ECLI:NL:RBNHO:2025:6172

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
11520621 \ CV EXPL 25-619
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van precontractuele en contractuele informatieplichten in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 juni 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen Warmgarant B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 1.509,53 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument, waarbij de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van toepassing zijn. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of aan deze informatieplichten was voldaan.

De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet had voldaan aan de precontractuele informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 sub c BW, omdat het geografische adres van de onderneming niet duidelijk aan de consument was verstrekt. Ook was er geen daadwerkelijke bestelbevestiging overgelegd, waardoor niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW was voldaan. De kantonrechter heeft aangegeven dat deze schendingen gevolgen moeten hebben en dat de betalingsverplichting van de consument met 20% zal worden verminderd.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van Warmgarant getoetst op oneerlijke bedingen. Het incassokostenbeding en het prijswijzigingsbeding zijn als oneerlijk beoordeeld, omdat ze niet voldoen aan de wettelijke eisen en de consument onterecht zouden kunnen belasten met hogere kosten. De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over deze bevindingen, alvorens verdere beslissingen te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11520621 \ CV EXPL 25-619
Uitspraakdatum: 4 juni 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Warmgarant B.V.
te Diemen
de eisende partij
gemachtigde: K.W.A. van der Meer
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 1.509,53 aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.3.
De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat zij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft weliswaar gesteld dat aan die verplichtingen is voldaan en er is een opsomming gegeven van de subonderdelen van artikel 6:230m lid 1 BW, waarbij wordt verwezen naar het overgelegde rapport met schermafbeeldingen van de webwinkel en algemene voorwaarden maar dit is niet voldoende. Producties kunnen stellingen ondersteunen, maar niet vervangen. De partij die producties overlegt, moet inzichtelijk maken welke delen daarvan relevant zijn voor welk standpunt van die partij. Een enkele verwijzing naar (bepaalde pagina’s van) de producties is daarom onvoldoende. Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie. Dat betekent dat de eisende partij expliciet en op een duidelijke manier moet aangeven op welke schermafbeelding welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v lid 3 BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante onderdelen in de producties te onderstrepen of te arceren). De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat in eventuele vervolgzaken het ontbreken van een dergelijke onderbouwing kan leiden tot afwijzing van de vordering.
2.4.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een rapport met schermafbeeldingen van haar website overgelegd, voorzien van een toelichting. Hieruit blijkt echter niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht(en) als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder c BW heeft voldaan.
2.5.
De eisende partij heeft namelijk het geografische adres waar de zij is gevestigd niet op een duidelijke en begrijpelijke wijze aan de consument verstrekt (art. 6:230m lid 1 sub c BW). De enkele stelling dat deze informatie ergens op de website van de eisende partij te vinden is, volstaat naar het oordeel van de kantonrechter niet. Het is niet de bedoeling dat de consument zelf op zoek moet gaan naar de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie. Hij moet daarop tijdens het bestelproces uitdrukkelijk en op begrijpelijke wijze worden gewezen. Ook uit de door de schermafbeeldingen van het bestelproces blijkt niet dat de consument wordt gewezen op het geografische adres va de eisende partij. Voor deze schending zal een sanctie worden toegepast.
Ambtshalve toetsing van de contractuele informatieplicht
2.6.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een bestelbevestiging worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. Daarom is niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW voldaan. Voor deze schending zal een sanctie worden toegepast.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.7.
Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de eisende partij een of meerdere informatieplichten heeft geschonden. Voor deze schending(en) zal een sanctie worden toegepast.
2.8.
De kantonrechter moet aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. [2]
2.9.
De kantonrechter zal daarom op grond van de hiervoor vastgestelde schendingen de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn [3] gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd met 20%.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.10.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [4] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.11.
Op de overeenkomst(en) zijn de volgende algemene voorwaarden van toepassing verklaard: ‘Algemene voorwaarden Warmgarant’ (hierna: de algemene voorwaarden).
2.12.
Het rentebeding in artikel 15 (lid 2) van het gedeelte ‘1. Koop & Installatie’ en het rentebeding in artikel 10 (lid 2) van het gedeelte ‘2. Serviceabonnementen’ van de algemene voorwaarden zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.13.
Artikel 15 van het gedeelte ‘1. Koop & Installatie’ van de algemene voorwaarden bevat een incassokostenbeding. Dat luidt, voor zover relevant als volgt:

