ECLI:NL:RBNHO:2025:6179

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
11392410 \ CV EXPL 24-2997
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een gedeeltelijke vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst en betaling van huurtermijnen met toepassing van sancties wegens schending van informatieplichten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een bodemzaak tussen Elbuco B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij, Elbuco B.V., heeft de gedaagde partij gedagvaard en vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, betaling van huurtermijnen en andere kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de precontractuele informatieplichten zoals vastgelegd in artikel 6:230m lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij heeft onvoldoende onderbouwd dat zij de gedaagde partij tijdig en correct heeft geïnformeerd over de voorwaarden van de overeenkomst, waaronder het herroepingsrecht en de kosten. Hierdoor zijn bepaalde kosten niet verschuldigd verklaard en is de herroepingstermijn verlengd. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van ophaalkosten en vervangingswaarde afgewezen, maar heeft de vordering tot betaling van een verminderd bedrag aan huurtermijnen toegewezen. De kantonrechter heeft de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 475,44, vermeerderd met wettelijke rente, en tot afgifte van het gehuurde binnen een bepaalde termijn, op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn eveneens aan de gedaagde partij opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11392410 \ CV EXPL 24-2997
Uitspraakdatum: 5 juni 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Elbuco B.V.
te Zaltbommel
de eisende partij
gemachtigde: LegalSteps B.V.
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert ontbinding van de overeenkomst vanaf de dag van dit vonnis en veroordeling van de gedaagde partij tot:
  • betaling van € 594,30 aan hoofdsom, te vermeerderen met het aantal maanden huur vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van uitspraak eindvonnis en de wettelijke rente daarover;
  • het binnen acht dagen na de dag van uitspraak het gehuurde te doen inleveren bij de eisende partij, op straffe van een dwangsom van € 150,00 per dag of gedeelte daarvan, tot een totaal van € 900,00;
  • betaling van € 75,00 aan ophaalkosten, indien binnen een termijn van acht dagen een afspraak wordt gemaakt voor het retourneren van het gehuurde;
  • betaling van € 2.048,00, indien afgifte van het gehuurde uitblijft na acht dagen na de uitspraak, te verminderen met het ontvangen bedrag aan dwangsom, te verminderen met de wettelijke rente;
  • betaling van de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafbeeldingen van het bestelproces en een belprotocol overgelegd, voorzien van een toelichting. Hieruit blijkt echter niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht(en) als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h en onder j BW heeft voldaan.
2.4.
Met betrekking tot de informatie over het ontbindingsrecht, zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW stelt de eisende partij dat deze ‘tijdens het bestelproces’ wordt gegeven. De kantonrechter begrijpt dat de eisende partij hiermee doelt op de e-mail die de consument ontvangt na het ondertekenen van het aanvraagformulier op de website. Weliswaar staat daarin benoemd dat de consument de bestelling tot 14 dagen na het ondertekenen van de overeenkomst kan ontbinden en wordt hierbij verwezen naar een webpagina van de eisende partij, maar dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende. Hieruit blijkt immers niet dat de consument tijdens het bestelproces wordt gewezen op de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van dat recht. Voor zover deze informatie is opgenomen in de webpagina waarnaar de e-mail verwijst, had het op de weg van de eisende partij gelegen om een schermafbeelding daarvan te overleggen.
2.5.
Daarnaast stelt de eisende partij dat de in artikel 6:230m lid 1 onder h en onder j BW bedoelde informatie is opgenomen in de algemene voorwaarden. De kantonrechter overweegt dat de consument tijdens het bestelproces duidelijk moet worden gewezen op de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie. Die informatie mag worden opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [2] De consument moet in dat geval wel gedurende het bestelproces concreet worden gewezen op het bestaan van die informatie in de algemene voorwaarden en het artikel waarin die informatie te vinden is. Aan die voorwaarden dient de consument dan op actieve wijze zijn goedkeuring te verlenen door een daartoe bestemd vakje aan te vinken. De eisende partij heeft niet gesteld dat zij de gedaagde partij vóór het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het bestaan van die informatie in haar algemene voorwaarden en de betreffende artikelen en daarvan is ook niet gebleken. De kantonrechter kan op deze manier niet vaststellen dat aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essentiële informatie is verstrek. Voor deze schendingen zal een sanctie worden toegepast.
