ECLI:NL:RBNHO:2025:7078

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
HAA 22/1771 en HAA 23/6805
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhaving van brandwerendheid, geluidsisolatie en thermische isolatie van een gevel in Texel

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 23 juni 2025, zijn de beroepen van eiser tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel aan de orde. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de besluiten om niet handhavend op te treden ten aanzien van de brandwerendheid, geluidsisolatie en thermische isolatie van de gevel van zijn pand in Texel. De rechtbank oordeelt dat de beroepen gegrond zijn, omdat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een overtreding van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank stelt vast dat de gevel van het pand van derde-partij in strijd met de verleende omgevingsvergunning is aangebouwd, waardoor de regels voor brandwerendheid niet meer van toepassing zijn. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten van het college en draagt het college op om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiser krijgt recht op vergoeding van griffierecht, proceskosten en deskundigenkosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/1771 en HAA 23/6805

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G. Visser),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, het college

(gemachtigde: M. Oosterdijk).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [plaats] , derde-partij

(gemachtigde: mr. A. van Schaik)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de besluiten van het college om niet handhavend op te treden ten aanzien van de brandwerendheid, de geluidsisolatie en de thermische isolatie van de gevel van het pand [adres 1] in [plaats] , Texel.
Brandwerendheid
1.1.
Met het primaire besluit van 2 april 2020 heeft het college het verzoek van eiser om handhavend op te treden tegen diverse overtredingen ten aanzien van het pand [adres 1] deels afgewezen en deels toegewezen. Met het besluit van 23 maart 2021 heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit op een onderdeel gegrond verklaard en herroepen en voor het overige ongegrond verklaard. Met de uitspraak van 30 december 2021 [1] heeft de rechtbank het beroep van eiser, dat zich uitsluitend richtte tegen de brandwerendheid van de gevel van het pand [adres 1] , gegrond verklaard, het besluit op bezwaar van 23 maart 2021 op dat punt vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Met het bestreden besluit van 1 maart 2022 op het bezwaar van eiser heeft het college het besluit om niet handhavend op te treden tegen de gevel voor wat betreft de brandwerendheid met een nieuwe motivering in stand gelaten. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld. Dit beroep heeft het zaaknummer HAA 22/1771 gekregen.
Geluidsisolatie en thermische isolatie
1.2.
Met het primaire besluit van 29 juni 2022 heeft het college het verzoek van eiser om handhavend op te treden tegen de geluidsisolatie en de thermische isolatie van de gevel van het pand [adres 1] afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 september 2023 heeft het college het bezwaar van eiser gegrond verklaard, omdat het primaire besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet goed gemotiveerd is. Het college heeft besloten het besluit om handhaving af te wijzen, niet te herroepen, het primaire besluit na aanvullend onderzoek en met verbetering van de motivering in stand te houden en het verzoek om toekenning proceskosten af te wijzen. Aan eiser is wel een dwangsom toegekend vanwege het niet tijdig beslissen. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld. Dit beroep heeft het zaaknummer HAA 23/6805 gekregen.
1.3.
Het college heeft op 13 juli 2022 op het beroep met zaaknummer HAA 22/1771 gereageerd met een verweerschrift en heeft op 17 mei 2024 de rechtbank bericht af te zien van een schriftelijk verweerschrift in het beroep met zaaknummer HAA 23/6805. Derde-partij heeft niet schriftelijk gereageerd op de beroepen.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen gezamenlijk op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het college en [naam] , derde-partij, [derde partij] , en de gemachtigde van derde-partij. Voorts is [deskundige 1] als deskundige brandveiligheid met eiser meegekomen en is
[deskundig adviseur] als deskundig adviseur met derde-partij meegekomen.
1.5.