Artikel 15 – Niet nakomen betalingsverplichting1. Indien de koper niet tijdig betaalt, wordt hij wettelijk geacht, zonder verdere in gebreke stelling, in verzuim te verkeren. Niettemin zendt Warmgarant na het verstrijken van de betalingsdatum (...) een betalingsherinnering waarin zij de Koper op zijn verzuim wijst en hem alsnog de herinnering geeft het saldo op zijn rekening aan te vullen, zodat automatische incasso binnen 14 dagen na ontvangst van deze betalingsherinnering mogelijk is.(…)3. Warmgarant is na verloop van de in de in lid 1 bedoelde termijn van 14 dagen bevoegd zonder nadere ingebrekestelling tot invordering over te gaan van het aan haar verschuldigde bedrag. Indien Warmgarant hiertoe overgaat, zijn de daaraan verbonden buitengerechtelijke kosten voor rekening van de Koper (…)’
2.14.
Het beding sluit onvoldoende aan bij artikel 6:96 lid 5 en lid 6 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. In het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘buitengerechtelijke kosten’ niet alleen gebruikt in de zin van de wettelijke regeling voor incassokosten (artikel 6:96 lid 2 sub c BW en de leden 5 en 6 van datzelfde artikel). De term ‘buitengerechtelijke kosten’ komt in dat wetsartikel ook niet voor. Het gebruik van deze term in voornoemde bedingen sluit voor een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument dus niet uit dat daarmee ook andere kosten kunnen worden bedoeld. Het gebrek aan verwijzing naar artikel 6:96 lid 5 en 6 BW leidt er bovendien toe dat kan worden afgeweken van de wet en dat incassokosten ongelimiteerd in rekening kunnen worden gebracht. Daarom er sprake van een oneerlijk beding.
2.15.
Artikel 9 van het gedeelte ‘2. Serviceabonnementen’ van de algemene voorwaarden betreft een prijswijzigingsbeding. Dat luidt, voor zover relevant, als volgt:
‘Artikel 9 – Het tarief(…)2. De overeengekomen tarieven kunnen per 1 juli van het kalenderjaar worden aangepast. In beginsel zal deze indexering plaatsvinden op basis van de Tabel Regelingslonen Bouwnijverheid en installatiebedrijven van het CBS’
2.16.
Dit beding valt onder artikel 3 lid 3 sub 1 onder ‘l’ van de blauwe lijst behorende bij Richtlijn 93/13/EEG. Op grond van dat artikel in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie [5] is een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar wanneer de gronden voor de prijswijziging in de overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging.
2.17.
Aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet het prijswijzigingsbeding in artikel 9 van de algemene voorwaarden niet; het bevat geen gronden voor de prijswijziging. Ook blijkt uit dit beding niet dat de consument een reële mogelijkheid heeft om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een prijswijziging. In tegendeel: artikel 4 (lid 2) van het gedeelte ‘2. Serviceabonnementen’ van de algemene voorwaarden bepaalt dat de minimale looptijd van het serviceabonnement twee jaar bedraagt. Vervolgens bepaalt artikel 12 van datzelfde gedeelte van de algemene voorwaarden dat niet mag worden opgezegd vanwege een prijswijziging. Het prijswijzigingsbeding is daarom, gelezen in combinatie met de andere bedingen, oneerlijk.
2.18.
Artikel 10 van het gedeelte ‘2. Serviceabonnementen’ van de algemene voorwaarden bevat een incassokostenbeding. Dat luidt, voor zover relevant als volgt:
‘Artikel 10 – Betaling
(…)2. Indien de koper niet tijdig betaalt, wordt hij wettelijk geacht, zonder verdere in gebreke stelling, in verzuim te verkeren. Niettemin zendt Warmgarant na het verstrijken van de betalingsdatum (...) een betalingsherinnering waarin zij de Koper op zijn verzuim wijst en hem alsnog de herinnering geeft het saldo op zijn rekening aan te vullen, zodat automatische incasso binnen 14 dagen na ontvangst van deze betalingsherinnering mogelijk is.3. Warmgarant is na verloop van de in lid 2 bedoelde termijn van 14 dagen bevoegd zonder nadere ingebrekestelling tot invordering van het aan hem verschuldigde bedrag over te gaan. In dat geval zijn de daaraan verbonden redelijke buitengerechtelijke kosten voor rekening van de klant.’
2.19.
In dit beding wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is ook geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Daarom lijkt dit een oneerlijk beding.
2.20.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voornemens om de artikelen 15 van het gedeelte ‘1. Koop & Installatie’ en 10 van het gedeelte ‘2. Serviceabonnementen’ van de algemene voorwaarden te vernietigen voor zover deze betrekking hebben op buitengerechtelijke kosten. Daarnaast is de kantonrechter voornemens om artikel 9 van het gedeelte ‘2. Serviceabonnementen’ van de algemene voorwaarden te vernietigen vanwege het oneerlijke karakter, voor zover dat ziet op wijziging van de prijs. Alvorens daartoe over te gaan, wordt de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte over dit voornemen en de eventuele gevolgen voor de vordering uit te laten.
Conclusie
2.21.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van de hiervoor genoemde bedingen.
2.22.
Als aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
2.23.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 2 juli 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021,ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44 en onder meer Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
4.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).
5.HvJ EU 26 april 2012, C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 en HvJ EU 21 maart 2013 (RWE Vertrieb), C-92/11, ECLI:C:EU:2013:180; zie ook het Rapport Ambtshalve Toetsing III pag. 35 en 36.