In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 18 juni 2025, wordt de last onder dwangsom die aan eiser is opgelegd in verband met een overtreding van de Algemene plaatselijke verordening Zaanstad 2013 (APV) beoordeeld. Eiser is van mening dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij in strijd heeft gehandeld met de APV en dat een waarschuwing in plaats van een dwangsom had volstaan. De rechtbank oordeelt echter dat de burgemeester bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen, omdat uit de bestuurlijke rapportage van de politie blijkt dat eiser het kennelijke doel had om softdrugs te verhandelen. De rechtbank stelt vast dat het standaardbedrag van € 2.500,- in dit geval onvoldoende afschrikkende werking heeft en dat een bedrag van € 5.000,- in redelijke verhouding staat tot de overtreding. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.
Het procesverloop toont aan dat eiser op 14 april 2023 door de politie is aangehouden en dat er op 17 april 2023 een bestuurlijke rapportage is ontvangen waarin wordt geconcludeerd dat eiser artikel 2:74 van de APV heeft overtreden. De burgemeester heeft op 11 augustus 2023 een last onder dwangsom opgelegd, waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt. Na een hoorzitting op 12 december 2023 heeft de burgemeester het bestreden besluit op 15 januari 2024 gehandhaafd. Eiser heeft beroep ingesteld, dat op 8 mei 2025 is behandeld. De rechtbank concludeert dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd waarom de hoogte van de dwangsom is afgeweken van het standaardbedrag en dat de last onder dwangsom in stand blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.