De behandeling van de beroepen is ter zitting geschorst, omdat de rechtbank aanvullende informatie nodig had om de beroepen goed te kunnen beoordelen. De rechtbank heeft vervolgens de Stichting Advisering bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (STAB) als deskundige benoemd om een onderzoek te verrichten en de rechtbank te adviseren. De rechtbank heeft op 15 januari 2025 het deskundigenrapport van de STAB ontvangen. Op 17 januari 2025 heeft de rechtbank een kopie van het STAB-rapport doorgestuurd aan partijen. Het college en derde-partij hebben zich daarover schriftelijk uitgelaten. Eiser heeft zich niet daarover uitgelaten.
1.6.
Nadat partijen desgevraagd hadden aangegeven geen behoefte te hebben aan een tweede zitting, is de behandeling van het onderzoek op 21 mei 2025 gesloten.

Totstandkoming van de bestreden besluiten

2. Eiser bezit het pand aan de [adres 2] in [plaats] , Texel. Derde-partij bezit het naastgelegen pand aan de [adres 1] in [plaats] , Texel. Beide panden liggen op het bedrijventerrein [naam bedrijventerrein] .
Op 6 juli en 7 augustus 2007 heeft het college aan eiser een bouwvergunning eerste en tweede fase verleend voor het geheel veranderen van een bedrijfspand op het perceel [adres 3] .
Op 7 december 2017 heeft het college aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend om de bedrijfsruimte aan de [adres 4] te vergroten en een bedrijfswoning op [huisnummers] te realiseren.
Brandwerendheid
3.1.
Op 15 oktober 2019 heeft de afdeling toezicht van het college het pand van derde-partij bezocht naar aanleiding van een klacht van eiser over het bouwen in afwijking van de op 7 december 2017 verleende vergunning. In het bijbehorende opnamerapport is geconstateerd dat de wand tussen het pand op nummer [huisnummer 1] en het pand op nummer [huisnummer 2] strak tegen de gevel van nummer [huisnummer 2] is gebouwd zonder gebruik te maken van een buitenschil. Volgens het rapport bestond in de bouwperiode overeenstemming tussen eiser en derde-partij om het zo te bouwen, maar is deze toestemming door eiser ingetrokken. De gevel is nu één wand geworden.
3.2.
Op 30 oktober 2019 heeft eiser een verzoek om handhaving bij het college ingediend omdat derde-partij in afwijking van de op 7 december 2017 verleende omgevingsvergunning en het Bouwbesluit 2012 zou bouwen.
3.3.
Met het besluit van 2 april 2020 heeft het college – voor zover in deze procedure nog relevant – het verzoek om handhavend op te treden tegen de gevel, omdat deze niet zou voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van de brandwerendheid (branddoorslag en brandoverslag) afgewezen. Met het besluit op bezwaar van 23 maart 2021 is het college bij dit besluit gebleven.
3.4.
Met de uitspraak van 30 december 2021 heeft de rechtbank het beroep van eiser op dit onderdeel gegrond verklaard en het besluit op bezwaar van 23 maart 2021 vernietigd. In de uitspraak is het volgende overwogen [2] :
“9.1 Eiser 1 voert aan dat de borstwering is voorzien van afwijkend materiaal (vurenhout en cementplaat) ten opzichte van de verleende omgevingsvergunning. De door eiser 1 ingeschakelde deskundige, de
heer [deskundige 2] van VB&T Brandveiligheid en Milieu, heeft ter plaatse geconstateerd dat er een lichte wand is geplaatst in afwijking van de verleende omgevingsvergunning, waarin de plaatsing van een betonnen muur staat. Ook zijn gipsplaten aangebracht waarbij niet vaststaat of deze aan de voorgeschreven dikte voldoen (te weten 2 keer 15 millimeter brandwerende gipsplaat). De deskundige werd door eiser 2 de toegang tot het pand geweigerd, zodat alleen gekeken kon worden vanaf de zijde van eiser 1. Vanaf die zijde voldoet de dikte van de gipsplaten vermoedelijk niet.
