Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 juni 2025 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker
Samenvatting
Inleiding en procesverloop
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De matrix die het college hanteert om zelfredzaamheid vast te stellen is volgens verzoeker eenzijdig en enkel gebaseerd op wat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ooit heeft opgeschreven als tekenen van zelfredzaamheid. Het college maakt daar ten onrechte harde normen van, die vooral gericht zijn op uitsluiting. Er dient sprake te zijn van maatwerk. Dat biedt het college niet.
Het college heeft voorts niet voldaan aan de eisen die de Wmo stelt aan het onderzoek. Er is verzoeker bijvoorbeeld niet gevraagd om een persoonlijk plan in te leveren. Bovendien is het besluit genomen tegelijk met het gereedkomen van het onderzoeksverslag, terwijl een aanvraag nu juist pas kan worden ingediend na het onderzoek. Er is dus zonder aanvraag recht op opvang beoordeeld.
Het college heeft voor wat betreft de voorwaarden voor opvang verder nog gewezen op artikel 1.2.1. onder aanhef en c van de Wmo, artikel 3.6. van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2024, de artikelen 2.3.1 en 2.3.2 van het Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem houdende regels omtrent de uitvoeringsregels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2024 en op de vaste jurisprudentie van de CRvB. Het college handhaaft het besluit van 15 mei 2025.
De CRvB heeft zich eerder over de door verzoeker genoemde argumenten uitgelaten, zowel ten aanzien van de toepassing van de genoemde bepalingen van het ESH als de genoemde uitspraken van het ESCR. Het moge zo zijn dat verzoeker het niet eens is met de beslissingen van de CRvB, het is vaste rechtspraak. [3] Verzoeker heeft te dien aanzien geen nieuwe argumenten aangevoerd die maken dat de voorzieningenrechter tot een ander oordeel zou moeten komen. Er is geen sprake van een onvoorwaardelijke recht op opvang. Het EHRM heeft eerder geoordeeld dat uit artikel 3 van het EVRM niet kan worden afgeleid dat de verdragsluitende partijen verplicht zijn een ieder die zich binnen zijn jurisdictie bevindt te voorzien van huisvesting [4] . Daarbij is niettemin geoordeeld dat niet kan worden uitgesloten dat artikel 3 van het EVRM toch een verantwoordelijkheid voor een Staat kan meebrengen, te weten indien een vreemdeling, die geheel van de Staat afhankelijk is en zich in een situatie bevindt die wegens een gebrek aan ondersteuning onverenigbaar is met de menselijke waardigheid.
Dat verzoeker stelt dat het niet gelukt zou zijn om zelf voor onderdak zorg te dragen, betekent nog niet dat het niet langer toelaten tot de opvang onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. Het is vaste rechtspraak van de CRvB dat voor een recht op opvang bepalend is of verzoeker in staat is zich te handhaven in de samenleving [5] . Dat volgt ook uit artikel 1.1.1, aanhef en eerste lid, en uit artikel 1.2.1, aanhef en onder c, van de Wmo.
Komt verzoeker in aanmerking voor Noodopvang?
Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat deze voorwaarden onevenredig zijn. Het college krijgt vele verzoeken tot opvang en heeft een beperkt aantal plekken beschikbaar. Die zijn bedoeld voor diegenen die niet, althans beperkt zelfredzaam zijn en een binding hebben met Haarlem. Vooralsnog is niet gebleken dat verzoeker aan die voorwaarden voldoet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2024artikel 3.2, eerste lid onder r luidt:
Algemene voorzieningen zijn er in de vorm van dienstverlening voor het kortduren opvangen van dak- en thuislozen.
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem houdende regels omtrent de uitvoeringsregels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2024
- er ondanks inspanningen van de dakloze persoon nog geen sprake is van een uitstroomplek; of
- het ondanks inspanningen van de dakloze persoon nog niet gelukt is om basiszaken op te starten; of
- als de dakloze persoon nog in afwachting is van een besluit op een aanvraag voor beschermd wonen of op de wachtlijst voor beschermd wonen staat. In het laatste geval kan ter overbrugging begeleiding beschermd wonen ingezet worden op een opvanglocatie, waaronder de locatie(s) waar kortdurende opvang geboden wordt.
- betrokkenen wonen minimaal drie jaar rechtmatig in Nederland;
- uit de basisregistratie personen blijkt dat de volwassene of het gezin in de drie jaar voorafgaand aan de dakloosheid minimaal twee jaar woonachtig waren in Haarlem;
- er is sprake van dakloosheid, waarbij er geen oplossing is in eigen netwerk, en betrokkene(n) kan/kunnen niet op andere wijze zelf in eigen onderdak voorzien; en
- er is geen andere oplossing mogelijk zoals Onder de Pannen, Tijdelijk onder Dak, etc.