ECLI:NL:RBNHO:2025:6460

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
23/6723
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het Uwv

Op 13 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. O.H.G. Daane Bolier, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door J. Kramer. Eiseres was het niet eens met de beëindiging van haar Ziektewet (Zw)-uitkering per 25 november 2022, omdat zij meer dan 65% van haar oude loon kan verdienen. De rechtbank heeft de beëindiging van de uitkering beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres en concludeert dat het Uwv terecht heeft gehandeld. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, die de basis vormden voor het besluit van het Uwv. De rapportages van de door eiseres ingeschakelde deskundige zijn onvoldoende onderbouwd, waardoor de rechtbank het beroep ongegrond verklaart. Eiseres krijgt wel het griffierecht en proceskosten vergoed, omdat er een gebrek in de besluitvorming is vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/6723

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. O.H.G. Daane Bolier),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv), verweerder
(gemachtigde: J. Kramer).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [B.V.] uit [plaats 2] (ex-werkgever)
(gemachtigde: J. [naam 3] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van de Ziektewet (Zw)-uitkering van eiseres vanaf 25 november 2022 door het Uwv, omdat zij meer dan 65% van haar oude loon kan verdienen. Eiseres is het niet eens met deze beëindiging van de Zw-uitkering. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de beëindiging van de Zw-uitkering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het Uwv terecht de Zw-uitkering van eiseres heeft beëindigd. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep waar het besluit op is gebaseerd. De ingediende rapportages van de door eiseres ingeschakelde partij-deskundige [naam deskundige] , van het Expertise Instituut, zijn volgens de rechtbank hiertoe onvoldoende onderbouwd. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 26 juli 2022 heeft het Uwv na de Eerstejaarsziektewet-beoordeling (Ezwb) de Zw-uitkering van eiseres ongewijzigd voortgezet.
2.1.
[B.V.] is hiertegen in bezwaar gegaan. Met het bestreden besluit van 24 november 2022 op het bezwaar van [B.V.] heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard en bepaald dat eiseres geen recht meer heeft op een Zw-uitkering vanaf 25 november 2022.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische informatie te delen met de derde-partij. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat kennisneming van de medische stukken niet wordt toegestaan aan de derde-partij, maar uitsluitend aan haar gemachtigde. Als gevolg hiervan kunnen in deze uitspraak de medische stukken niet volledig worden weergegeven. De rechtbank zal daarom in deze uitspraak slechts in algemene zin, voor zover mogelijk, de medische klachten van eiseres benoemen.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.
2.5.
Naast de onderhavige procedure over besluitvorming over de Zw-uitkering, heeft eiseres ook een beroep ingediend over besluitvorming over de Wia-uitkering. Dat beroep, met het zaaknummer HAA 24/105, is eveneens op 11 oktober 2024 op zitting, op een later tijdstip, behandeld.
2.6.
Ter zitting is afgesproken dat eiseres in de gelegenheid wordt gesteld om de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 september 2024 voor te leggen aan de door haar – in de andere beroepsprocedure – ingeschakelde verzekeringsarts [naam deskundige] , zodat die daarop kan reageren. De rechtbank heeft ter uitvoering van de daarover gemaakte afspraken het onderzoek ter zitting geschorst.
2.7.
Eiseres heeft bij brief van 11 november 2024 een reactie gegeven op de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, met als bijlage een aanvullende rapportage van [naam deskundige] van 23 oktober 2024.
2.8.
Het Uwv heeft op 19 december 2024 een reactie hierop gegeven.
2.9.
Partijen hebben desgevraagd laten weten geen tweede zitting te wensen, waarna de rechtbank het onderzoek op 6 mei 2025 heeft gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres was laatstelijk werkzaam als medewerker klantenservice. Op 6 mei 2021 is zij ziek uitgevallen. Het dienstverband is op 31 maart 2022 beëindigd. Haar ex-werkgever is eigenrisicodrager voor de Zw.
4. In het kader van de Ezwb heeft de verzekeringsarts, [naam verzekeringsarts] , op 15 juli 2022 een functionele mogelijkhedenlijst (FML) en een verzekeringsgeneeskundig rapport opgesteld. Op 22 juli 2022 heeft de arbeidsdeskundige [naam 1] geoordeeld dat eiseres ongeschikt is voor haar werk als medewerker klantenservice. De arbeidsdeskundige heeft geen functies kunnen vinden waarmee eiseres meer dan 65% van het maatmanloon kan verdienen.
5. In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, [naam 2] , in de rapportage van 2 november 2022 vermeld de conclusie van de verzekeringsarts niet te kunnen volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangepast en heeft de volgende beperkingen vastgesteld: veelvuldige deadlines en productiepieken (1.8.4), omgaan met conflicten (2.9), werktijden, kan ’s nachts niet werken (6.1). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 14 november 2022 geconcludeerd dat er aanleiding is af te wijken van het oordeel van de arbeidsdeskundige [naam 1] . Eiseres is geschikt voor de maatgevende arbeid. Vervolgens is door het Uwv besloten dat eiseres geen recht meer heeft op een Zw-uitkering.
