ECLI:NL:RBNHO:2025:7017

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
C/15/366587 / KG ZA 25-406
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op 24-uursstaking door FNV en CNV van grondpersoneel KLM vanwege veiligheidsrisico's op Schiphol

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een kort geding tussen Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) en de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV). KLM had een verbod gevraagd op een aangekondigde 24-uursstaking van het grondpersoneel, die gepland stond voor 28 juni 2025. KLM stelde dat de staking onaanvaardbare veiligheidsrisico's met zich mee zou brengen, vooral gezien de nabijheid van een NAVO-top en de verwachte drukte op Schiphol. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staking onder het bereik van artikel 6 van het Europees Sociaal Handvest valt, maar dat de omstandigheden zodanig waren dat de staking verboden moest worden. De rechter oordeelde dat de staking op dat moment niet kon doorgaan, omdat de veiligheid van passagiers en de operationele continuïteit van Schiphol in het geding waren. De rechter wees de vorderingen van KLM in conventie toe en wees de vorderingen van FNV en CNV in reconventie af. Tevens werden FNV en CNV veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: C/15/366587 / KG ZA 25-406
Proces-verbaal van de zitting, gehouden op 25 juni 2025, houdende mondeling vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
advocaten mr. J.M. van Slooten en mr. M. Jovović te Amsterdam,
tegen
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING ("FNV"),
gevestigd te Utrecht,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CNV,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident,
advocaten mr. A.A.W. Terpstra en mr. P.H. Burger te Utrecht,
en
de naamloze vennootschap
ROYAL SCHIPHOL GROUP N.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres in het incident, gevoegde/tussenkomende partij in de hoofdzaak,
advocaten mr. S.F. Sagel en mr. M.A. Gommer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna respectievelijk KLM, FNV, CNV en Schiphol genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. W.S.J. Thijs, voorzieningenrechter, en mr. S.M.P. Langeveld, griffier.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
Namens KLM:
  • [naam]
  • [naam]
  • mrs. Van Slooten en Jovović voornoemd
Namens FNV en CNV:
  • [naam]
  • [naam]
  • [naam]
  • [naam]
  • mrs. Terpstra en Burger voornoemd
Namens Schiphol:
  • [naam]
  • [naam]
  • mrs. Sagel en Gommer voornoemd.
In het incident
1.1. Het verzoek van Schiphol om te mogen tussenkomen – waartegen KLM noch FNV en CNV bezwaar hebben gemaakt – is ter zitting toegewezen op de grond dat Schiphol belang heeft bij tussenkomst om benadeling van haar eigen rechten en rechtspositie te voorkomen en het geding ten gevolge van de tussenkomst niet nodeloos wordt vertraagd of nodeloos ingewikkeld wordt.
Partijen blijven bij de eerder door hen ingenomen standpunten. De rechter wijst het volgende vonnis.