9.2
De deskundige heeft ter zitting zijn rapport als volgt (samengevat) toegelicht. De brandwerendheid moet 60 minuten zijn. Met de materialen die nu zijn gebruikt, kan die brandwerendheid alleen van binnen naar buiten worden gehaald. De gebruikte materialen moeten echter bekeken worden in samenhang met de constructie van het pand. De brandwerendheid is dus afhankelijk van de toepassing van het materiaal en daarbij is de constructie bepalend. In het pand is aan de desbetreffende wand sprake van rechtopstaande profielen met gipsplaat. Een gipsplaat moet echter als inpandige wand worden gebruikt en niet als gevel, zoals in dit geval gedaan is. In het pand is nu sprake van een gevel met een loze ruimte, met erboven een goot die is gekit aan de gevel van eiser 1. Dat is een a-typische oplossing en ook afwijkend van de verleende bouwvergunning. Er is dus volgens de deskundige sprake van een onjuiste toepassing van de gipsplaat. Daardoor staat niet vast dat 60 minuten brandwerendheid wordt behaald. Als oplossing stelt de deskundige voor dat een sandwichpaneel aan de staalconstructie wordt vastgeschroefd.
9.3
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat de deskundigheid van de door eiser 1 ingeschakelde deskundige niet door verweerder is betwist. Daarnaast staat vast dat verweerder naar aanleiding van het rapport van de deskundige zelf geen nader onderzoek ter plaatse heeft gedaan, maar enkel op basis van de stukken uit het dossier heeft geconcludeerd dat wel wordt voldaan aan de brandwerendheidseisen van het Bouwbesluit. De rechtbank acht dit – aangezien de bezwaren van de deskundige zich in het bijzonder richten op de ter plaatse concreet gekozen oplossing welke volgens hem vanuit een oogpunt van brandwerendheid tekortschiet – onzorgvuldig. Ook heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd aangegeven waarom naar zijn oordeel – anders dan door de deskundige is betoogd – het gebruikte materiaal, in samenhang bezien met de constructie van het pand, wel voldoende is voor een brandwerendheid van 60 minuten. Deze beroepsgrond slaagt daarom.”
3.5.
Met het bestreden besluit van 1 maart 2022 op het bezwaar van eiser heeft het college het besluit om niet handhavend op te treden tegen de gevel voor wat betreft de brandwerendheid met een nieuwe motivering in stand gelaten. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een overtreding, omdat de gevel voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Om die reden is er volgens het college geen grondslag om handhavend op te treden. Vast staat dat de gevel niet geheel in overeenstemming met de verleende omgevingsvergunning van 7 december 2017 is uitgevoerd. De buitenschil ontbreekt. Tijdens de bouw en achteraf is door de toezichthouder beoordeeld of de afwijkende uitvoering wel voldeed aan de eisen van brandwerendheid die het Bouwbesluit 2012 stelt. De toezichthouder heeft een aanvullend onderzoek verricht en de bevindingen opgenomen in het opnamerapport van 1 februari 2022. Daaruit volgt dat het pand op nummer [huisnummer 1] in een brandcompartiment ligt met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van 60 minuten naar een ruimte op het belendende perceel. Voor de bepaling van de WBDBO dient het eigen gebouw gespiegeld te worden ten opzichte van de perceelgrens, er hoeft dus geen rekening gehouden te worden met het belendende gebouw. Dit op basis van de regels voor spiegelsymmetrie (artikel 2.84, achtste lid, van het Bouwbesluit 2012). Omdat de gevel op minder dan één meter van de denkbeeldige, gespiegelde gevel van het pand op nummer [huisnummer 2] ligt, gelden voor de brandwerende gevel dezelfde eisen als voor een binnenwand (NEN 6069). Het gaat hier nadrukkelijk om de gevel van het pand op nummer [huisnummer 1] en niet om een samengestelde wand met het belendende pand. Elke eigenaar blijft alleen verantwoordelijk voor zijn eigen gevel en hoeft geen rekening te houden met de kwaliteit van de gevel van de buurman. Voor derde-partij volstaat het om aan te tonen dat de gevel 60 minuten brandwerend is van binnen naar buiten op de criteria van (R) bezwijken, (E) vlamdichtheid en (I) temperatuur (REI). Uit de bevindingen van de toezichthouder kan worden geconcludeerd dat de hele gevel 60 minuten brandwerend is van binnen naar buiten. De gebruikte materialen en de wijze van uitvoering voldoen daarvoor.
