortgelijke functie, moet die knop of soortgelijke functie worden uitgerust met een goed leesbare, ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt.
2.6.
Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop (of soortgelijke functie) waarmee de consument het bestelproces afrondt. Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces. [2]
2.7.
Uit de toelichting en stukken blijkt dat op de bestelknop die de eisende partij hanteert, “Ondertekenen en accepteren” staat. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. Voor deze schending zal een sanctie worden toegepast.
Ambtshalve toetsing van de overige precontractuele informatieplichten
2.8.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafbeeldingen van het bestelproces en een voorbeeldofferte overgelegd, voorzien van een toelichting. Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht(en) als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder c, g, en h BW heeft voldaan.
2.9.
Weliswaar stelt de eisende partij dat de consument tijdens het bestelproces wordt geïnformeerd over het telefoonnummer van de eisende partij, maar dit blijkt niet uit de overgelegde schermafbeeldingen van het bestelproces en ook niet uit de voorbeeldofferte. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 onder c BW. Daarnaast blijkt uit de schermafbeeldingen van het bestelproces en de voorbeeldofferte niet dat de eisende partij de consument tijdens het bestelproces wijst op de wijze van betaling en levering of uitvoering en op het recht op ontbinding. Hiermee heeft zij evenmin voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 onder g en h BW.
Ambtshalve toetsing van de contractuele informatieplicht
2.10.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een bestelbevestiging worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. Daarom is niet gebleken dat aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW is voldaan.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.11.
Gelet op het bovenstaande is de conclusie dat de eisende partij een of meerdere informatieplichten heeft geschonden. Voor deze schending(en) zal een sanctie worden toegepast.
2.12.
De schending met betrekking tot het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, maar ten hoogste met twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Omdat deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst binnen die termijn heeft willen herroepen, zal aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie worden verbonden.
2.13.
De kantonrechter moet aan de schending van de informatieplichten, inclusief artikel 6:230v lid 3 BW, gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. [3] De kantonrechter zal daarom op grond van de hiervoor vastgestelde schending(en) de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn [4] gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd met 60%.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.14.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [5] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.15.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard: ‘Algemene verhuurvoorwaarden Boothville’ (hierna: de algemene voorwaarden).
2.16.
Artikel 14.4 van de algemene voorwaarden betreft een incassokostenbeding. Dat luidt als volgt:
’14.4 Indien de huurder niet tijdig betaalt, dan is de huurder in verzuim en is het bedrijf vanaf de datum waarop de verschuldigde som opeisbaar is geworden tot aan het tijdstip van betaling de wettelijke handelsrente verschuldigd en is de particulier vanaf de datum waarop de verschuldigde som opeisbaar is geworden tot aan het tijdstip van betaling de wettelijke rente verschuldigd. Daarnaast komen alle kosten van invordering, nadat de huurder in verzuim is, zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk, ten laste van de huurder. De buitengerechtelijke incassokosten worden vastgesteld overeenkomstig de Wet Incassokosten.’
2.17.
Door de formulering suggereert dit beding dat vanaf het moment van verzuim direct incassokosten verschuldigd zijn, terwijl dat pas het geval is nadat er een veertiendagenbrief is verstuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Hiervan mag niet worden afgeweken. Op dat punt is het beding te onduidelijk. Dat de eisende partij wel een veertiendagenbrief aan de gedaagde partij heeft verstuurd, doet daaraan niet af. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt, is voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van het beding namelijk niet relevant. De conclusie is dat sprake lijkt van een oneerlijk beding.
2.18.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voornemens om de artikel 14.4. van de algemene voorwaarden te vernietigen voor zover dit beding betrekking heeft op de buitengerechtelijke kosten. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
Conclusie
2.19.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van het hiervoor genoemde beding.
2.20.
Bij het uitblijven van een akte zal de kantonrechter het hiervoor genoemde beding vernietigen. In dat geval zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en worden afgewezen.
2.21.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 25 juni 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269 (Fuhrmann), punt 28.
3.Hoge Raad 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1366 en Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
5.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).