Toetsingskader
6. Als uitgangspunt bij de beoordeling geldt dat op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de Zw een betrokkene na 52 weken van ongeschiktheid tot werken zijn Zw-uitkering behoudt, als hij als gevolg van ziekte minder kan verdienen dan 65% van zijn laatst verdiende loon (maatmaninkomen). Dit percentage wordt berekend door het maatmaninkomen te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Bij deze beoordeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen. [1] Ook deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Toezegging in de bezwaarprocedure
7. Eiseres stelt dat is afgesproken met de behandelaar van het Uwv dat als de beslissing in de bezwaarprocedure zou wijzigen, dit eerst aan eiseres met een voorgenomen beslissing kenbaar zou worden gemaakt, zodat zij hiertegen nog bezwaren naar voren kon brengen. Verwezen wordt naar een brief/faxbericht van de gemachtigde van eiseres van 28 oktober 2022. Het Uwv heeft dit volgens eiseres niet gedaan, waardoor het besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel is genomen.
7.1.
Volgens het Uwv was geen sprake van de expliciete toezegging dat in alle gevallen waarbij wordt afgeweken van het primaire besluit eerst een voornemen tot wijziging van het besluit zal worden genomen. Daarbij wordt verwezen naar een e-mailwisseling van de gemachtigde van het Uwv met de betrokken behandelaar van het Uwv van 2 januari 2023 die als bijlage bij het verweerschrift is meegestuurd. Daarin is vermeld dat alleen een voorgenomen beslissing zou worden gestuurd als er functies geduid kunnen worden.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat in de primaire arbeidsdeskundige rapportage eiseres ongeschikt werd geacht voor haar maatmanfunctie en dat in de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep eiseres wel geschikt werd geacht voor haar maatmanfunctie. Daarmee zijn op zich geen nieuwe functies geduid, maar is wel het oordeel over de geschiktheid voor haar maatmanfunctie gewijzigd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bijgevoegde brief/faxbericht van de gemachtigde van eiseres dat is besproken dat een dergelijke wijziging eerst voorgelegd zou worden. Het standpunt van het Uwv dat geen sprake is van expliciete toezegging om bij afwijking van het primaire besluit dit middels een voornemen tot wijziging aan eiseres kenbaar te maken, volgt de rechtbank niet, nu door het Uwv niet is gereageerd op het faxbericht van de gemachtigde van eiseres en ook geen telefoonnotities zijn overgelegd waaruit dit standpunt volgt.
7.3.
Dat betekent dat sprake is van een gebrek in de besluitvorming doordat in tegenstelling tot de gemaakte afspraken niet eerst een voorgenomen beslissing is toegestuurd. De vraag is vervolgens welke consequenties daaraan moeten worden verbonden. De rechtbank neemt in aanmerking dat eiseres in deze beroepsprocedure alsnog in de gelegenheid is gesteld om alles naar voren te brengen wat zij naar aanleiding van het voornemen naar voren had willen brengen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit gebrek aan het bestreden besluit te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
Zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
8. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat het Uwv zijn besluitvorming mag baseren op door de verzekeringsarts opgestelde rapporten, als deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn.
8.1.
Blijkens de rapportage is het verzekeringsgeneeskundig onderzoek gebaseerd op dossieronderzoek en het gestelde op de hoorzitting van 2 november 2022. Het medisch onderzoek heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Dat informatie ontbreekt of is gemist, is gesteld noch gebleken.
Medische beoordeling
9. Eiseres stelt dat haar beperkingen zijn onderschat. Ter onderbouwing van haar standpunt zijn berichten van haar behandelaars en een rapport intelligentie onderzoek van 8 januari 2024 ingebracht. Er is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgens eiseres niet onderbouwd waarom de beperkingen in de rubrieken 1 en 2 zijn komen te vervallen. Eiseres verzoekt om een benoeming van een externe deskundige. Daarbij wijst eiseres erop dat één van haar behandelaars geen informatie ten aanzien van een juridische procedure wil verstrekken, waardoor eiseres in bewijsnood verkeert.
10. Eiseres heeft bij brief van 20 september 2024 een expertiserapport van verzekeringsarts [naam deskundige] van 3 september 2024 ingediend. Dit rapport is opgesteld in het kader van de andere hiervoor genoemde beroepsprocedure van eiseres in de zaak met nummer HAA 24/105. Volgens [naam deskundige] zijn de conclusies van de verzekeringsarts in de Zw-procedure van 15 juli 2022 goed volgbaar en zou de FML van 15 juli 2022 van toepassing moeten zijn. Door [naam deskundige] is in de aanvullende rapportage van 23 oktober 2024 nogmaals vermeld dat een aanvullende urenbeperking aan de orde is. [naam deskundige] heeft zich verder op het standpunt gesteld dat lichamelijk onderzoek door hem niets zou opleveren onder andere doordat dit onderzoek alleen iets zegt over datum onderzoek en niet over datum in geding. Ook heeft [naam deskundige] vermeld dat hij zich afvraagt waarom door de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen psychische problematiek is vastgesteld.
