ECLI:NL:RBNHO:2025:5991

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
15/169478-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksuele verleiding van minderjarige meisjes en bezit van kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksuele verleiding van twee minderjarige meisjes en het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 mei 2024 in Venhuizen, door het aanbieden van snoepjes en drinken, de meisjes heeft bewogen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de meisjes als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat deze onder druk waren verkregen. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd in het bijzijn van de meisjes, die 8 en 9 jaar oud waren, en heeft daarnaast een gewoonte gemaakt van het bezit van kinderpornografische afbeeldingen over een periode van meer dan zes jaar. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 340 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en heeft de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen computers bevolen. Tevens zijn schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/169478-24
Uitspraakdatum: 27 mei 2025
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 mei 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. R.P. Peters en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, advocaat te Hoorn, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1hij op of omstreeks 21 mei 2024 te Venhuizen door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door de slachtoffers snoepjes en drinken aan te bieden,
- [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum 2], die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
- [benadeelde 2], geboren op [geboortedatum 3], die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, door
- zich (naakt) te gaan wassen in het bijzijn van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- te helikopteren met zijn penis in het bijzijn van, althans zijn penis (meermaals) te tonen aan, die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- zijn penis heen en weer te bewegen in het bijzijn van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- aan het kruis van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te zitten;
subsidiairhij op om omstreeks 21 mei 2024 (in of vanuit zijn woning aan de [adres 2]), in elk geval in Venhuizen, meerdere personen, althans een persoon, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte:
- (meermaals) in het zicht en/of ten overstaan van [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum 2] en/of [benadeelde 2], geboren op [geboortedatum 3], zijn penis getoond en/of zijn penis heen en weer bewogen en/of gehelikopterd met zijn penis en/of zijn naakte lichaam gewassen;
2hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 20 mei 2024 te Venhuizen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens afbeeldingen, te weten foto’s en/of video’s - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een HP Notebook (1607627) en/of HP Notebook grijs (1607632) en/of HP Compaq Notebook zwart (1607633) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of mond/tong en/of hand/vinger en/of voorwerp oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Bestanden 3 t/m 6 van toonmap 1, p. 7 van het Aanvullend PV van bevindingen)
en/of
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of voorwerp en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Bestanden 7 t/m 14 en 20 t/m 22 van toonmap 1, p. 8 van het Aanvullend PV van bevindingen)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(Bestanden 1, 2, 18 en 19 van toonmap 1, p. 7 van het Aanvullend PV van bevindingen)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is
(Bestanden 15 t/m 17 van toonmap 1, p. 8 van het Aanvullend PV van bevindingen)
en hij/zij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is kennis te nemen van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 het ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging onder 1 primair dat ziet op het aanraken van het kruis van de meisjes. De verklaringen van de meisjes zijn op dit punt gestuurd door de ouders en door de verbalisanten die de studioverhoren hebben afgenomen. Daardoor zijn de verklaringen onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te dienen voor deze ontuchtige handeling. Ook dient de verdachte volgens de verdediging te worden vrijgesproken van het zich naakt wassen in het bijzijn van de meisjes. De verdachte ontkent dit en uit het dossier blijkt onvoldoende dat dit daadwerkelijk is gebeurd.
Verder voert de raadsvrouw aan dat geen sprake is geweest van het opzettelijk bewegen van de meisjes tot het plegen dan wel dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte was zich niet bewust van het overwicht dat hij had en een causaal verband tussen het aanbieden van snoepjes en drinken en de door de verdachte gepleegde handelingen kan niet worden vastgesteld. De raadsvrouw heeft daarom geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht de verdachte vrij te spreken van ‘zijn naakte lichaam wassen’ en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘een gewoonte maken van het misdrijf’. Voor het overige heeft de verdediging zich met betrekking tot feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 primair
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de meisjes [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet betrouwbaar zijn, met name niet op het punt van het aanraken van het kruis van [benadeelde 1]. De rechtbank volgt dit standpunt van de verdediging niet en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de studioverhoren van beide meisjes zijn afgenomen door gespecialiseerde en gecertificeerde zedenrechercheurs en op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de studioverklaringen van de meisjes met betrekking tot hun ervaringen met de verdachte specifiek, gedetailleerd en consistent. Meerdere details in de verklaringen van de meisjes vinden bevestiging in objectief bewijsmateriaal. Zo verklaren [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] over een asbak met een mannenfiguurtje met een blote piemel, tape, een broek met een gat in het kruis en ‘gek haar’ waardoor de verdachte op een vrouw leek. Deze asbak, tape, broek en vrouwenpruik zijn daadwerkelijk in de woning van de verdachte aangetroffen. Wat de meisjes in de studioverhoren verklaren over de ontuchtige handelingen die de verdachte pleegde, komt niet alleen grotendeels overeen met de eigen verklaringen van de verdachte, maar sluit bovendien volledig aan bij enkele op de telefoon van de verdachte aangetroffen filmpjes.
Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd geeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de meisjes. De rechtbank zal deze verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs. Op basis van de verklaring van [benadeelde 1], ondersteund door de verklaring van [benadeelde 2], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook aan het kruis van [benadeelde 1] heeft gezeten.
De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte, een destijds 56 jaar oude man, in het bijzijn van twee meisjes van 8, respectievelijk 9 jaar oud, ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de verdachte zich ervan bewust moet zijn geweest dat uit dit grote leeftijdsverschil een overwicht op de meisjes voortvloeide. Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte de meisjes snoep en drinken heeft aangeboden. Dit alles, in onderling verband, maakt naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de meisjes als gevolg van giften, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en misleiding ertoe zijn bewogen om ontuchtige handelingen van de verdachte te dulden en dat het opzet van de verdachte daar ook op gericht was.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is dat de verdachte zich naakt is gaan wassen in het bijzijn van de meisjes. Uit de verklaringen van de meisjes en van verdachte zelf volgt dat zij water over de verdachte heen hebben gegooid terwijl hij met ontbloot onderlichaam in de douche stond. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgelegd als ‘zich naakt gaan wassen’. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging (partieel) vrijspreken.
Feit 2
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank neemt daartoe het volgende in aanmerking:
- er is, verdeeld over meerdere gegevensdragers, een aanzienlijke hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen;
- de politie heeft uit de ‘last accessed dates’ van de aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen afgeleid dat de verdachte actief is geweest met het toegang verschaffen tot kinderpornografisch beeldmateriaal over een periode van ruim zes jaar, namelijk van 1 januari 2018 tot en met 20 mei 2024;
- de verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij nagenoeg dagelijks op internet kinderporno zocht en bekeek.
3.3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder
1 primair en 2ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1hij op 21 mei 2024 te Venhuizen door giften, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en misleiding, te weten door de slachtoffers snoepjes en drinken aan te bieden,
- [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum 2], die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
- [benadeelde 2], geboren op [geboortedatum 3], die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van hem, verdachte, te dulden, door
- te helikopteren met zijn penis in het bijzijn van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en
- zijn penis heen en weer te bewegen in het bijzijn van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en
- aan het kruis van die [benadeelde 1] te zitten;
2hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 20 mei 2024 te Venhuizen meermalen afbeeldingen, te weten foto’s en video’s, en/of gegevensdragers, te weten een HP Notebook (1607627) en een HP Notebook grijs (1607632), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of mond/tong en/of hand/vinger en/of voorwerp oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Bestanden 3 t/m 6 van toonmap 1, p. 7 van het Aanvullend PV van bevindingen)
en/of
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of voorwerp en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Bestanden 7 t/m 14 en 20 t/m 22 van toonmap 1, p. 8 van het Aanvullend PV van bevindingen)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(Bestanden 1, 2, 18 en 19 van toonmap 1, p. 7 van het Aanvullend PV van bevindingen)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is
(Bestanden 15 t/m 17 van toonmap 1, p. 8 van het Aanvullend PV van bevindingen)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair
Door giften en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en misleiding een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2
Een afbeelding – of gegevensdrager bevattende een afbeelding – van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte is gemaakt.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 340 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat de rechtbank deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft twee jonge meisjes van destijds respectievelijk 8 en 9 jaar oud in zijn woning blootgesteld aan ontuchtige handelingen die hij met zichzelf pleegde, door in hun bijzijn met zijn penis rond te zwaaien (‘helikopteren’) en aftrekbewegingen te maken. Ook heeft de verdachte aan het kruis van één van de meisjes gezeten. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke zedendelicten vaak nog geruime tijd psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Uit de slachtofferverklaringen ter zitting is gebleken hoe groot de impact van het gebeurde is geweest en nog steeds is, niet alleen op de meisjes zelf, maar ook op hun ouders. Dergelijke feiten leiden bovendien tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de (woon)omgeving van de slachtoffers. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn pedofiele gevoelens voor jonge meisjes, zonder stil te staan bij de schadelijke gevolgen van zijn gedrag.
