ECLI:NL:RBNHO:2025:6819

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
11660398
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wedertewerkstelling en betaling van achterstallig loon door BBL-leerling na beëindiging beroepspraktijkovereenkomst

In deze zaak verzoekt een BBL-leerling wedertewerkstelling en betaling van achterstallig loon, nadat het leerbedrijf de beroepspraktijkovereenkomst per direct heeft beëindigd. De leerling stelt dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst en dat de beëindiging kwalificeert als een onterecht ontslag op staande voet. Het leerbedrijf, Elkro B.V., betwist dit en stelt dat er enkel sprake was van een leerovereenkomst die rechtsgeldig is beëindigd wegens veelvuldig te laat komen. De kantonrechter heeft de verzoeken van de leerling afgewezen, oordelend dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst maar van een leerovereenkomst. De kantonrechter concludeert dat de beëindiging van de overeenkomst rechtsgeldig was, gezien de herhaaldelijke overtredingen van de leerling, waaronder het niet op tijd verschijnen en het niet naleven van veiligheidsvoorschriften. De proceskosten zijn voor rekening van de leerling, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer / rekestnummer: 11660398 \ AO VERZ 25-59
Beschikking van 2 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: mr. A. van Schaik,
tegen
ELKRO B.V.,
te Nieuw-Vennep,
verwerende partij,
hierna te noemen: Elkro,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt een BBL-leerling wedertewerkstelling en betaling van achterstallig loon, nadat het leerbedrijf de beroepspraktijkovereenkomst per direct heeft beëindigd. Volgens de leerling was sprake van een arbeidsovereenkomst en daarmee een (onterecht) ontslag op staande voet. Volgens het leerbedrijf was enkel sprake van een leerovereenkomst en een rechtsgeldige beëindiging daarvan, onder meer wegens veelvuldig te laat komen. De kantonrechter wijst de verzoeken van de BBL-leerling af.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 18 april 2025 met 19 producties;
- het verweerschrift van 19 mei 2025 met 13 producties;
- aanvullende stukken van [verzoeker] van 5 juni 2025;
- de mondelinge behandeling van 6 juni 2025, waar de gemachtigde van [verzoeker] spreekaantekeningen heeft overgelegd en verder door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] 2007, volgt sinds 2024 een Mbo-opleiding aan het Nova College. Het betreft een beroepsbegeleidende leerweg (BBL) tot Assistent metaal, elektro- en installatietechniek. Dit houdt in dat [verzoeker] vier dagen per week werkt en één dag per week naar school gaat.
2.2.
Elkro is sinds 10 juli 2024 een erkend leerbedrijf. Het bedrijf werkt onder meer aan rioleringen, vetafscheiding, ontstoppingen en stankdetectie. De werkdag begint 07:00 uur.
2.3.
[verzoeker] is op 8 november 2024 gestart bij Elkro. Tussen [verzoeker], Elkro en het Nova College is op 16 december 2024 een beroepspraktijkovereenkomst getekend met als ingangsdatum 2 december 2024. De BBL-overeenkomst tussen [verzoeker] en Elkro is niet getekend.
2.4.
Op 17 december 2024 heeft [verzoeker] om 07:35 uur aan Elkro een whatsapp-bericht gestuurd met de tekst:
“Sorry dat ik iets later ben, ik ben er over 5 minuten’’.
2.5.
[verzoeker] heeft tijdens de kerstvakantie van 2024 niet gewerkt. [verzoeker] had nog onvoldoende vakantiedagen opgebouwd om deze twee weken vrij te nemen.
2.6.
Op 17 februari 2025 heeft [verzoeker] om 09:14 uur aan Elkro een whatsapp-bericht gestuurd:
“Goedemorgen, ik heb me verslapen.”Elkro heeft daarop gereageerd:
“Kom maar naar kantoor, heb begrepen dat dit niet de eerste keer is de afgelopen weken.”
2.7.
Op 20 februari 2025 bestond bij [verzoeker] onduidelijkheid over de starttijd van de
werkdag. Elkro had [verzoeker] verzocht eerder te komen, zodat hij kon meerijden naar de
werkplaats in Haarlem waar ze om 07:00 uur moesten beginnen. [verzoeker] dacht dat hij om
07:00 uur op de gebruikelijke plek moest beginnen. De praktijkbegeleiders zijn zonder
[verzoeker] vertrokken. [verzoeker] reageerde om 07:07 uur per whatsapp-bericht dat hij niet met zijn
scooter helemaal naar Haarlem wilde rijden en vroeg om alternatieven. Die waren er niet.
2.8.
Op 21 februari 2025 heeft Elkro tijdens een gesprek de samenwerking met [verzoeker]
met onmiddellijke ingang beëindigd. Dit is dezelfde dag per email bevestigd door Elkro:
“Na herhaaldelijk overleg en verschillende pogingen om de situatie te verbeteren, zien wij ons helaas genoodzaakt de samenwerking met jou te beëindigen. De reden hiervoor is het structureel te laat komen op het werk, ondanks de gemaakte afspraken en waarschuwingen in het verleden. Hoewel wij begrijpen dat er soms onvoorziene omstandigheden kunnen zijn, heeft het voortdurende probleem met punctualiteit een negatieve invloed op de werkzaamheden en het team. Na zorgvuldige afweging hebben wij besloten dat het niet mogelijk is om de situatie op korte termijn te verbeteren, en daarom beëindigen wij de werkzaamheden met u per 21 februari 2025. We zullen de situatie overleggen met de school en zullen de loonadministratie de laatste afhandelingen laten uitvoeren.”