Geluidsisolatie en thermische isolatie
4.1.
Op 28 februari 2022, aangevuld op 10 mei 2022, heeft eiser een verzoek om handhaving ingediend, omdat derde-partij in afwijking van de op 7 december 2017 verleende omgevingsvergunning en het Bouwbesluit 2012 zou bouwen. Volgens verzoeker voldoet de gevel niet aan de gestelde prestatie-eis van geluidsisolatie (≥ 52 dB tussen woningen), omdat de geluidsisolatie tussen het pand op nummer [huisnummer 1] en het pand op nummer [huisnummer 2] in zijn geheel ontbreekt. Daarnaast voldoet de gevel ook niet aan de thermische isolatie voorschriften (warm en koud). Eiser heeft ter onderbouwing verwezen naar een e-mail van 11 mei 2022 van [deskundige 2] van het bedrijf VB&T Brandveiligheid & Milieu. Eisers verzoek komt erop neer dat de gevel in zijn geheel opnieuw getoetst zou moeten worden aan het Bouwbesluit.
4.2.
Met het primaire besluit van 29 juni 2022 heeft het college het verzoek om handhavend op te treden tegen de gevel, omdat deze niet zou voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van de gestelde prestatie-eis van geluidsisolatie en de thermische isolatie voorschriften, afgewezen. Er is sprake van een overtreding, omdat de gevel niet exact gebouwd is zoals op de tekeningen staat die horen bij de verleende omgevingsvergunning van 7 december 2017. Dit feit is voor het college echter onvoldoende om handhavend op te treden, omdat handhaving onevenredig is tot de daarmee te dienen belangen [3] . Het college heeft besloten vanwege de volgende acht argumenten af te zien van handhavend optreden:
Uit het opnamerapport van 15 oktober 2019 en correspondentie blijkt dat er voor aanvang van de bouw nog overeenstemming was tussen eiser en derde-partij over de wijze waarop de gevel wordt gebouwd en uitgevoerd. Die instemming is ingetrokken nadat de gevel was gerealiseerd;
De veiligheid van het bouwwerk (de constructie) is niet in gevaar; er wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012;
De veiligheid van omliggende bouwwerken is niet in gevaar: er wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012;
Het uiterlijk van het bouwwerk is niet zichtbaar gewijzigd. Het bouwwerk is niet hoger/breder/dieper geworden. Ook is er niets gewijzigd aan de kleurstelling en dergelijke;
Eiser motiveert niet waarom het voor hem van belang is dat er handhavend moet worden opgetreden, welke hinder of overlast hij ondervindt of welk gevaar er voor hem dreigt. Er wordt slechts gesteld dat er een wettelijk voorschrift zou worden overtreden;
De kosten voor derde-partij zijn onevenredig in verhouding tot de belangen van eiser. Derde-partij zou een vergunning moeten aanvragen voor de huidige gewijzigde gevel die naar het oordeel van het college voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Er ontbreekt een redelijk doel en belang om dat af te dwingen;
Eiser heeft met derde-partij een civielrechtelijk geschil over waar exact de grens tussen beide bouwwerken loopt. Een eventuele vergunningenprocedure zal naar verwachting wederom ontaarden in een uitzichtloze en jarenlang durende rechtsstrijd;
Het beslag dat eiser legt op de ambtelijke capaciteit door het voortdurend indienen van handhavingsverzoeken en bezwaar- en beroepschriften jegens derde-partij vindt het college ondertussen onaanvaardbaar hoog geworden, terwijl daarmee naar de mening van het college geen enkel redelijk belang en doel gediend is. Op deze wijze hiermee doorgaan leidt nogmaals tot een jarenlange strijd waar geen “winnaar” meer uitkomt. Het college adviseert eiser dringend om te trachten de geschillen op andere wijze op te lossen. Bijvoorbeeld door het inschakelen van een onafhankelijke mediator. Dit heeft de rechtbank eiser ook al aangeraden.