Daarnaast heeft de verdachte zich over een langere periode schuldig gemaakt aan het bezit van digitale kinderporno. Bij de vervaardiging van kinderpornografische afbeeldingen worden kinderen veelvuldig seksueel misbruikt en geëxploiteerd. Ook voor deze kinderen geldt dat zij als gevolg van het seksueel misbruik psychische schade oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Door de verspreiding van het beeldmateriaal (via internet) wordt de schade voor de afgebeelde jeugdigen vergroot, omdat de beelden niet eenvoudigweg zijn te verwijderen. De rechtbank houdt de verdachte mede verantwoordelijk voor het leed van de misbruikte kinderen, omdat hij door kinderporno te verzamelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar
.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 7 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een zedendelict is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 29 augustus 2024. De rechtbank merkt op dat dit rapport alleen ziet op de verdenking van feit 1 op de tenlastelegging. Uit het rapport komt naar voren dat bij de verdachte sprake is van een autisme spectrum stoornis (ASS), pedofilie, een stoornis in cannabisgebruik en een andere gespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis. Deze psychische stoornissen waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Met name de pedofiele stoornis en de ASS hebben volgens de psycholoog een duidelijke rol gespeeld bij het ontstaan van het ten laste gelegde. Door de beperkingen die uit de diagnoses voortvloeien heeft de verdachte verminderd weerstand kunnen bieden aan zijn gevoelens van seksuele aantrekking tot de meisjes. Geadviseerd wordt om de verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie met betrekking tot de toerekenbaarheid en neemt deze over. Deze omstandigheid weegt bij de straftoemeting ten voordele van de verdachte mee.
Als de verdachte zonder enige vorm van begeleiding en/of behandeling terugkeert in de maatschappij, wordt het recidiverisico door de deskundige als gemiddeld tot hoog ingeschat. Om de kans op recidive te beperken is het van belang dat de verdachte passende behandeling krijgt. Een dergelijke behandeling kan ambulant plaatsvinden bij een instelling als het Centrum voor Ambulante Forensisch Psychiatrie De Waag, binnen het juridisch kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 13 december 2024 onder voorwaarden geschorst. Sindsdien wordt de verdachte verplicht begeleid door GGZ Reclassering Fivoor. Uit het reclasseringsadvies van Fivoor van 22 april 2025 komt naar voren dat de verdachte goed meewerkt aan het reclasseringstoezicht en zich houdt aan de schorsingsvoorwaarden. De reclassering adviseert bij een veroordeling aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, verplichte ambulante behandeling, een locatieverbod voor Venhuizen, een dagbesteding en het vermijden van contact met minderjarigen.
Strafoplegging
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, conform de eis van de officier van justitie, aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 340 dagen, met aftrek van voorarrest moet worden opgelegd. Van deze gevangenisstraf wordt een deel van 180 dagen in voorwaardelijk vorm opgelegd. Aan het voorwaardelijk strafdeel wordt een proeftijd verbonden, met de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd en die de rechtbank vanuit oogpunt van beperking van recidivegevaar ook noodzakelijk vindt. De proeftijd wordt in dit geval gesteld op drie jaar, gelet op de meervoudige en deels structurele problematiek van de verdachte en de noodzaak van langdurige, intensieve behandeling en/of begeleiding.
Omdat er volgens de adviezen van de psycholoog en de reclassering ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Onttrekking aan het verkeer

Onder de verdachte zijn, volgens de beslaglijst van 7 mei 2025, de volgende voorwerpen in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
1. een computer, merk: HP, grijs, beslagnummer PL1100-2024109107-1607627;
2. een computer, merk: HP, grijs, beslagnummer PL1100-2024109107-1607632;
3. een computer, merk: HP Compaq, zwart, beslagnummer PL1100-2024109107-1607633.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan met betrekking tot de onder 1 en 2 genoemde computers. Het ongecontroleerde bezit van deze computers – waarop afbeeldingen van seksueel kindermisbruik staan – is in strijd met de wet. Daarom worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Wat betreft de onder 3 genoemde HP Compaq computer geldt dat deze is geschrapt uit de bewezenverklaring van feit 2 omdat op deze computer alleen kinderpornografische afbeeldingen staan die niet direct benaderbaar zijn. Deze ‘technische’ partiële vrijspraak neemt niet weg dat op deze gegevensdrager afbeeldingen staan die vallen onder het bereik van artikel 240b (oud) Sr. Het betreft hier dus een aan de verdachte toebehorend voorwerp dat bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit is aangetroffen waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet omdat zij kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Ook dit voorwerp zal daarom worden onttrokken aan het verkeer.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De vordering
Namens [benadeelde 1], wettelijk vertegenwoordigd door haar vader [betrokkene 1], heeft mr. M. Docter, advocaat te Alkmaar, als haar gemachtigde een vordering tot schadevergoeding van € 1.127,38 ingediend. Dit bedrag bestaat uit € 127,38 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen. De gestelde materiële schade betreft reiskosten van de ouders van [benadeelde 1] in verband met het bijwonen van zittingen bij de rechtbank op drie verschillende data. Namens de benadeelde partij is verzocht deze kosten als verplaatste schade voor de ouders aan te merken.