2.9.
Elkro noemt als grondslag voor de beëindiging artikel 5 lid 4 sub f van de algemene voorwaarden van de beroepspraktijkovereenkomst. Daarin staat dat een leerbedrijf de overeenkomst mag beëindigen ‘als de student bij herhaling en zonder geldige reden niet of niet tijdig verschijnt op de aangegeven en bekendgemaakte tijdstippen voor het werk’.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat sprake was van een arbeidsovereenkomst en dat de beëindiging te kwalificeren is als een onterecht ontslag op staande voet. [verzoeker] verzoekt de kantonrechter primair dit ontslag te vernietigen, wedertewerkstelling en Elkro te veroordelen tot (na)betaling van het salaris. Subsidiair verzoekt [verzoeker] onder meer een billijke vergoeding van € 6.377,59, een vergoeding van de kosten voor het studiejaar 2025-2026 van € 1.458,00 en een transitievergoeding. [verzoeker] stelt dat sprake was van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW en dat niet ‘slechts’ een leerovereenkomst bestond. Hij heeft zelfstandig werk verricht en Elkro heeft daar profijt van gehad. Meermaals te laat komen, is geen dringende reden voor ontslag op staande voet.
3.2.
Elkro voert verweer en stelt dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen. Elkro voert ‑ samengevat ‑ aan dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW en dat de beroepspraktijkovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd op grond van de algemene voorwaarden. Er was geen sprake van zelfstandig verrichte arbeid en de dienstbetrekking heeft volledig in het teken gestaan van opleiden. Niet alleen kwam [verzoeker] regelmatig te laat, hij had ook een minimale werkhouding en hield zich niet altijd aan de benodigde veiligheidseisen. [verzoeker] had meermaals zijn beschermende kleding niet op orde (geen veiligheidsschoenen aan) en werd dan weggestuurd.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn niet (meer) in geschil over de aanvangsdatum van 8 november 2024 en het salaris van € 1.074,00 bij een fulltime urenomvang van 38 uur per week. [verzoeker] ging iedere donderdag naar school, zodat de kantonrechter oordeelt dat sprake was van een urenomvang van 32 uur per week.
4.2.
De kern van het geschil tussen partijen is of sprake is van een arbeidsovereenkomst of ‘slechts’ een leerovereenkomst. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een overeenkomst zowel een leerovereenkomst als een arbeidsovereenkomst kan zijn. Een overeenkomst dient als arbeidsovereenkomst te worden aangemerkt, indien is voldaan aan de elementen ‘loon’, ‘gezag’ en ‘arbeid’. [1] Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval en de manier waarop partijen invulling hebben gegeven aan de overeenkomst. Voor de kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen.
Invulling element arbeid
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake was van loon en gezag, zodat alleen nog beoordeeld hoeft te worden of sprake was van het element ‘arbeid’. Om te bepalen of de overeenkomst kwalificeert als arbeidsovereenkomst of als leerovereenkomst moet beoordeeld worden of de werkzaamheden die [verzoeker] heeft verricht in overwegende mate in het belang waren van de opleiding die hij volgde. Daarbij heeft als maatstaf te gelden of de werkzaamheden van [verzoeker] waren gericht op het uitbreiden van de eigen kennis en ervaring van [verzoeker], zulks mede met het oog op de voltooiing van zijn opleiding, zodat niet meer kan worden gesproken van een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt voor de andere partij arbeid te verrichten.
4.4.
Aangezien [verzoeker] stelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, is het aan hem om feiten te stellen die erop wijzen dat de overeenkomst níet met name in het belang van de opleiding was, maar dat overwegend sprake was van het leveren van een arbeidsprestatie voor Elkro. In dit kader heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij werk zelfstandig uitvoerde. Hij deed zes á zeven klussen per dag, hij heeft Elkro zelf benaderd zonder tussenkomst van zijn school, er waren geen leerdoelen aanwezig en er was weinig overleg of samenwerking tussen [verzoeker] en zijn praktijkbegeleider van Elkro. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] aangegeven dat hij zelfstandig muren mocht frezen.
4.5.
Elkro betwist dat [verzoeker] zelfstandig kon en mocht werken. Er was altijd een praktijkbegeleider aanwezig. [verzoeker] werk werd meerdere malen per dag gecontroleerd. Om iets te kunnen leren, moest [verzoeker] het werk na de uitleg inderdaad zelf doen, maar dit gebeurde altijd onder toezicht. [verzoeker] had op school geen vaktheorie geleerd en wist (nog) niets over het loodgietersvak. Hij leerde op school Nederlands, Engels en rekenen. Hij was niet te vergelijken met andere werknemers die bij Elkro in dienst zijn, hij kon evenmin zelfstandig (met alle benodigdheden) naar locaties rijden, omdat hij geen rijbewijs had.