Ambtshalve toetsing van de contractuele informatieplicht
2.6.
De eisende partij heeft niet toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de contractuele informatieplicht. Haar toelichting heeft slechts betrekking op de precontractuele informatieverplichtingen. Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet daarnaast een bestelbevestiging worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. Daarom is niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW voldaan. Voor deze schending zal een sanctie worden toegepast.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.7.
Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de eisende partij een of meerdere informatieplichten heeft geschonden. Voor deze schending(en) zal een sanctie worden toegepast.
2.8.
De eisende partij heeft de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet (voldoende) geïnformeerd over de kosten als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 sub j BW. Daarom zijn deze kosten op grond van artikel 6:230s lid 2 en 5 BW niet verschuldigd. Dit betekent dat de vordering tot betaling van ophaalkosten niet toewijsbaar is.
2.9.
De schending met betrekking tot het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, maar ten hoogste met twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Omdat deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst binnen die termijn heeft willen herroepen, zal aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie worden verbonden.
2.10.
De kantonrechter moet aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. [3]
2.11.
De kantonrechter zal daarom op grond van de hiervoor vastgestelde schendingen de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn [4] gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd met 20%. Ook het toe te wijzen bedrag aan huurtermijnen tussen de dag van de dagvaarding en de dag van dit vonnis zal worden verminderd met 20%.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.12.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [5] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.13.
Op de overeenkomst(en) zijn de volgende algemene voorwaarden van toepassing verklaard: ‘Algemene voorwaarden van Elbuco B.V.’ van 7 november 2022 (hierna: de algemene voorwaarden).
2.14.
Het rentebeding in artikel 6.4 onder a. van de algemene voorwaarden is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.15.
De eisende partij baseert haar vordering tot betaling van de vervangingswaarde op de wet en niet op het vervangingswaardebeding. Zij heeft het beding bij dagvaarding vernietigd omdat eerder in een andere zaak is geoordeeld dat het beding oneerlijk is. Dit betekent echter niet dat zij zich nu op de wettelijke bepaling kan beroepen. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van algemene voorwaarden en de consequentie daarvan echter niet relevant. Het beding moet immers worden beoordeeld naar het moment waarop de overeenkomst is aangegaan en beslissend is niet of en hoe de handelaar het beding heeft toegepast, maar hoe het had kunnen worden toegepast. Daarom zal de vordering tot betaling van de vervangingswaarde worden afgewezen.
Conclusie
Wat is toewijsbaar?
2.16.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 475,44 aan hoofdsom toewijsbaar (€ 594,30 x 0,8).
2.17.
Gelet op het voorgaande zullen de gevorderde ophaalkosten en vergoeding van de vervangingswaarde worden afgewezen;
2.18.
De vordering zal voor het overige worden toegewezen omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Conclusie en proceskosten
2.19.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.20.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen vanaf heden;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 475,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum tot de dag der algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van het aantal maanden huur vanaf 24 oktober 2024 tot heden, te verminderen met 20% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum tot de dag der algehele voldoening;
3.4.
veroordeelt de gedaagde partij tot afgifte van het gehuurde aan eisende partij binnen acht dagen na de betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 150,- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat de gedaagde partij na ommekomst van de genoemde termijn niet voldoet, met een maximum van € 900,-;
3.5.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 113,54;
griffierecht € 496,00;
salaris gemachtigde € 135,00;
3.6.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021,ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJEU 24 februari 2022, C536/20, ECLI:EU:C:2022:112.
3.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44 en onder meer Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
5.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).