4.3.
Met het bestreden besluit van 21 september 2023 op het bezwaar van eiser heeft het college het bezwaar van eiser gegrond verklaard, omdat het primaire besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet goed gemotiveerd is. Het college heeft het primaire besluit na aanvullend onderzoek en met verbetering van de motivering in stand gelaten. Bij de heroverweging heeft het college gebruik gemaakt van de opnamerapporten van 15 oktober 2019, 1 februari 2022 en 20 april 2023 en van de door derde-partij overgelegde informatie van 5 en 8 maart 2023. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende grond is om handhavend op te treden, omdat een overtreding van het Bouwbesluit 2012 niet kan worden vastgesteld [4] . Aannemelijk is gemaakt dat de hele gevel bestaat uit een zogenoemde metal-stud wand waaraan een dubbele laag ‘Gyproc’ gipsplaten is aangebracht. Deze platen zorgen niet alleen voor de vereiste brandwerendheid, maar op basis van de productkenmerken zouden deze ook voor voldoende geluids- en thermische isolatie moeten zorgen. Een bouwkundig toezichthouder van de gemeente heeft eerder al geoordeeld dat de wijze waarop de wand is gemaakt voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 en dat is ook aan derde-partij meegedeeld. Derde-partij heeft mogen vertrouwen op het oordeel van deze deskundige toezichthouder. Op basis van het verzoek om handhaving is er geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Ten aanzien van de geluidsisolatie merkt het college op dat, nu eiser vooralsnog medewerking aan het onderzoek door een deskundige naar de feitelijke geluidsdoorslag weigert en zelf geen enkel bewijs levert dat niet wordt voldaan aan de eisen van geluidsisolatie, dit niet aan derde-partij kan worden tegengeworpen.
Ten aanzien van de thermische isolatie merkt het college op dat de eisen die daarop betrekking hebben zich richten op het eigen gebouw. In dit geval dat van derde-partij. Wanneer het gebouw van derde-partij niet goed zou zijn geïsoleerd ondervindt eiser daarvan geen overlast of nadeel. Eiser wordt derhalve niet in zijn belangen geraakt als het gebouw van derde-partij niet is voorzien van een goede thermische isolatie.
Er wordt afgezien van handhavend optreden, omdat het algemeen belang van handhaving en het belang van eiser niet zwaarder weegt dan het belang van derde-partij [5] .

Wet- en regelgeving

5.1.
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) of het Bouwbesluit 2012 is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
5.2.
Het verzoek om handhaving van de Wabo en het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van de brandwerendheid is gedaan op 26 oktober 2019, 30 maart 2021, 8 juni 2021, 22 juni 2021, 27 juni 2021. Het verzoek om handhaving van de Wabo en het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van de geluidsisolatie en de thermische isolatie is gedaan op 28 februari 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo en het Bouwbesluit 2012, zoals die golden vóór 1 januari 2024, van toepassing blijven.

Beoordeling door de rechtbank

6.1.
Deze uitspraak gaat over de besluiten van het college om niet handhavend op te treden tegen de gevel van het pand [adres 1] in [plaats] , Texel ten aanzien van de brandwerendheid, de geluidsisolatie en de thermische isolatie. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartegen een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de besluiten om niet handhavend op te treden.