Geen sprake van arbeidsovereenkomst
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit de stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, dat partijen de praktijkovereenkomst hebben gesloten met het oog op de opleiding die [verzoeker] volgde. Hier was sprake van een leerovereenkomst. Vast staat dat [verzoeker] geen enkele relevante voorervaring had, dat hij het vak nog volledig moest leren en dat Elkro hierbij optrad als leermeester. [verzoeker] heeft weliswaar aangevoerd dat hij enkele taken zelfstandig uitvoerde, maar hij was niet in staat de gehele ‘arbeid’ zelfstandig uit te voeren. Desgevraagd verklaarde [verzoeker], toen hem werd gevraagd naar eventueel aanwezige kennis die hij op school over het vak van loodgieter had geleerd, dat ‘een leerling het vak van loodgieter niet uit de boeken leert, maar in de praktijk’. Een leerovereenkomst betekent echter niet dat een begeleider de hele dag naast een leerling staat en over diens schouder meekijkt. Het betekent dat een begeleider al het werk controleert, de opdrachten geeft en de benodigde spullen vervoert. De leerling kan vervolgens zelfstandig een handeling verrichten met daarbij een groeiende leercurve en - hopelijk - steeds meer zelfstandigheid.
4.7.
Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard hij op school vooral les kreeg in Nederlands, Engels en rekenen. De praktijk, zo heeft de kantonrechter begrepen, werd hij geacht te leren door het maken van opdrachten ‘op zijn laptop’. Dit leidt de kantonrechter tot de conclusie dat Elkro [verzoeker] praktijkvaardigheden heeft moeten bijbrengen in de (korte) periode die [verzoeker] bij Elkro heeft doorgebracht. Elkro heeft in dat kader gemotiveerd en onderbouwd gesteld dat alle werkzaamheden van [verzoeker] werden uitgevoerd met een duidelijke instructie vooraf en op uitnodiging en initiatief van het leerbedrijf. De enkele stelling van [verzoeker] dat hij werk heeft gedaan, is onvoldoende om het element ‘arbeid’ te vervullen in de zin van 7:610 BW. Dat zijn werk mogelijk ook enig profijt heeft opgeleverd voor Elkro, betekent niet dat de werkzaamheden niet in overwegende mate in het belang waren van de opleiding die [verzoeker] volgde. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Rechtsgeldige beëindiging
4.8.
De manier waarop de praktijkleerovereenkomst is geëindigd, is wellicht ongelukkig geweest. [verzoeker] werd naar eigen zeggen overvallen door de negatieve feedback van de zijde van Elkro. De communicatie tussen partijen verdient geen schoonheidsprijs, maar de beëindiging was wel rechtsgeldig. De onderliggende reden van de beëindiging, het veelvuldig te laat komen, is door [verzoeker] onvoldoende weersproken. Dat sprake was van meermaals te laat komen, is daarmee aannemelijk. Daar komt bij dat in het geheel niet gemotiveerd is betwist dat [verzoeker] zijn veiligheidsschoenen meermaals niet op orde had, waardoor hij naar huis moest worden gestuurd. Veiligheid is ook een reden voor beëindiging van de praktijkleerovereenkomst (artikel 5 lid 4 sub c algemene voorwaarden). Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] onomwonden verklaard dat hij niet naar Elkro terug wil. Daaruit maakt de kantonrechter op dat [verzoeker] zich bij de beëindiging van de praktijkleerovereenkomst neerlegt.
Afwijzing vorderingen
4.9.
Nu vast staat dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, worden de primaire vorderingen van [verzoeker], te weten vernietiging ontslag op staande voet, wedertewerkstelling en betaling van het loon vanaf 21 februari 2025, afgewezen. Subsidiair heeft [verzoeker] een billijke vergoeding en een transitievergoeding verzocht. Nu geen sprake is van een arbeidsovereenkomst en derhalve ook geen (onterecht) ontslag op staande voet, bestaat geen juridische grondslag voor een billijke vergoeding en/of de verzochte transitievergoeding. Deze vorderingen worden eveneens afgewezen. Ten aanzien van het door [verzoeker] gevorderde bedrag van € 1.458,- ter vergoeding van de kosten voor het schooljaar 2025-2026, oordeelt de kantonrechter als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [verzoeker] bevestigd dat de vordering is gebaseerd op de billijke vergoeding als rechtsgrond. Met verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen en het feit dat verder ten aanzien van het schoolgeld onvoldoende is gesteld, wordt de vordering inzake schoolkosten afgewezen.
Proceskosten
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker], omdat [verzoeker] ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van Elkro worden begroot op € 678,00 (€ 543,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. [2]
Deze beschikking is gewezen door mr. M.Y.H.G. Erkens, kantonrechter, en op 2 juli 2025 in het openbaar uitgesproken door mr. M. Woerdman, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Artikel 7:610 BW.
2.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.