ECLI:NL:RBNHO:2025:5893

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11367094 \ CV EXPL 24-7520
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen in een consumentenovereenkomst met betrekking tot precontractuele informatieverplichtingen en oneerlijke bedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen Swapfiets B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. Swapfiets vorderde betaling van € 2.657,84, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de kantonrechter ambtshalve moest toetsen of aan de wettelijke precontractuele informatieplichten was voldaan. De kantonrechter oordeelde dat Swapfiets voldoende had aangetoond dat aan deze informatieplichten was voldaan.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van Swapfiets getoetst op oneerlijke bedingen. Artikel 14.3 van de algemene voorwaarden, dat betrekking heeft op incassokosten, werd als oneerlijk beoordeeld omdat het ten nadele van de consument afweek van de wettelijke bepalingen. Dit leidde tot de vernietiging van dat beding, waardoor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen.

De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding van € 2.000,- slechts gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 1.400,-, omdat Swapfiets niet had onderbouwd waar het resterende bedrag op was gebaseerd. De hoofdsom werd voor het overige toegewezen, en de gedaagde partij werd in de proceskosten veroordeeld. De kantonrechter heeft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige vorderingen afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11367094 \ CV EXPL 24-7520
Uitspraakdatum: 28 mei 2025

Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:

Swapfiets B.V.

te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor Vermeer Schutte & Musen B.V.
tegen

[gedaagde]

te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.
2. De beoordeling
2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 2.657,84, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [2] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Op de overeenkomst(en) zijn de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing verklaard: Algemene Voorwaarden Swapfiets (hierna: de algemene voorwaarden).
2.6.
De op de vordering toepasselijke artikelen 10.4 van de algemene voorwaarden, gelezen in verbinding met Bijlage III, onder E bij de algemene voorwaarden en 16.1 van de algemene voorwaarden, zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.7.
Artikel 14.3 van de algemene voorwaarden betreft een incassokostenbeding. Dit beding luidt – voor zover relevant – als volgt:
’14.3 Indien de Abonnementsprijs, tarieven of andere Kosten niet kunnen worden gedebiteerd, is het Lid van rechtswege in verzuim. In dat geval zal het Lid binnen veertien dagen een verzoek ontvangen om de verschuldigde bedragen te betalen. Swapfiets kan een incassobureau inschakelen als de verschuldigde bedragen niet binnen de periode van veertien dagen zijn betaald. Alle extra Kosten en buitengerechtelijke incassokosten zijn voor rekening van het lid. (…)’
2.8.
In dit beding wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is ook geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan.
2.9.
De eisende partij heeft zich in de dagvaarding op het standpunt gesteld dat de algemene voorwaarden geen onredelijk bezwarende bedingen bevatten. De kantonrechter gaat er daarom vanuit de eisende partij geen behoefte heeft om zich daar verder nog over uit te laten. De kantonrechter volgt de eisende partij niet in haar standpunt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en vernietigt artikel 14.3 van de algemene voorwaarden, voor zover dit betrekking heeft op de buitengerechtelijke incassokosten. Dat betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Wat is toewijsbaar?
2.10.
De eisende partij vordert een (vervangende) schadevergoeding van € 2.000,-. Zij baseert deze vordering op artikel 10.4 van de algemene voorwaarden, gelezen in verbinding met Bijlage III, onder E. bij de algemene voorwaarden. In deze laatste bepaling is opgenomen dat het maximale bedrag voor de kosten bij diefstal € 1.400,- bedraagt. De eisende partij heeft niet onderbouwd waar het resterende bedrag op gebaseerd is. Daarom is deze schadevergoeding slechts toewijsbaar tot een bedrag van € 1.400,-.
2.11.
De gevorderde hoofdsom wordt voor het overige toegewezen, omdat deze vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden gelet op het voorgaande afgewezen.
2.12.
De eisende partij heeft een bedrag aan vervallen rente gevorderd. Zij heeft echter niet gespecificeerd over welke periode deze rente is berekend. Weliswaar stelt zij dat zij deze heeft berekend vanaf 9 oktober 2024 maar niet tot en met welke datum. Ook heeft zij over de hoofdsom inclusief vervallen rente, wederom rente gevorderd vanaf 9 oktober 2024. De kantonrechter kan daardoor niet beoordelen of er een grondslag voor deze vordering bestaat. Daarom wordt dit onderdeel van de vordering afgewezen. De verdere rente zal worden toegewezen zoals hierna vermeld.
Conclusie en proceskosten
2.15.
De vordering wordt (grotendeels) toegewezen.
2.16.
De gedaagde partij wordt (overwegend) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

De beslissing

De kantonrechter:
2.13.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 2.057,84, te vermeerderen met een rente van 2% over dat bedrag vanaf 9 oktober 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
2.14.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 113,54;
griffierecht € 496,00;
salaris gemachtigde € 204,00;
2.15.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.16.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).