6.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de beroepen gegrond zijn, omdat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een overtreding. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
7.1.
De gevel van het pand van derde-partij op [adres 4] is in strijd met de op
7 december 2017 aan derde-partij verleende omgevingsvergunning strak tegen de gevel van het pand van eiser op [adres 3] aangebouwd, zonder daarbij een buitenschil aan te brengen. Eiser kan zich hier niet mee verenigen. In de beroepen gaat het (nog) om de brandwerendheid, de geluidsisolatie en de thermische isolatie van de gevel. Volgens eiser wordt niet voldaan aan de prestatie-eisen van het Bouwbesluit 2012 voor wat betreft veiligheid (hoofdstuk 2, artikel 2.84, eerste lid), gezondheid (hoofdstuk 3, artikelen 3.8, eerste lid, 3.16, eerste lid, en 3.21, eerste lid) en energiezuinigheid (hoofdstuk 5 , artikel 5 .3).
7.2.
Om te kunnen beoordelen of voldaan wordt aan de prestatie-eisen van het Bouwbesluit 2012 heeft de rechtbank de STAB verzocht om allereerst te adviseren hoe de gevels of gevel van [adres 4] en [huisnummer 2] moet(en) worden beoordeeld in het kader van het Bouwbesluit 2012. Is er sprake van een samengestelde gevel of niet? Waarom wel, waarom niet? Vervolgens heeft de rechtbank de STAB verzocht om te beoordelen of wordt voldaan aan de prestatie-eisen uit het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van de brandwerendheid, de geluidsisolatie en de thermische isolatie. De STAB heeft naar aanleiding van de vragen van de rechtbank een deskundigenrapport uitgebracht.
Gevel
8.1.
Ten aanzien van de gevel heeft de STAB het volgende geconcludeerd:
“De afstand tussen [adres 5] en [huisnummer 2] is kleiner dan 1 m. De scheiding moet daarom volgens NEN 6069 voor wat betreft de brandwerendheidseisen beoordeeld worden als een scheidingswand, en niet als twee buitengevels. (…)
Voor de overige aspecten (geluidwering en thermische isolatie) ontbreekt een dergelijke definitie in de bouwregelgeving. In aansluiting bij de definitie uit het Activiteitenbesluit stelt STAB dat een gevel een ruimte scheidt van de buitenlucht. Omdat de ruimte tussen de zijwanden van [adres 5] en [huisnummer 2] is afgedicht, grenzen de wanden niet aan de buitenlucht en is er geen sprake meer van gevels. STAB is daarom van oordeel dat de wand voor alle aspecten gezien en beoordeeld moet worden als scheidingswand.”
8.2.
Naar aanleiding van de conclusie van de STAB ziet de rechtbank de gevel in het kader van het Bouwbesluit 2012 zowel voor wat betreft de brandwerendheid als de geluidsisolatie en de thermische isolatie als een scheidingswand.
Brandwerendheid
9.1.
Ten aanzien van de brandwerendheid heeft de STAB het volgende geconcludeerd:
“Bij de realisatie van de wand van [adres 5] zijn de regels voor spiegelsymmetrie uit het Bouwbesluit 2012 in acht genomen en is de wand volgens NEN 6069 beoordeeld aan de hand van de eisen aan een scheidingswand. Op basis van die regels was het voldoende om een wand met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van EI 60 minuten van [adres 5] naar [adres 3] uit te voeren. Er is na de bouw van het pand [adres 5] echter feitelijk geen sprake meer van twee losse gevels, maar van één gezamenlijke scheidingswand. In die situatie kan de WBDBO naar het oordeel van STAB niet beoordeeld worden op basis van spiegelsymmetrie, maar moet beoordeeld worden of het eindproduct aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012 voldoet.
