ECLI:NL:RBNHO:2025:6174

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
11474639 \ CV EXPL 25-41
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 juni 2025 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tussen Beli-Haarlem B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij heeft de gedaagde gedagvaard en vordert betaling van € 3.600,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de handelaar moet voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of aan deze informatieplichten is voldaan en vastgesteld dat dit voldoende is onderbouwd door de eisende partij.

Daarnaast heeft de kantonrechter onderzoek gedaan naar de algemene voorwaarden van de eisende partij, specifiek naar de bedingen omtrent rente en incassokosten. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het rentebeding onvoldoende gespecificeerd is, waardoor de consument niet in staat is om de economische gevolgen te begrijpen. Dit kan leiden tot onredelijke kosten voor de consument. Evenzo is het incassokostenbeding vermoedelijk oneerlijk, omdat het in strijd is met de wettelijke bepalingen en geen maximum aan de kosten stelt. De kantonrechter heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de oneerlijkheid van deze bedingen en heeft verdere beslissingen aangehouden tot de rolzitting op 2 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11474639 \ CV EXPL 25-41
Uitspraakdatum: 4 juni 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Beli-Haarlem B.V.
te Alblasserdam
de eisende partij
gemachtigde: mr. drs. J.J.F.M. Konings
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
De procedure
1.1. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 3.600,00, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [2] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Op de overeenkomst(en) zijn de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing verklaard: ‘Algemene Verkoopsvoorwaarden Belisol’ (hierna: de algemene voorwaarden).
2.6.
Artikel 8, onder b, van de algemene voorwaarden betreft een rentebeding. Dat luidt als volgt:
‘8. BETALINGb. Vanaf de datum welke ligt na de betalingstermijn zoals genoemd in lid a. van dit artikel, is koper in verzuim. Vanaf dit moment zijn wij gerechtigd een vertragingsrente te berekenen van 1,5% per maand of een zoveel hoger of lager percentage dat als kennelijk redelijk kan worden aangemerkt.’
2.7.
De kantonrechter stelt vast dat de bedongen rente onvoldoende is gespecificeerd. De eisende partij kan op grond van dit beding een door haar zelf te bepalen bedrag aan rente op de consument verhalen. Op basis van het beding is de consument niet in staat de economische gevolgen van dit beding te begrijpen en met kennis van zaken te beslissen of hij zich contractueel wil verbinden. Bovendien zou het beding tot gevolg kunnen hebben dat de consument belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. De consument is op grond van de wettelijke regeling immers uitsluitend wettelijke rente verschuldigd. Daarnaast bedraagt de wel gespecificeerde rente in dit geval 1,5% per maand. Dat is meer dan de wettelijke handelsrente op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Het rentebeding is daarom vermoedelijk oneerlijk.
2.8.
Artikel 8, onder d, van de algemene voorwaarden betreft een incassokostenbeding. Dat luidt als volgt:
‘d. Indien koper zijn betalingsverplichtingen niet nakomt, zijn alle incassokosten voor zijn rekening. Onder deze kosten zijn mede begrepen alle kosten van sommatie en ingebrekestelling, benevens de voorschotten en honorarium van degene die door ons met vordering is belast. De kosten zullen worden berekend overeenkomstig het incassokostentarief van de Nederlandse Orde van Advocaten, tenzij de daadwerkelijke kosten hoger liggen dan dit tarief, dan zullen de daadwerkelijke kosten verschuldigd zijn. Indien wij onze vordering uit handen moeten geven, zal minimum tarief worden gehanteerd van € 150,.’
2.9.
In dit beding wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is ook geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Ook is in dit geval de bedongen vergoeding altijd ten minste € 150,- en daarmee hoger dan de wettelijke vergoeding. Tot slot volgt uit de tekst van het beding dat de incassokosten al verschuldigd zijn zodra de vordering uit handen wordt gegeven, terwijl de wettekst voorschrijft dat éérst nog een zogenoemde veertiendagenbrief moet worden verstuurd. Het incassokostenbeding is daarom eveneens vermoedelijk oneerlijk.
2.10.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voornemens om artikel 8 van de algemene voorwaarden te vernietigen, voor zover dit betrekking heeft op de rente en de buitengerechtelijke kosten. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
Conclusie
2.11.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van de hiervoor genoemde bedingen.
2.12.
Als aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
2.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 2 juli 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).