10.1.
Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding ziet het standpunt te wijzigen. In de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 februari 2024 is onder meer vermeld dat eiseres niet onder behandeling was. In het aanvullend verweer van 7 oktober 2024 is erop gewezen dat in beide bezwaarprocedures de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres zelfstandig heeft gezien en onderzocht en dat eiseres tijdens deze hoorzittingen/spreekuren haar gezondheidsklachten heeft toegelicht. Het Uwv stelt dat de informatie die verkregen werd tijdens de bezwaarprocedure door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is betrokken bij zijn beschouwing. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van mening dat in het primaire onderzoek de beperkingen niet juist zijn vastgesteld. De arts-gemachtigde van werkgever heeft terecht kritische kanttekeningen geplaatst en in het nu voorliggende expertiserapport wordt daarop niet ingegaan. Alles overziend, zo staat in het aanvullend verweer vermeld, komt de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot de conclusie dat het expertiserapport geen aanleiding geeft om andere beperkingen te stellen.
11. Het Uwv heeft de rapportages van [naam deskundige] , van 3 september 2024 en 23 oktober 2024, voorgelegd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens gerapporteerd op 25 september 2024 dat volgens hem medisch gezien geen reden bestaat om de belastbaarheid van eiseres te wijzigen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vermeld dat de arts-gemachtigde [naam 3] , die namens de ex-werkgever was ingeschakeld, destijds in de bezwaarprocedure terecht kritische kanttekeningen bij de primaire beoordeling in het kader van de Ezwb maakte. [naam deskundige] gaat hier volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep volledig aan voorbij. Verder is in de rapportage van 25 september 2024 vermeld dat [naam deskundige] ook op geen enkele wijze ingaat op het door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gedane onderzoek en de overwegingen die hieruit voortvloeiden. Wat betreft de fysieke beperkingen is vermeld dat [naam deskundige] volstrekt ongemotiveerd aansluit bij de primair gestelde beperkingen. Erop gewezen is dat hij zelf geen lichamelijk onderzoek heeft gedaan en ook door de primaire verzekeringsarts was er destijds geen lichamelijk onderzoek verricht. Dit heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel gedaan. Daarbij konden geen ernstige afwijkingen worden gevonden. In reactie op de aanvullende rapportage van 23 oktober 2024 van [naam deskundige] heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeld dat hij wel degelijk heeft doorgevraagd op de psychische problematiek.
12. De rechtbank is van oordeel dat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende is uiteengezet waarom hij aanleiding heeft gezien om tot een ander oordeel te komen dan de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft benadrukt dat hij twijfels had over de eerder vastgestelde belastbaarheid, waardoor hij in de bezwaarfase tot een andere beoordeling is gekomen. Het is volgens de rechtbank ook de taak van een verzekeringsarts bezwaar en beroep om in de bezwaarprocedure een volledige heroverweging te doen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres ook lichamelijk heeft onderzocht, in tegenstelling tot de primaire verzekeringsarts.
12.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende aandacht besteed aan de problematiek van eiseres en de vraag of op dat vlak sprake is van toegenomen beperkingen. De verzekeringsarts heeft zijn conclusies inzichtelijk gemotiveerd en de rechtbank kan dat volgen.
12.2.
De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rapportages van de door haar ingeschakelde partij-deskundige die eiseres daartegenover zet, bieden daarvoor geen aanleiding. De ingediende rapportages van [naam deskundige] zijn hiertoe onvoldoende onderbouwd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat door [naam deskundige] geen lichamelijk onderzoek is verricht. Ook de door [naam deskundige] gestelde urenbeperking is niet nader onderbouwd. Daarover herhaalt [naam deskundige] uitsluitend wat door de primaire verzekeringsarts in de procedure over de Zw is geconstateerd. Daartegenover staat de wel door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderbouwde heroverweging in bezwaar.
Conclusie over de medische grondslag
13. De rechtbank komt tot de conclusie dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust. Aangezien de rechtbank niet twijfelt aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, ziet zij ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Dit verzoek wordt afgewezen.
Arbeidskundig onderzoek
14. De rechtbank is van oordeel dat, nu de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij het beoordelen van het arbeidsvermogen is uitgegaan van een juiste medische grondslag, geen aanleiding bestaat die beoordeling voor onjuist te houden.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv de Zw-uitkering terecht heeft beëindigd. Het Uwv moet wel het griffierecht aan eiseres vergoeden. Dit omdat sprake is van een gebrek in de totstandkoming van het besluit. Eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht .
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920.