De scheidingswand tussen [adres 5] en [adres 3] voldoet niet aan de nieuwbouweisen uit het Bouwbesluit 2012 van een WBDBO van 60 minuten op het criterium voor temperatuurisolatie (EI). De WBDBO in de richting van [adres 3] naar [adres 5] bedraagt op de begane grond namelijk minder dan 60 minuten en mogelijk slechts 30 minuten.”
9.2.
Naar aanleiding van de conclusie van de STAB gaat de rechtbank ervan uit dat voor wat betreft brandwerendheid niet voldaan wordt aan de prestatie-eisen uit het Bouwbesluit 2012.
9.3.
De rechtbank stelt vast dat het college zich in het bestreden besluit van 1 maart 2022 op het standpunt heeft gesteld dat er ten aanzien van de brandwerendheid geen grondslag is om handhavend op te treden. Volgens het college is er geen sprake van een overtreding, omdat de gevel voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Daarbij is het college uitgegaan van de regels voor spiegelsymmetrie. Anders dan het college komt de rechtbank naar aanleiding van de conclusie van de STAB tot het oordeel dat er ten aanzien van de brandwerendheid wel sprake is van een overtreding en dat derde-partij als de overtreder moet worden aangemerkt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het pand van eiser als eerste is gebouwd en dat op dat moment voldaan werd aan het Bouwbesluit 2012. Later heeft derde-partij de gevel van zijn pand in strijd met de aan hem verleende omgevingsvergunning strak tegen de gevel van het pand van eiser aangebouwd en sindsdien moet de gevel gezien worden als een scheidingswand waardoor de regels voor spiegelsymmetrie niet meer opgaan. Dat betekent dat door het handelen van derde-partij niet meer voldaan wordt aan het Bouwbesluit 2012. Omdat sprake is van een overtreding is er een grondslag om handhavend op te treden. Dat betekent dat het bestreden besluit van 1 maart 2022 op dit punt niet in stand kan blijven.
Geluidsisolatie en thermische isolatie
10.1.
Ten aanzien van de geluidsisolatie heeft de STAB het volgende geconcludeerd:
“Voor de beoordeling van de scheidingswand tussen [adres 5] en [huisnummer 2] wordt de wand gezien als één wand, er gelden geen eisen aan de door de afzonderlijke eigenaren gerealiseerde geluidwering.
STAB heeft een reductie van het luchtgeluid tussen de eerste verdieping van [adres 5] en de eerste verdieping van [adres 3] berekend van 61 dB(A). Dit is ruim hoger dan de eis aan de minimale geluidwering van 52 dB, zodat hier ook zonder het uitvoeren van metingen aangenomen mag worden dat voldaan wordt aan de minimale eis uit het Bouwbesluit 2012.
Op basis van de berekeningen van STAB bedraagt de reductie van het luchtgeluid tussen de begane grond/eerste verdieping [adres 5] en de begane grond van [adres 3] circa 54 dB(A). Dit is 2 dB hoger dan de eis aan de minimale geluidwering van 52 dB(A). Of de scheidingwand met zekerheid aan de grenswaarde voldoet, is met een meting vast te stellen.
Omdat beide gebouwen op geen enkele plek door harde materialen aan elkaar gekoppeld zijn, is niet aannemelijk dat de normen voor contactgeluid (54 en 64 dB) worden overschreden. Alleen een meting kan hierover definitief uitsluitsel geven.
Er zijn nabij de scheidingswand aan de zijde van [adres 5] geen installaties aanwezig die mogelijk tot geluidoverlast in [adres 3] kunnen leiden.”
10.2.
Ten aanzien van de thermische isolatie heeft de STAB het volgende geconcludeerd:
“Het Bouwbesluit 2012 stelt geen eisen aan de warmte-isolatie van de scheidingswand, omdat de ruimten aan beide zijden verwarmd zijn. De scheidingswand zelf is echter onvoldoende geïsoleerd en niet waterdicht. Dit komt omdat de isolatie in de verticale delen niet goed aansluit op de isolatie in de langswanden van [adres 5] en [huisnummer 2] en omdat de zetstukken de spouw niet goed afdichten. De kopse kanten van de scheidingswand voldoen daarom niet aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012 voor wering van vocht en energiezuinigheid.
