ECLI:NL:RBNHO:2025:6375

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
11577630 \ CV EXPL 25-930
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van precontractuele informatieplichten bij overeenkomsten buiten verkoopruimten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen Energiewacht B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 2.153,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten, op basis van een overeenkomst die buiten de verkoopruimte was gesloten. De kantonrechter heeft ambtshalve de precontractuele informatieplichten van de eisende partij getoetst, zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230t BW. De rechter oordeelde dat de eisende partij niet voldoende had aangetoond dat zij aan deze informatieplichten had voldaan, met name met betrekking tot het herroepingsrecht. De gedaagde partij was niet op duidelijke wijze geïnformeerd over deze rechten, wat leidde tot de conclusie dat de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd moest worden. De kantonrechter heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, waarbij een bedrag van € 930,76 aan hoofdsom werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde partij werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie over consumentenrechten in overeenkomsten die buiten verkoopruimten worden gesloten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11577630 \ CV EXPL 25-930
Uitspraakdatum: 25 juni 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Energiewacht B.V.
te Zwolle
de eisende partij
gemachtigde: mr. G. Post
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
De procedure
1.1. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 2.153,00, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten en te verminderen met een deelbetaling.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De overeenkomst is gesloten buiten de verkoopruimte. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230t van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.3.
Vooropgesteld wordt dat de eisende partij haar standpunten met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. De eisende partij moet expliciet en op een duidelijke manier aangeven op welke wijze de overeenkomst tot stand is gekomen. De eisende partij stelt dat sprake is van een overeenkomst buiten de verkoopruimte zonder dit toe te lichten. In productie AT leest de kantonrechter, onder punt f, dat de verkoopadviseur van eiseres bij gedaagde thuis is geweest en aldaar het contract is getekend en achtergelaten. De kantonrechter oordeelt dat er in dit geval sprake is van een overeenkomst die is gesloten buiten de verkoopruimte, maar wijst erop dat het niet aan de kantonrechter is om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie in het dossier. In na dit vonnis aangebrachte zaken kan het niet volledig voldoen aan de stelplicht ertoe leiden dat de vordering geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen.
2.4.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230t lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij
de productie ATovergelegd, voorzien van een toelichting. Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht(en) als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW heeft voldaan.
2.5.
De eisende partij stelt dat de informatie over het herroepingsrecht is opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat de gedaagde partij hiermee niet op duidelijke en begrijpelijke wijze op de hoogte is gebracht van deze informatie. De gedaagde partij had er vóór het sluiten van de overeenkomst tenminste expliciet op gewezen moeten worden dát deze informatie in de algemene voorwaarden te vinden is. Niet gesteld of gebleken is dat daaraan is voldaan.
Ambtshalve toetsing van de contractuele informatieplicht
2.6.
De eisende partij heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de contractuele informatieplicht.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.7.
De schending met betrekking tot het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, maar ten hoogste met twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Omdat deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst binnen die termijn heeft willen herroepen, zal aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie worden verbonden.
2.8.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [2] en onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 [3] moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.9.
In deze zaak heeft de eisende partij de essentiële (pre)contractuele informatieplicht zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 onder h BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en de jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de overeenkomst gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 20% van de door de gedaagde partij oorspronkelijk verschuldigde hoofdsom.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.10.
De kantonrechter moet, gelet op het Dexia-arrest [4] , onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.11.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: Algemene voorwaarden van Energiewacht B.V. voor verkoop van toestellen (hierna: de algemene voorwaarden).
2.12.
Het beding uit de algemene voorwaarden die verband houdt met de vordering, te weten een rente- en incassokostenbeding, uit artikel 15, is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
2.13.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 1.722,40 aan hoofdsom toewijsbaar (€ 2.153,00 x 0.8).
2.14.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 258,36.
2.15.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.16.
De gedaagde partij heeft na het verstrijken van de veertiendagentermijn een bedrag van € 1.050,00 voldaan. Deze deelbetaling strekt, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, eerst in mindering op de buitengerechtelijke incassokosten van € 258,36. Dit maakt dat een bedrag van € 930,76 (€ 1.722,40 - € 791,64) aan hoofdsom zal worden toegewezen.
Conclusie en proceskosten
2.17.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.18.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 930,76, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 februari 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 119,40;
griffierecht € 385,00;
salaris gemachtigde € 135,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
3.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
4.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).