ECLI:NL:RBNHO:2025:6431

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
11548800 \ CV EXPL 25-508
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen in een civiele procedure met betrekking tot precontractuele informatieverplichtingen en algemene voorwaarden

In deze civiele procedure heeft de eisende partij, vertegenwoordigd door In Kas Intermediair, de gedaagde partijen gedagvaard. De gedaagde partijen zijn niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van € 660,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter concludeert dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan deze verplichtingen is voldaan.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij getoetst aan de hand van het Dexia-arrest. Artikel 13 van de algemene voorwaarden is beoordeeld en niet oneerlijk bevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn, omdat deze vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De eisende partij heeft ook aanspraak gemaakt op wettelijke rente, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partijen niet in verzuim zijn geraakt, omdat er geen overeengekomen betalingstermijn was. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf het moment dat de in de veertiendagenbrief gestelde betalingstermijn is verstreken.

In de beslissing heeft de kantonrechter de gedaagde partijen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 759,00, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. De veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.S.J. Thijs op 12 juni 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11548800 \ CV EXPL 25-508
Uitspraakdatum: 12 juni 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]h.o.d.n.
[bedrijf]
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: In Kas Intermediair
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden te [plaats 2]
de gedaagde partijen
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partijen gedagvaard. Tegen de gedaagde partijen is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van € 660,00, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [2] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: ‘Algemene Consumentenvoorwaarden en Reglementen VBO’ van 1 september 2018 (hierna: de algemene voorwaarden).
2.6.
Het beding uit de algemene voorwaarden dat verband houdt met de vordering, te weten artikel 13, is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
2.7.
De hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen, omdat deze vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
2.8.
De eisende partij maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van wettelijke rente. Ter onderbouwing van haar vordering stelt de eisende partij dat de gedaagde partijen in verzuim zijn geraakt na het verstrijken van de betalingstermijn zoals vermeld op de desbetreffende nota/factuur. Een betaaltermijn op een nota/factuur is op zichzelf echter geen fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW. Daarvoor is in beginsel een voor nakoming overeengekomen termijn vereist. Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt niet dat partijen de betalingstermijn zijn overeengekomen, zodat de gedaagde partijen niet na het verstrijken van deze betalingstermijn in verzuim zijn geraakt. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het moment dat de in de veertiendagenbrief gestelde betalingstermijn is verstreken, omdat vast staat dat de gedaagde partijen in ieder geval vanaf dat moment in verzuim verkeren.
Conclusie en proceskosten
2.9.
De vordering wordt (grotendeels) toegewezen.
2.10.
De gedaagde partijen worden (overwegend) in het ongelijk gesteld en zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partijen hoofdelijk tot betaling aan de eisende partij van € 759,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 660,00 vanaf 18 december 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partijen hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 122,16;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 135,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).