De gemachtigde heeft de vordering op de zitting mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en toegelicht en daarom in zijn geheel kan worden toegewezen. Daarbij heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat deze schade onvoldoende is onderbouwd, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen, aangezien de verdachte in de visie van de verdediging moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:414) biedt het wettelijk stelsel geen ruimte voor de vergoeding van reiskosten van de benadeelde partijen als zij, zoals in dit geval aan de orde is, met een gemachtigde procederen. De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding voor materiële schade afwijzen. [1]
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft degene die in zijn of haar persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon met voldoende concrete gegevens onderbouwen, zodat het bestaan van geestelijk letsel objectief kan worden vastgesteld. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in dit geval aan de orde. De benadeelde partij is op zeer jonge leeftijd door de verdachte blootgesteld aan ontuchtige handelingen die hij met zichzelf pleegde. Bovendien is zij door hem in haar kruis betast. Uit de toelichting op de vordering blijkt bovendien dat de benadeelde partij (mede) als gevolg van het bewezen verklaarde feit professionele psychische begeleiding nodig heeft gehad. Vergoeding van de immateriële schade tot het gevorderde bedrag van € 1.000,00 komt de rechtbank billijk voor. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: seksuele verleiding van een minderjarige] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De vordering
Namens [benadeelde 2], wettelijk vertegenwoordigd door haar moeder [betrokkene 2], heeft mr. M. Docter, advocaat te Alkmaar, als haar gemachtigde een vordering tot schadevergoeding van € 776,40 ingediend. Dit bedrag bestaat uit € 26,40 aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen. De gestelde materiële schade betreft reiskosten van de ouders van [benadeelde 2] in verband met het bijwonen van de zitting bij de rechtbank op 13 mei 2025. Namens de benadeelde partij is verzocht deze kosten als verplaatste schade voor de ouders aan te merken.
De gemachtigde heeft de vordering op de zitting mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en toegelicht is en daarom in zijn geheel kan worden toegewezen. Daarbij heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat deze schade onvoldoende is onderbouwd, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen, aangezien de verdachte in de visie van de verdediging moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:414) biedt het wettelijk stelsel geen ruimte voor de vergoeding van reiskosten van de benadeelde partijen als zij, zoals in dit geval aan de orde is, met een gemachtigde procederen. De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding voor materiële schade afwijzen.
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft degene die in zijn of haar persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon met voldoende concrete gegevens onderbouwen, zodat het bestaan van geestelijk letsel objectief kan worden vastgesteld. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in dit geval aan de orde. De benadeelde partij is op zeer jonge leeftijd door de verdachte blootgesteld aan ontuchtige handelingen die hij met zichzelf pleegde. Uit de toelichting op de vordering blijkt bovendien dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit professionele psychische begeleiding nodig heeft gehad. Vergoeding van de immateriële schade tot het gevorderde bedrag van € 750,- komt de rechtbank billijk voor. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: seksuele verleiding van een minderjarige] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36d, 36f, 57, 240b (oud) en 248a (oud) van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart
bewezendat de verdachte de onder
1 primair en 2ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
340 (driehonderdveertig) dagen. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
180 (honderdtachtig) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
3(
drie) jaren.
Stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij de reclassering
De veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het wijzen van dit vonnis bij GGZ Reclassering Fivoor op de Kwadijkerkoogweg 12 te Purmerend. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is inmiddels van start gegaan en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
De veroordeelde bevindt zich niet in Venhuizen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod.
Dagbesteding
De veroordeelde spant zich in voor het behouden van een zinvolle dagbesteding, met een vaste structuur.
Vermijden contact met minderjarigen
De veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de veroordeelde dat hier minstens één andere volwassene bij aanwezig is.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Onttrektaan het verkeer:
1. een computer, merk: HP, grijs, beslagnummer PL1100-2024109107-1607627;
2. een computer, merk: HP, grijs, beslagnummer PL1100-2024109107-1607632;
3. een computer, merk: HP Compaq, zwart, beslagnummer PL1100-2024109107-1607633.

Wijst toede vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 1]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro)en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
 Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer
[benadeelde 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Wijst toede vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 750,-
(zevenhonderdvijftig euro)en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
 Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer
[benadeelde 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 750,-
(zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Heft ophet reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. A.K. Korteweg en mr. S. Mac Donald, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 mei 2025.

Voetnoten

1.Zie ook HR 1 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:492