ECLI:NL:RBNHO:2025:7460

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
HAA 24/3808
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering kindgebonden budget en evenredigheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en de Dienst Toeslagen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van zijn kindgebonden budget voor 2023, die door de Dienst Toeslagen op nihil was vastgesteld. Dit besluit was gebaseerd op de overschrijding van de vermogensgrens. Eiser had een bedrag van € 807 aan te veel ontvangen voorschot terug te vorderen. Eiser stelde dat de terugvordering onevenredig was, omdat hij niet op de hoogte was van de vermogensgrens en de informatie op de website van de Dienst Toeslagen niet duidelijk was. De rechtbank oordeelde dat de terugvordering niet volledig kon worden doorgevoerd, omdat eiser niet volledig kon worden tegengeworpen dat hij niet op de hoogte was van alle voorwaarden voor het kindgebonden budget. De rechtbank matigde de terugvordering tot vijftig procent van het voorschot en bepaalde dat de rente dienovereenkomstig moest worden aangepast. Eiser kreeg ook het door hem betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats [woonplaats]
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/8308

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 september 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder het kindgebonden budget van eiser over 2023 definitief berekend en vastgesteld op nihil en hierbij een bedrag van € 807 (inclusief € 6 aan rente) aan te veel ontvangen voorschot kindgebonden budget teruggevorderd.
Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar van eiser bij beslissing op bezwaar van 26 november 2024 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen op 23 december 2024 beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2025 te Alkmaar. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

Feiten
1. In een voorschotbeschikking van 28 december 2022 heeft verweerder het kindgebonden budget voor 2023 van eiser berekend op een bedrag van € 801. Verweerder heeft hierbij het volgende medegedeeld:

“Specificatie gegevens

In
Mijn toeslagenop toeslagen.nl ziet u de gegevens waarmee wij uw toeslagen
hebben berekend. U vindt deze gegevens onder het tabblad ‘Mijn beschikkingen’

Belangrijke informatie

Wij hebben uw toeslag voor 2023 berekend. Controleer zelf of de gegevens die wij hiervoor hebben gebruikt goed zijn. dat doet u in Mijn toeslagen. Kies ‘2023’bij de toeslag die u wilt checken. Kijk of wij het inkomen goed hebben ingeschat. Is het inkomen anders of ziet u andere gegevens die niet kloppen? Geef dit meteen aan ons door. Dan passen wij uw toeslag aan.
(…)
Kijk of alles klopt
Controleer of de gegevens waarmee wij uw voorschot hebben berekend goed. Klopt er iets niet? Het makkelijkst is om dan een wijziging aan ons door te geven met
Mijn toeslagen. U ziet dan meteen het nieuwe bedrag van uw toeslag. (…)

Voorlopige berekening

Deze voorschotbeschikking is een voorlopige berekening. De berekening is gebaseerd op de gegevens die op dit moment bij ons bekend zijn. Verandert er iets in uw situatie waardoor uw toeslag lager wordt of stopt? U bent verplicht om dit binnen 4 weken aan ons door te geven. (…)