1.De beoordeling

Spoedeisend belang

1.1.
De door FNV en CNV aangekondigde 24-uursstaking staat gepland voor aanstaande zaterdag. Daarmee is het spoedeisend belang van de vorderingen van KLM gegeven.
Toetsingskader
1.2.
Artikel 6, aanhef en onder 4 van het Europees Sociaal handvest (hierna: ESH), welke bepaling volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad in Nederland rechtstreekse werking heeft [1] , geeft werknemers of de hen vertegenwoordigende vakbonden het recht om collectieve acties te voeren bij belangengeschillen over collectieve afspraken. De strekking van deze bepaling is het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Dat recht brengt, mede gezien het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken. [2]
1.3.
Of sprake is van een collectieve actie in de zin van genoemde ESH-bepaling wordt vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de organisatoren van een collectieve actie om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Indien zij daarin slagen, valt de collectieve actie onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH. De uitoefening van het recht op collectief optreden kan dan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G ESH. Het ligt op de weg van de werkgever, of van een derde, die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is, overeenkomstig hetgeen op dat punt is aanvaard in de rechtspraak van de Hoge Raad, zoals hierna te melden.
1.4.
Of een collectieve actie van werknemers tijdig tevoren aan de werkgever is aangezegd en of partijen waren uitonderhandeld (
ultimum remedium) (de zogenaamde spelregel-toetsing), vormt thans geen zelfstandige maatstaf meer om te beoordelen of een collectieve actie rechtmatig is. De naleving van die spelregels is dus geen zelfstandige voorwaarde voor die rechtmatigheid. Wél zijn die spelregels gezichtspunten bij de beoordeling of de actie moet worden beperkt of verboden. Het ligt dan op de weg van de werkgever (in dit geval KLM) of de derde (Schiphol), die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is. Dat laatste is slechts het geval indien beperkingen aan het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn. [3]
1.5.
Bij de beoordeling van die dringende noodzakelijkheid dient de rechter alle omstandigheden mee te wegen. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn:
- de aard en duur van de actie,
- de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel,
- de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden en
- de aard van die belangen en die schade.
In dit verband kan ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de spelregels zijn nageleefd. [4]
De staking valt onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH
1.6.
De door FNV en CNV aangekondigde staking valt onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 van het ESH. Weliswaar heeft KLM gesteld dat FNV en CNV procesafspraken schenden die tussen partijen zijn gemaakt en dat daarom niet langer kan worden gezegd dat de staking redelijkerwijs kan worden geacht bij te dragen aan collectieve onderhandelingen, maar dat betoog slaagt niet.
In de eerste plaats is gelet op de overgelegde stukken en de verklaringen van partijen namelijk niet aannemelijk geworden dat FNV en CNV zich zodanig hebben geconformeerd aan de gestelde procesafspraken dat zij met de staking op dit moment tussen partijen gemaakte afspraken schenden. In de tweede plaats ziet de onvrede bij de bonden niet alleen op onderwerpen die pas in het multilaterale overleg op de agenda zouden staan, maar ook op het tot dusver bereikte resultaat van het bilaterale deel van de onderhandelingen. Ten slotte speelt ook mee dat met de afspraak die in januari met de VNV is gemaakt voor de vliegers in het proces is afgeweken van de gestelde procesafspraak. De omstandigheid dat dit noodzakelijk was om de operatie voor de zomerperiode veilig te stellen, maakt dat niet anders. FNV en CNV hebben onweersproken gesteld dat hiermee een substantiële hap uit het voor de CAO beschikbare budget al aan één domein (de vliegers) is vergeven. Dat deze afspraak mogelijk niet kan worden geschaard onder de onderhavige cao-onderhandelingen doet daar niet aan af. Dit betekent dat de staking redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen.
Beperkingsgrond als bedoeld in artikel G ESH
1.7.
KLM en Schiphol stellen zich met verschillende argumenten op het standpunt dat dat de staking verboden dan wel beperkt zou moeten worden omdat sprake is van een beperkingsgrond als bedoeld in artikel G van het ESH.
1.8.
De voorzieningenrechter is dat met hen eens. Met name Schiphol heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de aangekondigde staking juist op dít moment, zo kort na de NAVO-top, tot onaanvaardbare veiligheidsrisico’s zou leiden. Meer in het bijzonder moet daarbij worden gedacht aan de gevolgen van de zogenoemde Zero-rate als gevolg van stagnatie op
airside, waardoor aankomende vliegtuigen moeten wachten in het veld, een hoeveelheid wachtende passagiers in de wachtende vliegtuigen en de terminals, en het aantal gestrande transferpassagiers in het beveiligde douanegebied. Bij dat laatste speelt een rol dat uit de verklaring van kolonel [naam] van de Koninklijke Marchaussee (KMar) als gevolg van voornoemde NAVO-top de KMar zich niet voldoende kan voorbereiden op deze gevolgen. Bij dit alles speelt mee dat Schiphol onweersproken heeft gesteld dat het een bijzonder druk weekend is, met een topdrukte op zondag van naar verwachting 224.000 passagiers. Dit betekent dat er nauwelijks ruimte is om de gevolgen van de staking daarna binnen redelijke termijn goed op te vangen.
1.9.
Het betoog van FNV en CNV dat KLM deze gevolgen zou kunnen beperken door ál haar vluchten te annuleren, slaagt niet. Schiphol heeft gesteld dat dit hooguit zal leiden tot een verschuiving van de problematiek in tijd over de dag en over de onderdelen van het samenstel van veiligheidsissues. De voorzieningenrechter heeft geen aanwijzingen dat dit niet juist is.
1.10.
Het voorgaande maakt dat de aangekondigde staking dermate ingrijpend is dat deze op grond van artikel G van het ESH, mede gelet op hoe dit artikel door de Hoge Raad wordt toegepast, voor déze 24-uursstaking een beperking van het collectieve actierecht rechtvaardigt.
1.11.
Dit betekent de vordering in conventie zal worden toegewezen als hierna gemeld.
1.12.
De vordering in reconventie zal worden afgewezen, omdat er geen rechtsgrond is om KLM ten behoeve van de bonden te gebieden haar vluchten te annuleren. Bovendien volgt uit het betoog van Schiphol dat het annuleren van de vluchten van KLM geen oplossing biedt voor het veiligheidsrisico.
Proceskosten
1.13.
FNV en CNV zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van KLM worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
125,30
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.124,30
In het incident wordt Schiphol geacht geen zelfstandige kosten te hebben gemaakt. De proceskosten van Schiphol in de hoofdzaak worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00
1.14.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
2.1.
verbiedt FNV en CNV door te gaan met het in enigerlei vorm, direct of indirect, organiseren, oproepen tot, of verlenen van medewerking aan de aangekondigde collectieve acties bij KLM op 28 juni 2025,
2.2.
gebiedt FNV en CNV om hun leden op te roepen om af te zien van het in enigerlei vorm, direct of indirect, deelnemen aan, organiseren, of steun verlenen aan de aangekondigde collectieve acties bij KLM op 28 juni 2025,
2.3.
bepaalt dat ieder van de vakbonden afzonderlijk, voor het geval zij handelt in strijd met het in 2.1 of 2.2 bepaalde, een dwangsom verbeurt van € 1.000.000,-,
2.4.
veroordeelt FNV en CNV hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van KLM tot op heden begroot op € 2.124,30 en aan de zijde van Schiphol tot op heden begroot op € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als FNV en CNV niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
2.5.
veroordeelt FNV en CNV hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
2.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
2.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
De rechter sluit de zitting.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. W.S.J. Thijs, voorzieningenrechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. S.M.P. Langeveld, griffier.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Hoge Raad 30 mei 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9402,
2.Zie Hoge Raad 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3077 (
3.Vgl. Hoge Raad 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1687 (