De goot aan de bovenzijde van de scheidingswand is wel voldoende geïsoleerd en tegen [adres 3] aan goed afgedicht. STAB verwacht dat deze aansluiting wel aan de eisen voor thermische isolatie en vochtwering uit het Bouwbesluit 2012 voldoet.”
10.3.
Naar aanleiding van de conclusies van de STAB gaat de rechtbank ervan uit dat voor wat betreft de geluidsisolatie voldaan wordt aan de prestatie-eisen uit het Bouwbesluit 2012 en dat voor wat betreft de thermische isolatie niet voldaan wordt aan de prestatie-eisen uit het Bouwbesluit 2012.
10.4.
De rechtbank stelt, anders dan het college, dat eiser wel een belang heeft bij naleving van het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van de thermische isolatie. Uit de conclusie van de STAB blijkt namelijk dat de scheidingswand niet voldoet ten aanzien van de wering van vocht en energiezuinigheid. Bij vochtwering en energiezuinigheid heeft eiser in zijn woning wel degelijk een belang.
10.5.
De rechtbank stelt voorts vast dat het college zich in het bestreden besluit van
21 september 2023 op het standpunt heeft gesteld dat er onvoldoende grond is om handhavend op te treden, omdat een overtreding van het Bouwbesluit 2012 niet kan worden vastgesteld. Anders dan het college komt de rechtbank naar aanleiding van de conclusie van de STAB tot het oordeel er ten aanzien van de thermische isolatie wel een overtreding van het Bouwbesluit 2012 kan worden vastgesteld. Dat betekent dat er wel een grondslag is om handhavend op te treden en dat het bestreden besluit van 21 september 2023 voor zover dat betrekking heeft op de thermische isolatie niet in stand kan blijven. Dat het college in reactie op het STAB-rapport heeft gesteld dat het hier gaat om tekortkomingen die relatief eenvoudig door derde-partij zijn te verhelpen, maakt niet dat er daarom van handhaving kan worden afgezien. Het college zou er – door middel van een handhavingstraject – op toe moeten zien dat deze tekortkomingen worden verholpen.

Conclusie en gevolgen

11.1.
De beroepen zijn gegrond omdat de bestreden besluiten in strijd zijn met het motiveringsbeginsel (artikel 7 :12 van de Awb). De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 1 maart 2022 en vernietigt het bestreden besluit van 21 september 2023 voor zover dat betrekking heeft op de thermische isolatie. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering (een zogenoemde bestuurlijke lus).
11.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college nieuwe besluiten moet nemen met inachtneming van deze uitspraak en het advies van de STAB. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken.
11.3.
Omdat de beroepen gegrond zijn moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.721,- omdat de gemachtigde van eiser twee beroepschriften heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.
11.4.
Tot slot heeft eiser in de brief van 24 april 2024, aangevuld op 2 september 2024, aangegeven dat er kosten zijn gemaakt voor de deskundige. De rechtbank ziet aanleiding om deze kosten te laten vergoeden, omdat het punt waarop de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard een punt is waarover de deskundige heeft geadviseerd. Deze kosten bedragen € 3.547,24. Het college moet deze kosten betalen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 1 maart 2022;
  • vernietigt het bestreden besluit van 21 september 2023 voor zover dat betrekking heeft op de thermische isolatie;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 368,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiser;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 3.547,24 aan deskundigenkosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In de zaken met de nummers HAA 21/2109, HAA 21/1805 en HAA 21/2089.
2.Eiser is in die uitspraak eiser 1, derde-partij is eiser 2 en verweerder is het college.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:574.
4.Zie o.a. de uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2023, ECLI:NLRVS:2023:2407.
5.Zie o.a. de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1368.