ECLI:NL:RBNHO:2025:6405

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
11265085 \ CV EXPL 24-5845
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van precontractuele informatieplichten en oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 30 april 2025 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tussen de besloten vennootschap Den Hollandsche B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij heeft de gedaagde gedagvaard en vordert betaling van € 2.386,98, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de precontractuele informatieplichten getoetst, zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek, en vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan deze plichten is voldaan.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld op mogelijke oneerlijke bedingen, in lijn met het Dexia-arrest en Richtlijn 93/13/EEG. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het rentebeding in artikel 8 van de algemene voorwaarden, dat een rente van 1,5% per maand voorschrijft, oneerlijk is, omdat dit hoger is dan de wettelijke handelsrente. Eveneens is het incassokostenbeding in artikel 9 als oneerlijk beoordeeld, omdat het in strijd is met de wettelijke regeling voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over deze voorlopige oordelen en heeft verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11265085 \ CV EXPL 24-5845
Uitspraakdatum: 30 april 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Den Hollandsche B.V.
te Elst
de eisende partij
gemachtigde: mr. drs. P.J.M. Veuger (VD&P juristen)
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 2.386,98, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [2] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: ‘Algemene voorwaarden Den Hollandsche Gedenktekens’ (hierna: de algemene voorwaarden).
2.6.
Artikel 8 van de algemene voorwaarden bevat onder meer een rentebeding. Dat luidt – voor zover relevant – als volgt.
‘Artikel 8. Betaling8.1 Tenzij daarover andere afspraken zijn gemaakt moet de betaling plaatsvinden binnen 14 dagen na de factuurdatum, in de valuta zoals vermeld op de factuur. (…)8.3 Indien een factuur niet tijdig voldaan is, is de afnemer over het openstaande bedrag een rente van 1,5% per ingegane kalendermaand of een deel daarvan verschuldigd. (…)’
2.7.
De bedongen rente bedraagt in dit geval 1,5% per maand. Dat is meer dan de wettelijke handelsrente op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Het rentebeding is daarom oneerlijk.
2.8.
De kantonrechter is daarom voornemens om artikel 8 van de algemene voorwaarden te vernietigen voor zover dit betrekking heeft op de verschuldigde rente. De eisende partij zal de gelegenheid krijgen zich hierover uit te laten.
2.9.
Artikel 9 van de algemene voorwaarden betreft een incassokostenbeding. Dat luidt – voor zover relevant – als volgt.
‘Artikel 9. IncassokostenIn het geval de afnemer niet tijdig betaald, is deze buitengerechtelijke incassokosten aan Den Hollandsche Gedenktekens verschuldigd en wel 15% van het openstaande bedrag, met een minimum van € 400,00. Den Hollandsche Gedenktekens behoudt zich het recht voor om in afwijking van het hiervoor gestelde de wettelijke regeling toe te passen.’
2.10.
De bedongen vergoeding als bedoeld in voornoemd artikel is hoger dan de vergoeding conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Bovendien zijn volgens de tekst van het beding de incassokosten al verschuldigd zodra niet (tijdig) wordt betaald, terwijl de wettekst voorschrijft dat de incassokosten pas ná het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn verschuldigd worden. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het beding daardoor aanzienlijk ten nadele van consumenten afwijkt van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
2.11.
De kantonrechter is daarom eveneens voornemens om artikel 9 van de algemene voorwaarden te vernietigen, voor zover dit betrekking heeft op de buitengerechtelijke incassokosten. De eisende partij zal de gelegenheid krijgen zich hierover uit te laten.
Conclusie
2.12.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van de hiervoor genoemde bedingen.
2.13.
Als aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
2.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 28 mei 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).