Meer informatie

Hebt u nog vragen over uw toeslagen? Kijk dan op toeslagen.nl. U kunt daar ook inloggen op
Mijn toeslagen.
2. Op 31 juli 2024 heeft verweerder een melding vanuit de Basisregistratie Inkomen (BRI) ontvangen dat het toetsingsinkomen van eiser over 2023 is vastgesteld op € 47.837 en de rendementsgrondslag ten aanzien van eisers vermogen op € 0. Het toetsingsinkomen van eisers toeslagpartner over 2023 is vastgesteld op € 61.428 en de rendementsgrondslag ten aanzien van haar vermogen op € 312.574.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder het kindgebonden budget over 2023 definitief berekend en vastgesteld op nihil. Verweerder heeft hierbij medegedeeld dat eiser een bedrag van € 807 (inclusief € 6 aan rente) aan te veel ontvangen voorschot kindgebonden budget moet terugbetalen.
Geschil
4. In geschil is of verweerder de aan eiser betaalde voorschotten aan kindgebonden budget (inclusief rente) over 2023 kan terugvorderen wegens overschrijding van de vermogensgrens, waarbij eiser zich beroept op het evenredigheidsbeginsel.
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat de terugvordering onevenredig is. Daartoe voert eiser – zakelijk weergegeven – het volgende aan. Op de voorschotbeschikking staat dat de berekening is gebaseerd op de gegevens die op dat moment bij verweerder bekend zijn en dat eiser op de website
Mijn toeslagende gegevens waarmee verweerder het voorschot heeft berekend, kan controleren. Dat heeft eiser gedaan. Alle door eiser te controleren gegevens op
Mijn toeslagenwaren daarbij correct vermeld. Het vermogen van eiser en zijn toeslagpartner was niet vermeld als een te controleren gegeven op
Mijn toeslagen. Nergens op deze website is vermeld dat er een vermogensgrens is voor het recht op kindgebonden budget en ook is niet vermeld dat het vermogen nog niet is meegenomen bij de berekening van het voorschot. Het vermogen wordt wel ieder jaar bij de aangifte inkomstenbelasting doorgegeven, net als het inkomen. Op 22 oktober 2022, twee maanden voor de voorschotbeschikking, is de aangifte inkomstenbelasting 2021 definitief vastgesteld en daarvoor was ook al de aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2022 gedaan. Uit de aanslag inkomstenbelasting 2021 volgt een vermogen dat uitkomt boven de vermogensgrens. Nu alle door hem te controleren gegevens op
Mijn toeslagenjuist waren, meende eiser recht te hebben op het kindgebonden budget. Eiser stelt dat hem daarom niet kan worden tegengeworpen dat de vermogensgrens is overschreden. Ook stelt eiser dat verweerder ten onrechte rente heeft berekend over het teruggevorderde bedrag.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de terugvordering niet onevenredig is, omdat het overschrijden van een vermogensgrens geen bijzondere omstandigheid is op grond waarvan van terugvordering kan worden afgezien dan wel de terugvordering kan worden gematigd. Eiser kon op de website toeslagen.nl (dat is een andere website dan
Mijn toeslagen) zien dat voor het kindgebonden budget een vermogensgrens bestaat en wat deze vermogensgrens is. Ook kon eiser een proefberekening maken op de website van verweerder, waarbij naar het vermogen wordt gevraagd. Verder had eiser op
Mijn toeslagenkunnen doorklikken op ‘wijzigingen doorgeven’. Er komt dan een mogelijkheid om het vermogen te wijzigen.
Beoordeling van het geschil
Terugvordering kindgebonden budget
7. Niet in geschil is dat de tegemoetkoming kindgebonden budget voor het jaar 2023 terecht op nihil is gesteld vanwege overschrijding van de vermogensgrens (artikel 1, lid 4, Wet op het kindgebonden budget (Wkgb)). Wel is in geschil of verweerder het betaalde voorschot (geheel) kan terugvorderen. Bij de beoordeling daarvan dient verweerder op grond van artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af te wegen en geldt dat hij onder bijzondere omstandigheden van terugvordering kan afzien of het terug te vorderen bedrag kan matigen, ook als die omstandigheden al bij de vaststelling van de toeslagen aan de orde konden komen (ABRvS 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3535).
8. In het Verzamelbesluit Toeslagen (het Verzamelbesluit) is het beleid over het terugvorderen van toeslagen vastgesteld. Hierin is opgenomen dat alleen bijzondere omstandigheden zich verzetten tegen gehele terugvordering en dat als dergelijke omstandigheden zich voordoen en gehele terugvordering onevenredig is, verweerder kan afzien van de terugvordering of het bedrag van de terugvordering kan matigen. In het Verzamelbesluit zijn voorbeelden van bijzondere omstandigheden opgenomen. Daarbij is uitdrukkelijk vermeld dat van bijzondere omstandigheden geen sprake is als de terugvordering het gevolg is van het overschrijden van een vermogensgrens.
9. Naast de in het Verzamelbesluit genoemde omstandigheden kunnen ook andere omstandigheden aanleiding voor matiging zijn (vgl. ABRvS 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1628, r.o. 7.12). De rechtbank komt tot het oordeel dat de door eiser aangevoerde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot matiging van het terug te vorderen bedrag. Daarbij is het volgende van belang.
10. Verweerder heeft met betrekking tot de toekenning van het voorschot het volgende toegelicht. Het kindgebonden budget is door verweerder verstrekt zonder dat daartoe door eiser een aanvraag is gedaan, aangezien er recht bestond op kinderbijslag en eiser kinderopvangtoeslag ontving. Hij wordt dan geacht een aanvraag voor het kindgebonden budget te hebben gedaan (artikel 5, lid 2, Wkgb). Bij de bepaling van (de hoogte van) het voorschot zijn door verweerder daarbij alleen (geschatte) inkomensgegevens van eiser en zijn toeslagpartner in aanmerking genomen. Het (geschatte) vermogen van eiser en zijn toeslagpartner is hierbij niet in aanmerking genomen. Het vermogen wordt, zo verklaart verweerder, uitsluitend achteraf in aanmerking genomen bij de definitieve berekening van het kindgebonden budget, namelijk als de aanslag inkomstenbelasting is vastgesteld en er een melding komt vanuit de BRI.
11. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat het vooraleerst aan eiser zelf is om de door verweerder gebruikte gegevens voor toekenning van het kindgebonden budget te controleren, zodat een voorschot wordt verleend dat zoveel als mogelijk overeenkomt met het later vastgestelde, definitieve recht (vgl. ABRvS 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1628, r.o. 7.5). Daaraan doet op zichzelf niet af dat het voorschot niet door eiser zelf is aangevraagd. Er zijn in dit geval echter wel omstandigheden die, in onderling verband en in samenhang bezien, maken dat aan eiser niet geheel kan worden tegengeworpen dat hij niet op de hoogte was van alle voorwaarden voor toekenning van het kindgebonden budget. Eiser heeft zijn gegevens na ontvangst van de voorschotbeschikking meteen gecontroleerd op de website
Mijn toeslagen,zoals vermeld op de voorschotbeschikking en daarbij vastgesteld dat de daarop vermelde gegevens juist waren. Nergens op de websitepagina van
Mijn toeslagenwaarop eiser zijn gegevens kon controleren is vermeld dat het (geschatte) vermogen van eiser nog niet is meegenomen voor de berekening van het kindgebonden budget of dat er een vermogensgrens geldt. Als door eiser gesteld en door verweerder niet weersproken staat voorts vast dat eiser en zijn toeslagpartner het (box 3) vermogen en hun inkomsten steeds tijdig hebben aangegeven in de aangiften inkomstenbelasting en dat het vermogen in 2021 al boven de vermogensgrens lag. In de voorschotbeschikking is zonder enig voorbehoud vermeld dat de berekening is gebaseerd op de gegevens die op dat moment bij verweerder bekend waren. Dat eiser op basis van de door verweerder bij de voorschotbeschikking en op
Mijn toeslagenverstrekte informatie veronderstelde dat verweerder alle benodigde gegevens had om zijn recht op kindgebonden budget te bepalen, acht de rechtbank dan ook begrijpelijk. Daaraan doet niet af dat eiser een wijziging in het vermogen had kunnen doorgeven nadat hij zou hebben doorgeklikt op ‘wijzigingen doorgeven’, aangezien de door eiser op aanwijzing van verweerder te controleren gegevens juist waren en het dus niet voor de hand lag om wijzigingen door te geven. Bij het voorgaande is mede van belang dat eiser heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van het onderscheid tussen de Belastingdienst en verweerder en dat de rechtbank op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting geen aanleiding heeft om dat in twijfel te trekken. Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op het feit dat eiser het kindgebonden budget niet zelf heeft aangevraagd en hij via de voorschotbeschikking is verwezen naar de site
Mijn toeslagen, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet volledig kan worden tegengeworpen dat hij niet ook de algemene site van verweerder (www.toeslagen.nl) heeft geraadpleegd voor alle geldende voorwaarden. Weliswaar staat deze website wel ook op de voorschotbeschikking genoemd voor het geval er vragen over de toeslagen zijn, maar zoals hiervoor overwogen is begrijpelijk dat eiser meende te kunnen volstaan met de controle van zijn gegevens op
Mijn toeslagen. Dat de systemen van de Belastingdienst, waar de aanslagen inkomstenbelasting zijn ingediend, niet zijn gekoppeld aan de systemen van verweerder maakt onder deze omstandigheden dat verweerder de gevolgen daarvan niet volledig ten laste van eiser mag laten komen. Volledige terugvordering door verweerder van het aan eiser voor het jaar 2023 verleende voorschot kindgebonden budget is daarom niet evenredig.
12. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover dit ziet op de terugvordering van het voorschot kindgebonden budget 2023.
12. De rechtbank ziet aanleiding om uit een oogpunt van finale geschilbeslechting zelf in de zaak te voorzien en de terugvordering te matigen. De rechtbank zal bepalen dat de terugvordering van eiser van het teveel ontvangen voorschot kindgebonden budget voor het jaar 2023 wordt beperkt tot vijftig percent van dit voorschot.
Rente
14. Ten aanzien van de rente die verweerder over het teruggevorderde bedrag aan ten onrechte uitbetaald kindgebonden budget in rekening heeft gebracht, heeft te gelden dat verweerder deze rente in rekening moet brengen. Dat staat in artikel 27, lid 1, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. De wijze waarop de rente berekend dient te worden, staat in het tweede lid van dat artikel. De wet biedt geen ruimte om hiervan af te zien. Voor zover het teruggevorderde bedrag wordt gematigd, zal de rente wel dienovereenkomstig worden gematigd.
Proceskosten en griffierecht
15. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding, omdat niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Wel dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit doch uitsluitend voor zover dit ziet op de terugvordering van het voorschot kindgebonden budget 2023;
  • bepaalt dat de terugvordering van het voorschot kindgebonden budget voor het berekeningsjaar 2023 wordt beperkt tot vijftig percent van dit voorschot;
  • vermindert de rente dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 51 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M. Mensink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.
griffier rechter
Een afschrift aan partijen verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.