In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 30 april 2025 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tussen de besloten vennootschap Den Hollandsche B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij heeft de gedaagde gedagvaard en vordert betaling van € 2.386,98, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de precontractuele informatieplichten getoetst, zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek, en vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan deze plichten is voldaan.
Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld op mogelijke oneerlijke bedingen, in lijn met het Dexia-arrest en Richtlijn 93/13/EEG. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het rentebeding in artikel 8 van de algemene voorwaarden, dat een rente van 1,5% per maand voorschrijft, oneerlijk is, omdat dit hoger is dan de wettelijke handelsrente. Eveneens is het incassokostenbeding in artikel 9 als oneerlijk beoordeeld, omdat het in strijd is met de wettelijke regeling voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over deze voorlopige oordelen en heeft verdere beslissingen aangehouden.